Het onderscheiden van geesten (2)

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 21
In de geestelijke verwarring van deze tijd is de gave van onderscheiding van geesten een grote noodzaak in de gemeente van Christus. Er dienen zich allerlei geesten aan in de vorm van allerlei (vreemde) leringen en nog vreemdere praktijken. In deze verwarring wat opmerken of zeggen kan heftige negatieve reacties tot gevolg hebben. Toch moeten we de moed hebben de Bijbelse criteria toe te passen en de geesten te onderscheiden en liefst ook te ontmaskeren. Dit echter zonder te vallen in een verstarde leer, waarin het leven uit de Heilige Geest buiten het zicht raakt. Niet reactionair, maar Bijbels. De enige Norm in dit alles is de Here Jezus Christus.

Omdat voelen en ervaren belangrijker zijn geworden dan weten en kennen en ook omdat de absolute waarheidsclaim vandaag niet meer is te verkopen, geraakt onze cultuur steeds meer op drijfzand. De geest van de tijd heeft het denken uitgehold en de (post)moderne mens is op drift geraakt. Er is geen houvast meer. Het gebouw van de aloude waarheden is gesloopt, neergehaald, het puin geruimd, maar het land ligt braak. Elke passant die langs komt met iets nieuws dumpt zijn inhoud op het lege land, zodat het een soort vuilnisbelt wordt. Waar het aas is verzamelen zich de gieren, zegt Jezus.

De gave van ‘het onderscheiden van geesten’ is een bijzondere toerusting van de Heilige Geest, die God wil geven en die we vandaag dringend nodig hebben. We moeten de dingen die op ons afkomen leren beproeven en leren zien wat daarvan de geestelijke achtergrond is: menselijk, goddelijk of demonisch. Daarbij moet iedere christen erop toezien ‘de Geest niet uit te doven’. Het gevaar van deze tijd, waarin zoveel op de christelijke Gemeente afkomt, is dat we angst krijgen voor het werk van de Heilige Geest, omdat er zoveel wanpraktijken zijn. Die wanpraktijken leiden weer tot scheuringen van kerken en kringen en tot veel teleurstelling en verbittering. We hebben steeds de Heilige Geest zelf nodig om de weg te vinden in de verwarring van deze tijd. De Geest van God brengt ons in de eerste plaats in de rust en in de vrede van Christus. Vanuit onze positie in Christus mogen we weerstand bieden aan de verkeerde geesten. Dat kost soms pijn en moeite, tranen ook om de verwijdering die het brengt in onderlinge verhoudingen, in de broederschap, vriendschap, familiebanden en noem maar op. Dat is niet makkelijk. Velen zien er daarom alleen al tegenop de geestelijke strijd te voeren tegen de verkeerde leer en verkeerde praktijk. Ze laten de dingen liever op hun beloop en zien wel. Toch zijn de waarschuwingen in de Bijbel over de dwaalgeesten legio. Enkele hele bekende teksten zijn:

‘Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan’ (1Joh. 4:1).

‘Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht. Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten’ (Ef. 6:10-12).

‘Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen’ (1Tim. 4:1).

Achter de leer, het onderwijs in de Gemeente, staat de Heilige Geest als het goed is. De Geest van God maakt het Woord levend en krachtig. Achter elke verkeerde leer staat de geest van de boze. Daarom kunnen we niet zonder de Heilige Geest. De beoordeling van de dingen moet zijn ingebed in ons gebedsleven en onze levende relatie met de Here. Anders beoordelen we de dingen vanuit het vlees en dan zitten we er altijd naast. Dan gaan we ook tegen mensen strijden en dat is niet de bedoeling, integendeel!

Hoe moeten we conclusies trekken uit wat we zien en horen? Hoe weten we dat het niet van God is? Is dat niet erg moeilijk? Laten we een paar dingen op rij zetten.

Is het altijd goed als de dingen gezegd en gedaan worden ‘in Jezus Naam’? Nee, dat is geen garantie dat het goed en wáár is. Jezus zegt:
‘Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid’ (Matt. 7:22-23).
Zij zijn ervan overtuigd het goed gedaan te hebben. Ze hebben geprofeteerd, boze geesten uitgedreven en vele krachten gedaan. En toch: “Ik heb u nooit gekend, ga weg van Mij, werkers der ongerechtigheid.” Wat een vreselijke dramatische ontluistering van deze mensen, die zich van geen kwaad bewust waren! De mensen moeten versteld gestaan hebben van hun daden, hun wonderen en hun tekenen. Maar Jezus kende ze niet. Ze waren werkers van de wetteloosheid. Deze woorden van de Heiland moeten ons toch veel zeggen?

