Het normale christelijke leven

Feike ter Velde • 78 - 2002/03 • Uitgave: 5
De christenheid valt in een steeds grotere verbrokkeling uiteen. Sommigen houden vast aan de eigen traditie van de kerk, maar daar wordt veel geklaagd over de jeugd, die enerzijds vernieuwing zoekt en anderzijds oppervlakkigheid en ongeïnteresseerdheid wordt verweten. Anderen, die onder de verzamelnaam 'evangelisch' zijn te vangen, schieten in allerlei richtingen uiteen. Er is een roep om eenheid en verbondenheid, maar de werkelijkheid laat toch vaak het tegendeel zien. Wat is het 'normale' christelijke leven eigenlijk nog?

Het is Pasen geweest. We herdachten het lijden en sterven van de Here
Jezus Christus en vierden Zijn opstanding. Het is Pinksteren geworden en we stonden stil bij de komst van de Heilige Geest. Dat doet de christelijke kerk al heel erg lang. De grote kerkelijke feestdagen bepalen ons ieder jaar bij de grote gebeurtenissen die samenhangen met de komst van Christus en Zijn heilsdaden. Maar werkt het wel wat uit? Dringt het wel echt tot ons door? Doen we er iets mee? Of is het werk van Christus versteend in jaarlijkse feestdagen?

De eerste christenen moeten deze christelijke feestdagen niet hebben gekend. Die zijn van een latere datum. Wij hebben er vrije dagen aan ontleend, maar de betekenis ervan lijkt voor velen steeds meer te verbleken. Onderzoeken tonen aan dat mensen veelal geen weet hebben van wat Pasen en Pinksteren inhouden. Daarom moeten we terug naar de bron, de heilige Schrift, om te ontdekken wat die ons leert over de grote heilsfeiten. Het normale christelijke leven is meer dan kerkgang en kerkelijke feestdagen. Bij de verbleking van ons geloof dreigt een verregaande vervlakking en uiteindelijk een totale teloorgang van het christelijke leven.

Met name de apostel Paulus bepaalt ons bij de grote heilsfeiten: de dood en de opstanding van Christus. Niet alleen om ons op het hart te binden dat het hier gaat om echt gebeurde zaken. In zijn brief aan de Corinthiërs legt Paulus uiteraard sterk de nadruk op de historische betrouwbaarheid van het feit van de opstanding. Het is ook van groot belang dat telkens weer te onderstrepen. Jezus Christus is echt gestorven op het kruis, afgedaald in de dood en Zijn lichaam werd begraven. De derde dag is Hij ook werkelijk opgestaan. Het graf was en is leeg en Jezus leeft. Dat wordt door moderne en verlichte theologen natuurlijk ontkend. Ze doen dat met een heftigheid en een stelligheid alsof ze er zelf bij hebben gestaan. Ze bedenken allerlei nonsens en ingewikkelde redeneringen om hun stellingen aan de man te brengen. Terwijl het getuigenis over de historische betrouwbaar net zo simpel is als de feiten zelf. Daar hoeft niemand theoloog voor te zijn. De arts, Lucas, zegt gewoon: "Sommigen hangen verhalen op, maar ik heb alles in geregelde orde te boek gesteld, nadat ik alles van meet aan nauwkeurig ben nagegaan". Hij kende ook de ooggetuigen. Kortom, een verslag uit de eerste hand. De feiten van de dood en de opstanding van Christus zijn niet ontkennen, wat ons de moderne geleerden van vandaag ook op de mouw willen spelden. Feiten zijn feiten.

Paulus werkt die feiten in zijn brieven uit. Hij kende alle ooggetuigen van de opstanding van Christus ook. Hij kende de apostelen, die leerlingen van de Here Jezus waren geweest. Vandaar dat hij de historische betrouwbaarheid van de Evangeliën krachtig onderstreept. Vanuit die historische betrouwbaarheid bouwt Paulus zijn onderwijs op. Want we kunnen wellicht van de historische betrouwbaarheid van de Evangeliën overtuigd zijn, at maakt ons nog geen christenen. We kunnen er een keurige orthodoxe theologie op na houden, waarop niets valt aan te merken, maar ook die theologie - hoe belangrijk dat ook is - maakt ons geen andere mensen. Want christenen zijn àndere(!) mensen, veranderde mensen!


Het normale christelijke leven moet natuurlijk beginnen met het onderschrijven van de heilsfeiten: dood en opstanding van Christus. Maar die heilsfeiten moeten in het persoonlijk leven wèrkelijkheid worden. Dát nu is vooral het onderwijs van de apostel Paulus!

