Het resultaat van de ontkerstening
Als christenen komen we steeds meer alleen te staan in onze samenleving en vormen we een krimpende minderheid. Velen met een christelijke achtergrond hebben hun 'geloof' de rug toegekeerd omdat het niet gebaseerd was op een persoonlijke relatie met de Here, waardoor ze ook geen weerstand hadden tegen zogenaamde intellectuele bezwaren tegen de Bijbel. Ze waren niet gedomineerd door geestelijke principes, maar door de menselijke rede. Wie die rede als hoogste norm aanvaardt, vervalt automatisch in een atheïstische levenspraktijk, zelfs als er nog een resterend godsbegrip is om onverklaarbare zaken op af te schuiven.
Om die levenshouding te rechtvaardigen vinden we een irritatie tegen het christelijk getuigenis, niet alleen door vaak laaghartige spotlust in de publiciteitsmedia, maar ook in de politiek, ongeacht of het rechts of links betreft. In onze generatie wordt systematisch onze erfenis van christelijke traditie door wetgeving uitgewist. Dat zien we in de vereenvoudiging van echtscheiding, het homohuwelijk en de erkenning van samenleving zonder huwelijk, in abortus en euthanasie, enzovoort. Dit alles komt voort uit een verwrongen begrip van vrijheid, namelijk dat je moet kunnen doen en leven naar eigen inzicht, alles moet kunnen, tegenover het christelijke begrip van vrijheid, namelijk onbelemmerd te kunnen beantwoorden aan Gods scheppingsplan en openbaring.
Is er dan geen tegenstelling tussen Gods wet en vrijheid? Neen, want Gods gebod is gegeven om ons te beschermen tegen de consequenties van het negeren ervan en dus ter bescherming van onze vrijheid. Dat heeft Jezus heel duidelijk gemaakt toen Hij zei: 'Als gij in Mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken' (Johannes 8:31-32). Het atheïstische begrip vrijheid daarentegen, volgt de aanwijzing van de Satan: 'gij zult zijn als God' (Genesis 3:5). Dat betekent eenvoudig: - ik in de plaats van God - dat is een egocentrisch leven. In dat denkschema is de wet op godslastering overbodig. Vandaar hun verlangen om die af te schaffen.
Wat voor resultaat geeft dit? We hoeven niet ver te zoeken om daarop het antwoord te vinden, namelijk corruptie van laag tot hoog in steeds toenemende mate en een uitbarsting van misdaad in de zucht naar geld en macht, maar ook in aantasting van levens door geweld. Roof en verkrachting zijn aan de orde van de dag. In de vorige generatie waren moorden nog ongewoon en werden bestraft met levenslange gevangenisstraf. Nu zijn ze vermenigvuldigd en halen vaak niet eens de voorpagina's, terwijl de straf slechts een paar jaar in de gevangenis is, waarvan dan ook nog een aanzienlijk deel wordt kwijtgescholden. Dat is allemaal het gevolg van de verwording van het geweten, alle hoge humanistische moraal ten spijt. Als er geen God is, is er geen toekomst, geen blijvende waarde en geen ultieme rechtspleging. De crimineel denkt niet meer aan Gods oordeel dat hem wacht, maar alleen aan middelen om uit handen van de justitie te blijven.
Merkwaardig genoeg heeft de Bijbel deze ontwikkeling voorspeld. Jezus zei: "Als de Zoon des mensen (weder)komt, zal Hij dan geloof vinden op de aarde?" (Lucas 18:8). Paulus schreef: "Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, trouweloos, lasteraars, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verraderlijk, roekeloos, opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God" (2 Timoteüs 3:1-4). Gelukkig is het laatste woord niet aan deze wereld, maar aan onze Here. Daarom kunnen we instemmen met de hoopvolle woorden van de apostel: "Wij verwachten echter naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont" (2 Petrus 3:13).
De tegenpool van het geestelijk leven is het materialisme. Materialisme is de theorie dat fysieke materie de enige en fundamentele werkelijkheid is en dat elk wezen, proces en verschijnsel verklaard kan worden als manifestatie of gevolg van de materie. Verder is het een leer dat de enige en hoogste waarde of doelstelling ligt in materiële welstand en vooruitgang. De essentie van het materialisme is atheïsme, dat vooral uitkwam in het historisch of dialectisch materialisme, dat leert dat economische en sociale veranderingen hun oorsprong hebben in de materie. Dat is vooral tot uitdrukking gekomen in de toenmalige Russische Sovjet Unie. Maar laten we niet vergeten dat ook het kapitalisme zijn materialistische uitwassen vertoont, zoals in de graaicultuur van bankdirecteuren, die samengaat met asociale praktijken, waardoor velen gedupeerd worden, welbekend uit de economische crisis waarin we nu verkeren.
