Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 77:12

Feike ter Velde • 78 - 2002/03 • Uitgave: 3
Het geloofsvertrouwen in de psalmen

'Ik zal de daden des Heren gedenken'
Psalm 77:12


De tekst begint met 'Ik'. Het is een persoonlijk relaas. Asaf spreekt over zichzelf. We lezen in deze psalm een diep persoonlijk doorleven van verdriet, van innerlijke verlatenheid. Het is zo anders geworden dan vroeger. God, die mij vroeger zo nabij was en zegende, lijkt nu zo ver weg. Alles is veranderd en niet meer zoals toen. Er is een knagende vertwijfeling. De vragen in de nacht grijpen zo diep in en lijken onmogelijk te beantwoorden. Vijf vragen van puur ongeloof komen hier naar boven:

1. Zal de Here dan voor altoos verstoten?
2. Neemt Zijn goedertierenheid voor immer een einde?
3. Houdt de belofte op?
4. Vergeet God genadig te zijn?
5. Sluit Hij zijn barmhartigheid in (S.V.: 'door') toorn toe?

Angstige vragen die de donkere nachten nog veel donkerder maken. Er is niemand die dit snapt. Aan wie zou je 't uitleggen? In deze vragen zinkt de ziel diep weg. Wie kent niet zulke momenten?

Ik ging er ook eens diep doorheen. Momenten van geloofsstrijd, vertwijfeling en dan al die angstige vragen. Onze kinderen waren tieners. Stel je voor: je verliest je baan, je inkomen. Je moet verhuizen. Je kunt de studie van je kinderen niet meer betalen. Het wordt net als bij jezelf, vroeger thuis: er is geen geld. Je kinderen moeten ook maar aan het werk gaan om wat te verdienen om het hoofd boven water te houden. Ze krijgen verkeerde vrienden, ze laten de Here los en gaan eigen wegen. Wat is de nacht dàn lang en donker. Waarom spookt dat allemaal door m'n hoofd?
Na zo'n nacht sloeg ik 's morgens vroeg mijn Bijbel open. Ik had gebeden om een woord ter bemoediging. Terstond begon ik te lezen, daar waar ik mijn Bijbel opensloeg en waar mijn oog het eerste op viel: "Bedenk toch wat vooraf gegaan is aan deze dag" - Haggaï 2:19 ....ik dacht aan de zorgen van de lange nacht. Ik was moe en de dag moest nog beginnen. Ik bedacht verder wat vooraf was gegaan. Gods genade kwam in mijn gedachte. Zijn zegeningen. Ik mocht de Here Jezus kennen. Ik mocht weten dat mijn zonde was verzoend, dat ik een kind van God was geworden. Ik herinnerde mij vele zegeningen en onverdiende blijken van Gods genade in mijn leven. De ochtend klaarde steeds meer op. Ik las de tekst opnieuw en wat erop volgde: "...de vierentwintigste der negende maand". Ik bedacht: de negende maand, dat is bij ons september. Het wàs toen september en met een schok ontdekte ik dat het die dag ook nog uitgerekend de vierentwintigste was. Ik ontroerde heel diep en dankte de Here terwijl ik verder las..."van deze dag aan zal Ik zegenen" (:20).
Sinds die dag weet ik heel zeker: de Here zorgt voor ons, dwars door alles heen.

Bij alle angstige vragen die Asaf hier stelt breekt een grote ommekeer door: "Ik zal de daden des Heren gedenken". Uw wonderen, Uw werken, Uw daden. Na de zorgen en de vertwijfeling breekt de lofzang door. Zó is ons geloofsleven: zuchten in de moeite, zinken in de zorgen, zingen in de genade en zegevieren omdat onze God zó groot is (:14).

Onze tekst is niet alleen een keerpunt in deze psalm, ook in ons leven, onze levenshouding. Ons afkeren van eigen zorgen, zonden en vertwijfeling en ons omkeren tot de Here. Het grootste wonder is het opgerichte kruis op Golgotha, het lege graf op de Paasmorgen, de verheerlijking op hemelvaartsdag en de uitstorting van Zijn Geest op de Pinksterdag. Ja, gedenken, dat Hij ons land bevrijdde van duivelse tirannie. Dit ook. Maar méér nog: wat Hij in Christus deed en doet voor u en voor mij.

Feike ter Velde