Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 66:9

Feike ter Velde • 78 - 2002/03 • Uitgave: 19
“… die onze ziel herleven deed …”
Psalm 66:9


Het gaat hier om een danklied. Het begint ook met een lofprijzing en een groot maken van de Here. Ons vers spreekt over de herleving, het weer tot leven brengen, het in het leven stellen (Statenvert.) van de ziel. Er is hier sprake van een diepe geestelijke vernieuwing. We kunnen veel leren van wat de Schrift ons hier meedeelt. Als we deze lessen zouden missen in ons leven dan missen we eigenlijk het hart van de bijbelse boodschap. Deze spreekt, net als deze psalm, over een levende relatie die een mens mag hebben met de levende God. Gaandeweg de psalm wordt het persoonlijker. Vers 5 — 12 spreekt over `wij' en over `ons', maar daarna spreekt de psalmdichter over `ik' — het wordt een persoonlijk getuigenis. Hij schaamt zich niet voor wat de Here aan hem heeft gedaan - : 5 "Komt en ziet" en :16 "Komt en hoort". Hij heeft echt wat te zeggen over zijn ervaringen met God.

Ja, hij heeft veel meegemaakt. Veel geleden. De mensen hebben hem van alles aangedaan. Diep gekwetst, vernederd, beroofd, gemarteld (:12) — hij kan ervan vertellen. "We zijn door vuur en door water gegaan", — en dat gaat heel ver. We horen er als `t ware in, dat de smart nauwelijks te overleven was.

Hoevelen van ons kunnen niet verhalen wat mensen ons hebben aangedaan. Dagelijks voel je er de pijn van als je eraan terugdenkt. Pastorale werkers hebben de handen vol aan beschadigde mensen, aan mensen die niet goed kunnen functioneren, omdat er diepe wonden zijn geslagen in hun binnenste. De wereld is vol van verhalen over wat mensen elkaar kunnen aandoen, ook binnen families en gezinnen, van kinderen naar ouders en van ouders naar kinderen. Velen dragen de pijn mee die werd veroorzaakt. Dat is wat we hier ook lijken aan te treffen in deze psalm.

Toch moeten we oog hebben voor een diep geheimenis in het heilshandelen van God, zoals we dat ook hier aantreffen. De psalmdichter heeft namelijk een grote ontdekking gedaan in al het verschrikkelijke wat mensen hem aandeden: hij zag de hand Gods in dit alles! "Gij deedt mensen over ons hoofd rijden..." Achter alle ellende die hem is overkomen zag hij Gods hand, Gods bedoeling. De Here heeft al het lijden, al de moeite en al de pijn toegelaten. Ja, toegelaten met een bedoeling! "Want Gij hebt ons getoetst, o God, ons gelouterd, gelijk men zilver loutert" (:10).

Hier vinden we het antwoord op onze grootste vraag, die we soms uitschreeuwen in de diepste nood: "0 God, waarom?" 0, dat we die antwoorden mogen vinden: "Gij deed het. Gij hebt mij getoetst — beproefd (S.V.), opdat ik zou leren zien, dat U, Here, het bent, Die niet zal toelaten dat mijn voet wankelt" (:9). Daarvoor gebruikt de Here mensen om ons heen, soms familieleden, soms medegelovigen, soms ook omstandigheden.

Hij wil onze ziel doen herleven, opdat we gaan meezingen uit eigen ervaring: "Geprezen zij God, die mijn gebed niet afwees, noch mij Zijn goedertierenheid onthield" (:20)

Feike ter Velde