Het is alles een reflectie van het drama van de zondeval toen God zei: "Stof zijt gij en tot stof zult ge wederkeren" (Genesis 3:19). Het aardse stof is immers de materie waar het alles om draait. Toen God de mens schiep, formeerde Hij hem uit het stof van de aardbodem en Hij blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens een levend wezen (Genesis 2:7). God gaf de mens een lichaam van de materie en gaf hem leven door Zijn geest in hem te blazen. Zo werd de mens een persoonlijkheid (= ziel) die door de geest werd beheerst.
Door de zondeval werd hij door de dode materie beheerst, een smadelijke terugval van Gods scheppingsdaad. Het leven dat God gegeven had, maakte plaats voor de dood in een omkeerproces zoals we lezen in Prediker 12:7 'het stof keert weder tot de aarde, zoals het geweest is en de geest keert weder tot God die hem gegeven heeft.' De satan, deze gevallen geest, zoekt zijn bevrediging in het rijk der materie. God zei immers tot de slang: "stof zult gij eten" (Genesis 3:14). Toen hij Jezus kwam verzoeken om van stenen brood te maken, kreeg hij het antwoord: "De mens zal van brood alleen niet leven maar van alle woord dat uit de mond Gods uitgaat" (Matteüs 4:4). Niet de dode materie, maar het levende woord van God kan verzadigen.
Het machtigste wapen van de satan is de materie, vertegenwoordigd door het geld dat toegang geeft tot elke hartstocht en zonde. Daarom schreef Paulus: 'De wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord' (1 Timoteüs 6:10). Jezus geeft ons vernieuwing door de Heilige Geest en heeft ons gered door het bad der wedergeboorte (Titus 3:5). Het is een vernieuwing van denken aan wat God welgevallig is (Romeinen 12:2). Dat is de nieuwe geestelijke mens waarvan Paulus zegt: "Wij hebben de zin (= gedachte) van Christus" (1 Korintiërs 2:16).
Laten we echter niet denken dat we immuun zouden zijn voor het materialisme. We hebben allemaal te maken met de strijd om het bestaan, die doorgaans egocentrisch is gericht. De doorsnee Hollander maakt zich meer zorgen over de hoogte van zijn salaris, dan over hongerlijdende Afrikanen. De klachten van velen ten spijt, is ons sociale zorgstelsel een prachtige voorziening, maar voor de schreeuwende nood in ontwikkelingslanden stellen we nog geen 2% van het nationaal inkomen ter beschikking. Laten we nimmer de belangrijke vraag in Gods woord vergeten: 'Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem?' (1 Johannes 3:17).
Ad Kooijmans
Om die levenshouding te rechtvaardigen vinden we een irritatie tegen het christelijk getuigenis, niet alleen door vaak laaghartige spotlust in de publiciteitsmedia, maar ook in de politiek, ongeacht of het rechts of links betreft. In onze generatie wordt systematisch onze erfenis van christelijke traditie door wetgeving uitgewist. Dat zien we in de vereenvoudiging van echtscheiding, het homohuwelijk en de erkenning van samenleving zonder huwelijk, in abortus en euthanasie, enzovoort. Dit alles komt voort uit een verwrongen begrip van vrijheid, namelijk dat je moet kunnen doen en leven naar eigen inzicht, alles moet kunnen, tegenover het christelijke begrip van vrijheid, namelijk onbelemmerd te kunnen beantwoorden aan Gods scheppingsplan en openbaring.
Is er dan geen tegenstelling tussen Gods wet en vrijheid? Neen, want Gods gebod is gegeven om ons te beschermen tegen de consequenties van het negeren ervan en dus ter bescherming van onze vrijheid. Dat heeft Jezus heel duidelijk gemaakt toen Hij zei: 'Als gij in Mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken' (Johannes 8:31-32). Het atheïstische begrip vrijheid daarentegen, volgt de aanwijzing van de Satan: 'gij zult zijn als God' (Genesis 3:5). Dat betekent eenvoudig: - ik in de plaats van God - dat is een egocentrisch leven. In dat denkschema is de wet op godslastering overbodig. Vandaar hun verlangen om die af te schaffen.
