Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 4:2
"In de benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt"
Psalm 4:2
Deze psalm – een avondlied (:9) – hoort bij psalm 3 dat een morgenlied is. Het staat dus in de context van Davids vlucht voor zijn eigen zoon, Absalom. We mogen misschien wel zeggen dat dit het diepste punt is in Davids leven. Zijn koningschap wankelt, zijn gezinsproblemen liggen op straat, zijn eigen zoon zoekt zijn vader te doden en zijn leven loopt direct gevaar. Wat een ellende!
Wat kunnen we hier desondanks veel van leren, als we dat zouden willen. David zoekt zijn hulp bij God. Niet een onbestemde God, niet een soort godsgevoel van binnen, maar de "God van mijn gerechtigheid". Onze tekst zegt, dat die God voor David ruimte maakte in de benauwdheid. Hij loste de benauwdheid, de problemen en de dreiging niet op. Nee, dat niet. Maar midden in die ellende schept God ruimte. Welke ruimte? Wel, om Hem te dienen, te gehoorzamen en te vertrouwen.
Eerst richt David zich tot zijn vijanden (:3 en 4) en zegt wie hij is: "een gunstgenoot van de Here"! Zo mag elke ware gelovige zich noemen. Wij roemen immers in Zijn vrije gunst. Wij mogen Gods gunstgenoot zijn. Het klinkt als een waarschuwing: "Denk erom, als ik tot de Here roep dan zal Hij mij horen". Met andere woorden: "Ik zal zelf niet strijden, maar stil zijn, de Here zal voor mij strijden" (Ex. 14:14). Nou, dan moet elke vijand oppassen! Hier vinden we Davids geloofsvertrouwen, midden in de benauwdheid en in het doodsgevaar. Tot zichzelf lijkt hij te zeggen: "Je mag wel boos worden, maar in je boosheid moet je niet zondigen (:5). Je moet er met de Here over spreken, over al die moeilijke mensen, die je leven zuur maken, je treiteren en je dagen vergallen. Maar tegenover hen moet je erover zwijgen; op je bed (leger) mag je er in je hart met de Here over praten. Leg het Hem voor". "Heb je vijanden lief en bid voor hen die je vervolgen" (Matth. 5:44), zo heeft immers de Heiland ons geleerd!
En dan komt het moeilijkste. "Breng offers naar de eis en vertrouw op de Here" (:6). Offers? Wat is dat? Dat is onszelf overgeven aan de Here. Niet in het vlees strijden tegen deze mensen. Niet ons eigen recht zoeken, noch ons eigen gelijk, maar alles offeren, naar de Schrift: "…dat gij uw lichamen stelt tot een levend (geen dood slachtoffer!), levend), heilig en Gode welgevallig offer. Dit is uw redelijke eredienst" (Rom.12:1). Wat zijn we daar ver bij vandaan als we in het vlees strijden voor ons eigen gelijk. We willen misschien wel een goed Woord horen op zondag in de kerk, maar Paulus zegt: "dit is de ‘logica’ – het redelijke, het logische, de dienst des Woords, ja, uw eigenlijke eredienst: jezelf offeren, levend en wel, dat is: voortdurend, elke dag, aan Hem!
Voor David wordt dit alles een enorme levensvreugde, ondanks de benauwdheid. Hij heeft nu groter vreugde dan toen alles in Israël voorspoedig ging. In deze geloofswandel kan David rustig slapen en veilig wonen (:9). Wat leren we hier de basisprincipes van het christelijk geloof! Moge de Here onze ogen dáárvoor openen.
Feike ter Velde
Psalm 4:2
Deze psalm – een avondlied (:9) – hoort bij psalm 3 dat een morgenlied is. Het staat dus in de context van Davids vlucht voor zijn eigen zoon, Absalom. We mogen misschien wel zeggen dat dit het diepste punt is in Davids leven. Zijn koningschap wankelt, zijn gezinsproblemen liggen op straat, zijn eigen zoon zoekt zijn vader te doden en zijn leven loopt direct gevaar. Wat een ellende!
Wat kunnen we hier desondanks veel van leren, als we dat zouden willen. David zoekt zijn hulp bij God. Niet een onbestemde God, niet een soort godsgevoel van binnen, maar de "God van mijn gerechtigheid". Onze tekst zegt, dat die God voor David ruimte maakte in de benauwdheid. Hij loste de benauwdheid, de problemen en de dreiging niet op. Nee, dat niet. Maar midden in die ellende schept God ruimte. Welke ruimte? Wel, om Hem te dienen, te gehoorzamen en te vertrouwen.
Eerst richt David zich tot zijn vijanden (:3 en 4) en zegt wie hij is: "een gunstgenoot van de Here"! Zo mag elke ware gelovige zich noemen. Wij roemen immers in Zijn vrije gunst. Wij mogen Gods gunstgenoot zijn. Het klinkt als een waarschuwing: "Denk erom, als ik tot de Here roep dan zal Hij mij horen". Met andere woorden: "Ik zal zelf niet strijden, maar stil zijn, de Here zal voor mij strijden" (Ex. 14:14). Nou, dan moet elke vijand oppassen! Hier vinden we Davids geloofsvertrouwen, midden in de benauwdheid en in het doodsgevaar. Tot zichzelf lijkt hij te zeggen: "Je mag wel boos worden, maar in je boosheid moet je niet zondigen (:5). Je moet er met de Here over spreken, over al die moeilijke mensen, die je leven zuur maken, je treiteren en je dagen vergallen. Maar tegenover hen moet je erover zwijgen; op je bed (leger) mag je er in je hart met de Here over praten. Leg het Hem voor". "Heb je vijanden lief en bid voor hen die je vervolgen" (Matth. 5:44), zo heeft immers de Heiland ons geleerd!
En dan komt het moeilijkste. "Breng offers naar de eis en vertrouw op de Here" (:6). Offers? Wat is dat? Dat is onszelf overgeven aan de Here. Niet in het vlees strijden tegen deze mensen. Niet ons eigen recht zoeken, noch ons eigen gelijk, maar alles offeren, naar de Schrift: "…dat gij uw lichamen stelt tot een levend (geen dood slachtoffer!), levend), heilig en Gode welgevallig offer. Dit is uw redelijke eredienst" (Rom.12:1). Wat zijn we daar ver bij vandaan als we in het vlees strijden voor ons eigen gelijk. We willen misschien wel een goed Woord horen op zondag in de kerk, maar Paulus zegt: "dit is de ‘logica’ – het redelijke, het logische, de dienst des Woords, ja, uw eigenlijke eredienst: jezelf offeren, levend en wel, dat is: voortdurend, elke dag, aan Hem!
Voor David wordt dit alles een enorme levensvreugde, ondanks de benauwdheid. Hij heeft nu groter vreugde dan toen alles in Israël voorspoedig ging. In deze geloofswandel kan David rustig slapen en veilig wonen (:9). Wat leren we hier de basisprincipes van het christelijk geloof! Moge de Here onze ogen dáárvoor openen.
Feike ter Velde