Als geen ander in het Nieuwe Testament is Paulus het instrument om de betekenis van het Evangelie uit te leggen. Want, nogmaals, de dood en de opstanding van Christus zijn niet bedoeld om een mooie sluitende theologie te formuleren en daarover vervolgens met anderen de degens over te kruisen, ruzie te maken, kerkscheuringen te veroorzaken en noem maar op. De dood en de opstanding van Christus zijn historisch gebeurde feiten, die in het leven van een mens moeten doorwerken, letterlijk als dood en als opstanding!

Paulus schrijft: ''Indien gij dan met Christus opgewekt zijt..." (Col. 3:1) en verder: 'Want gij zijt gestorven...". Hier vinden we de feiten van dood en opstanding van Christus in het leven van de Christen als heilsfeiten terug. In het onderwijs van Paulus staat het voor de christen vast dat hij met Christus is gestorven en met Christus is opgewekt. Dat is de positie van elke gelovige. Dat werkt Paulus met name ook uit in de brief aan de Romeinen, het zesde hoofdstuk.

Toch is het op z'n minst merkwaardig dat van die centrale leer van Paulus in de hedendaagse prediking zo weinig is te horen. Is dut nu juist de zwakte van de christelijke kerk in onze dagen? De ware bekering is daarin gelegen, dat de aanvaarding van de plaatsvervangende dood van Christus op het kruis betekent de aanvaarding van de eigen doodstraf. Daar moet iedere bekering mee beginnen. Dat moet helder uitgelegd worden, uit de Schrift. Als dat duidelijk is en volmondig is in het nieuwe leven. Dit moet door een mens ook in woorden worden gezegd: tot de Here, in gebed. In het hart van een mens kunnen diepe weerstanden zitten tegen deze wondere werking van de Geest. Dat komt door de macht van de zonde in ons. De zondaar weerstaat altijd de genade. De zondaar kan zich ook makkelijk vermommen tot een vrome zondaar. Daarom mogen we niet goedkoop met deze geweldige dingen omgaan. Niet zelden heb ik gezien welk een enorme strijd een ziel kan hebben met de aanvaarding van het plaatsvervangend sterven van Christus.

Eén voorbeeld: Een jonge man van zo'n vijfentwintig jaar begreep het Evangelie dat ik hem mocht uitleggen. Toen kwam het moment dat ik hem tot Christus mocht leiden. Dat moet altijd heel concreet en stap voor stap gebeuren. Toen het erop aankwam om voor de Here, in gebed, uit te spreken, dat hij de dood van de Here Jezus aanvaardde als voor hem geschied, kwamen er geen woorden meer. Hij kon het niet uitspreken. Ik zegde het eenvoudig voor, woord voor woord, maar hij kón het niet nazeggen. Na enige tijd gutste het zweet van zijn voorhoofd. Ik ervoer een enorme strijd om zijn ziel. Ik mocht niet opgeven, hem niet loslaten. Terwijl ik met hem sprak, hem het Evangelie van genade opnieuw uitlegde was er tegelijkertijd een enorme gebedsstrijd in mijn eigen hart om zijn behoud. Ik ervoer dat hij voor de poorten van de hel moest worden weggesleept. Er was tevens mijn eigen onmacht daartoe. Ik kon niet anders dan pleiten op de overwinning van Christus en zijn liefde ook voor deze verloren zondaar. Na geruime tijd brak de overwinning van Christus door. De Geest werkte zo krachtig, dat de enorme weerstand in zijn binnenste werd doorbroken en hij in de Geest neerknielde bij het kruis. Hij dankte in een stroom van nieuwe woorden zijn Heiland, die voor hem was gestorven en die hem toen opwekte, deed opstaan in een volkomen nieuw leven. Al die verschrikkelijke zonden, die hij aan de Here en aan mij had beleden, werden toen weggedaan in de dood van Christus. Zijn oude leven werd begraven in Christus` dood en hij werd een nieuwe schepping (2 Cor. 5:17).

Toen een Gereformeerde predikant de boodschap van dood en opstanding helder had uitgelegd vanaf de kansel deed hij, wat hij nooit eerder had gedaan: hij nodigde zijn toehoorders uit op de boodschap in te gaan en wie de stap wilde doen op te staan en naar voren te komen. Toen begon de Geest te werken in die kerkdienst. Velen, zeer velen, stonden op, kwamen uit de kerkbank en liepen naar voren. Onder hen was zijn eigen dochter van negentien jaar. De laatste jaren was ze zeer moeilijk en opstandig geweest. Ze had het geloof van haar ouders eigenlijk al verlaten. De predikant wist niet dat zijn eigen dochter in die dienst achterin de kerk had plaatsgenomen. Met zeer velen had ze in die dienst een vast besluit genomen en in het geloof was ze tot Christus gegaan, onder tranen. Haar leven en dat van vele anderen, werd die zondag volkomen veranderd en vernieuwd.

Feike ter Velde