Wat voor resultaat geeft dit? We hoeven niet ver te zoeken om daarop het antwoord te vinden, namelijk corruptie van laag tot hoog in steeds toenemende mate en een uitbarsting van misdaad in de zucht naar geld en macht, maar ook in aantasting van levens door geweld. Roof en verkrachting zijn aan de orde van de dag. In de vorige generatie waren moorden nog ongewoon en werden bestraft met levenslange gevangenisstraf. Nu zijn ze vermenigvuldigd en halen vaak niet eens de voorpagina's, terwijl de straf slechts een paar jaar in de gevangenis is, waarvan dan ook nog een aanzienlijk deel wordt kwijtgescholden. Dat is allemaal het gevolg van de verwording van het geweten, alle hoge humanistische moraal ten spijt. Als er geen God is, is er geen toekomst, geen blijvende waarde en geen ultieme rechtspleging. De crimineel denkt niet meer aan Gods oordeel dat hem wacht, maar alleen aan middelen om uit handen van de justitie te blijven.
Merkwaardig genoeg heeft de Bijbel deze ontwikkeling voorspeld. Jezus zei: "Als de Zoon des mensen (weder)komt, zal Hij dan geloof vinden op de aarde?" (Lucas 18:8). Paulus schreef: "Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, trouweloos, lasteraars, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verraderlijk, roekeloos, opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God" (2 Timoteüs 3:1-4). Gelukkig is het laatste woord niet aan deze wereld, maar aan onze Here. Daarom kunnen we instemmen met de hoopvolle woorden van de apostel: "Wij verwachten echter naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont" (2 Petrus 3:13).
De tegenpool van het geestelijk leven is het materialisme. Materialisme is de theorie dat fysieke materie de enige en fundamentele werkelijkheid is en dat elk wezen, proces en verschijnsel verklaard kan worden als manifestatie of gevolg van de materie. Verder is het een leer dat de enige en hoogste waarde of doelstelling ligt in materiële welstand en vooruitgang. De essentie van het materialisme is atheïsme, dat vooral uitkwam in het historisch of dialectisch materialisme, dat leert dat economische en sociale veranderingen hun oorsprong hebben in de materie. Dat is vooral tot uitdrukking gekomen in de toenmalige Russische Sovjet Unie. Maar laten we niet vergeten dat ook het kapitalisme zijn materialistische uitwassen vertoont, zoals in de graaicultuur van bankdirecteuren, die samengaat met asociale praktijken, waardoor velen gedupeerd worden, welbekend uit de economische crisis waarin we nu verkeren.
Het is alles een reflectie van het drama van de zondeval toen God zei: "Stof zijt gij en tot stof zult ge wederkeren" (Genesis 3:19). Het aardse stof is immers de materie waar het alles om draait. Toen God de mens schiep, formeerde Hij hem uit het stof van de aardbodem en Hij blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens een levend wezen (Genesis 2:7). God gaf de mens een lichaam van de materie en gaf hem leven door Zijn geest in hem te blazen. Zo werd de mens een persoonlijkheid (= ziel) die door de geest werd beheerst.
Door de zondeval werd hij door de dode materie beheerst, een smadelijke terugval van Gods scheppingsdaad. Het leven dat God gegeven had, maakte plaats voor de dood in een omkeerproces zoals we lezen in Prediker 12:7 'het stof keert weder tot de aarde, zoals het geweest is en de geest keert weder tot God die hem gegeven heeft.' De satan, deze gevallen geest, zoekt zijn bevrediging in het rijk der materie. God zei immers tot de slang: "stof zult gij eten" (Genesis 3:14). Toen hij Jezus kwam verzoeken om van stenen brood te maken, kreeg hij het antwoord: "De mens zal van brood alleen niet leven maar van alle woord dat uit de mond Gods uitgaat" (Matteüs 4:4). Niet de dode materie, maar het levende woord van God kan verzadigen.
Het machtigste wapen van de satan is de materie, vertegenwoordigd door het geld dat toegang geeft tot elke hartstocht en zonde. Daarom schreef Paulus: 'De wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord' (1 Timoteüs 6:10). Jezus geeft ons vernieuwing door de Heilige Geest en heeft ons gered door het bad der wedergeboorte (Titus 3:5). Het is een vernieuwing van denken aan wat God welgevallig is (Romeinen 12:2). Dat is de nieuwe geestelijke mens waarvan Paulus zegt: "Wij hebben de zin (= gedachte) van Christus" (1 Korintiërs 2:16).
Laten we echter niet denken dat we immuun zouden zijn voor het materialisme. We hebben allemaal te maken met de strijd om het bestaan, die doorgaans egocentrisch is gericht. De doorsnee Hollander maakt zich meer zorgen over de hoogte van zijn salaris, dan over hongerlijdende Afrikanen. De klachten van velen ten spijt, is ons sociale zorgstelsel een prachtige voorziening, maar voor de schreeuwende nood in ontwikkelingslanden stellen we nog geen 2% van het nationaal inkomen ter beschikking. Laten we nimmer de belangrijke vraag in Gods woord vergeten: 'Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem?' (1 Johannes 3:17).
Ad Kooijmans