Zijn het niet juist de rondtrekkende ‘wonderdoeners’ in onze tijd die de aandacht trekken, bakken geld ophalen in grote samenkomsten, waarin ze wonderen claimen van genezing - vooral dat - om te tonen hoezeer de Heilige Geest door hen werkt? Het vreemde is dat God zelfs nog door deze mensen heen Zijn werk kan doen in harten van de toeschouwers. Mensen kunnen tot levend geloof komen onder een volstrekt vrijzinnige en on-Bijbelse prediking. Maar daarmee is de prediker niet gerechtvaardigd. God ziet het hart van een hongerig mens die zich uitstrekt naar Hem en verlangt naar het volle leven uit de Geest.

Een belangrijke stelregel is dat de prediking van het Evangelie moet gaan om de Here Jezus Christus. De Geest, die God is, spreekt niet van Zichzelf, maar van Jezus (Joh. 16:14-15). Daar moet iedere luisteraar in worden getraind: spreekt hij over Jezus. En dan niet over Jezus als ‘wonderdoener’, maar als Heiland en Here! Men kan namelijk ook een andere Jezus verkondigen en in die naam wonderen denken te doen. Het gaat om Jezus die voor ons heeft geleden, die voor ons is gestorven, is opgestaan en leeft. Die Jezus die alles voor ons wil betekenen. De Geest is er alles aan gelegen om ons te veranderen naar het beeld van Jezus.

‘En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des Geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor heiligen pleit. Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen’ (Rom. 8:26-29).

De Heilige Geest is God en die is niet overdraagbaar van de ene mens op de andere, bijv. door handoplegging. Die praktijk geschiedt vaak in charismatische kringen, maar moet als on-Bijbels worden gezien. Omdat de Geest God is, kunnen mensen daar niet over beschikken. Als we horen: Kom naar voren voor de ‘doop in de Geest’ of voor bepaalde gaven van de Geest, dan moeten we groot wantrouwen hebben tegen deze predikers. De prediking moet Bijbels zijn, met Christus als middelpunt en volledig onder de autoriteit van de Heilige Geest. Die prediking moet objectief zijn, zonder aanzien des persoons, zonder bijbedoeling of de gedachte bij de prediker tot het behalen van resultaat. De prediker behoort te staan voor het Aangezicht van de levende God, volledig van Hem afhankelijk. De toepassing van het Woord geschiedt door de Geest en is subjectief! Daar staat de prediker buiten! Iedere prediker die ‘resultaatgericht’ is, preekt uit verkeerde motieven. We moeten dat onderscheiden. Als gezegd wordt tot het gehoor: doe dit, dan krijg je dat, dan moeten we oppassen. Daar zit een verkeerd motief achter. Men wil op de plaats van God, van de Geest, gaan staan om met dat wat dan gebeurt de ‘preek’ kracht bij te zetten. Zo vestigt de prediker de aandacht op zichzelf, verheft zichzelf boven zijn toehoorders als iemand die iets te bieden heeft. Het is de van oorsprong Roomse dwaling van de priester en het volk. Er zit achter: zonder mij kom je niet verder. Als ik je nu de handen opleg krijg je de Geest, ga je in tongen spreken, word je genezen etc.
Zo worden mensen op het verkeerde been gezet, de prediker wordt ‘aanbeden’ als geweldenaar van God. Er is veel persoonsverheerlijking in deze kringen, tot in het absurde toe. Het kan dus nooit zijn: doe dit dan krijg je dat.
Wat we krijgen bepaalt God, omdat Hij weet wat we nodig hebben, ook van Zijn Geest. Hij deelt de Geest toe en ook de gaven (1Kor. 12:13).

De prediking moet altijd vol zijn van Jezus Christus, de Christus der Schriften. Als wij gaan zoeken naar wonderen, naar bijzondere Geesteskracht of naar wat dan ook, dan is de duivel er onmiddellijk bij om ons zijn surrogaat te geven. Met zijn surrogaat - een andere geest! - kunnen we misschien zelfs wonderen gaan verrichten, zodat er allerlei dingen gebeuren door toedoen van ons gebed of onze handoplegging. Enkel en alleen omdat we het Bijbels principe, van de Gever te zoeken en niet de gaven, hebben genegeerd.

Feike ter Velde