Het vasten dat God verkiest

Miel Vanbeckevoort • 87 - 2011 • Uitgave: 1
In de Times van 27 december 2008 stond een zeer merkwaardig artikel van de hand van topjournalist Matthew Parris. De titel was As an atheist, I truly believe Africa needs God. Parris is geboren in Afrika en bracht er een deel van zijn jeugd door. Hij begint zijn artikel met de vaststelling dat hij als atheïst steeds meer in de war is geraakt door de enorme bijdrage die het evangelie aan Afrika heeft gebracht.
‘Zieken worden genezen’, schrijft hij, en ‘vele armen leren, dankzij de onbaatzuchtige inspanningen van christenen, lezen en schrijven of ze leren een vak.’ Maar er is meer: ‘het christelijk geloof transformeert blijkbaar het mens- en wereldbeeld van de Afrikaan.’ En hoe komt het toch, vraagt hij zich af, ‘dat die bekeerde Afrikaan levendig en nieuwsgierig wordt en zich voor de medemens begint in te zetten.’ ‘Hij lijkt wel bevrijd’, schrijft hij letterlijk.

Op een tocht, die de auteur samen met vrienden aanving in Algiers en die eindigde in Nairobi, viel het hem andermaal op hoe ‘anders’ het contact verliep met de inboorlingen die door christelijke zendelingen waren bereikt. Dan viel er niets te vrezen. Bij een bezoek aan een ‘seculier’ waterwinningsproject in Malawi kon hij er ook weer niet omheen ‘dat de meest gemotiveerde werkers ginds allen christenen waren.’ ‘Hun eerlijkheid, werkijver en optimisme waren aanstekelijk en overduidelijk het gevolg van hun levend geloof ’, ‘hoe moeilijk hij het ook telkens heeft om deze duidelijk observeerbare werkelijkheid te accepteren’, schrijft hij verder.
Parris geeft aan dat hij niet langer gelooft in de praatjes van menig Westers antropoloog of socioloog. Deze ‘academici’ stellen al jaren voorop dat het niet past om enige kritiek uit te brengen op de ‘evenwaardige’ tribale culturen, die ginds in Afrika bestaan. ‘Wat een onzin’, meent Parris en hij wijst daarbij op het feit dat die culturen dikwijls alles behalve vreedzaam omgaan met anderen of zwakkeren; dat ze vaak een onevenredig groot respect eisen voor falende en zeer autoritaire (mis-)leiders; dat ze het begrip ‘loyale oppositie’ te enen male niet kunnen vatten; dat de angst voor de boze geesten en/of de voorvaderen ginds diep in de ziel is gekerfd en velen lam legt; dat elke individuele poging om gezond kritisch te denken bij voorbaat de grond wordt ingeboord enz.
‘Het christelijk geloof predikt de mogelijkheid tot een directe relatie met een persoonlijke God’, weet de auteur en ‘het maakt die relatie niet afhankelijk van enig menselijk tussenpersoon.’ Die boodschap snijdt volgens hem ‘dwars door de filosofisch-geestelijke kaders van de tribale culturen’ en hij maakt een einde aan de verlammende ‘groupthink’ die in de stamculturen heerst. ‘Westerse materiële hulp en technologische knowhow kunnen de ontwikkeling ginds niet duurzaam bewerken.’ En dan doet hij zijn meest markante uitspraak: ‘Als christelijke evangelisatie uit de Afrikaanse omgeving wordt weggelaten dan valt het continent mogelijk ten prooi aan een kwaadaardige fusie van Nike, de toverdokter, het mobieltje en de machete!’

Als christen die al meer dan twee decennia in een tiental Afrikaanse landen heeft gereisd en die ginds bij de genade Gods een aantal ontwikkelingsprojecten heeft helpen begeleiden, kan ik alleen maar vaststellen dat deze atheïst goed heeft gekeken en dat zijn woorden ‘to the point’ zijn.

Voor de ‘dorsende os’ is de Afrikaanse grond dikwijls bikkelhard. En dan heb ik het niet over de vele dagen zonder elektriciteit en zonder communicatie met het thuisfront. Ook niet over het dagelijks ‘douchen’ met een emmer brak water. Evenmin over een totaal gebrek aan afkoeling/airco en de vele ‘hongerige’ insecten bij een inlandse temperatuur van dertig tot veertig graden. Dat zijn de zaken die ik weer achter me mocht laten, toen ik een korte tijd geleden de beide Congo’s verliet.
Bikkelhard is het wel dat er ondanks de vele inspanningen heel wat mensen voortijdig sterven. Bikkelhard is het om honderden jongeren langs de straten van de steden te zien zwerven. Bikkelhard is het te weten dat velen zijn besmet met het Hiv-virus. Statistieken geven daarbij jaar na jaar aan dat bij ongewijzigd beleid velen van hen gedurende hun hele leven werkloze analfabeten zullen blijven en/of zullen worden uitgebuit via prostitutie of dwangarbeid in mijnen. Bovendien zullen niet weinigen in de criminaliteit terechtkomen of mogelijk op een dag worden geworven als ‘kindsoldaten’ of gewoon ‘verdwijnen’.

Maar als het evangelie baan breekt dan verandert het geestelijk klimaat van een stad, een streek en zelfs van een heel land. Telkens opnieuw zijn er de zichtbare veranderingen in lokale ontwikkeling en de getuigenissen van Gods wonderbaarlijke ingrijpen in voorheen uitzichtloze levens.
Het zijn die getuigenissen die mij al vele jaren moed geven om terug te gaan. En volharding loont. Telkens als ik mag terugkeren, wordt de impact die God geeft weer groter. Dit keer mocht ik duizenden toerusten met Gods Woord. De honger was zo groot dat mensen gedurende vijf volle uren met grote aandacht luisterden, slechts onderbroken door een paar korte pauzes. Mensen getuigen daarbij spontaan van genezingen, zonder dat er daarom ‘een genezingsdienst’ werd ingericht. Anderen worden bevrijd. Maar ook een paar honderd politici en hoge magistraten wilden dit keer graag weten wat Gods Woord voor hun werksfeer betekent. Dat mocht ik hen in de aula van het Hooggerechtshof gaan uitleggen. Toen de studiedag was afgelopen, was de vreze des Heren tastbaar in hun vragen en gesprekken aanwezig. Het aanwezige team bad dat de Here Zijn discipelen zou roepen tot een hoge dienst aan de natie. Een paar dagen later al kwam het nieuws dat een Bijbelgetrouwe magistraat was benoemd tot eerste ondervoorzitter van het Hooggerechtshof. Dat was nog nooit gebeurd.
Een aantal politici gaf aan dat ze de principes van Bijbels rentmeesterschap wilden gaan volgen in hun ambtsvervulling en een minister wilde concreet weten hoe hij als christen de armen aan een waardige woning kon helpen, via een Bijbels verantwoorde aanpak. We hebben het daarna gehad over een specifiek Zwitsers aanpak, die tegelijk aan Bijbelse én aan gezonde macro- en bedrijfseconomische criteria beantwoordt.

In combinatie met de talrijke gesprekken en bediening werden zesentwintig verschillende spreekbeurten afgerond voor een hele serie verschillende doelgroepen. Een en ander werd mogelijk gemaakt door een aantal binnenlandse vluchten en via vele autoritten. Als je de auto’s had gezien dan begrijp je iets van de dankbaarheid dat er nooit eentje ‘in panne’ viel.
De meeste spreekbeurten werden op de nationale televisie of radio uitgezonden en binnenlandse verslaggevers berichtten erover in hun kranten.

Waarom vertel ik jullie deze dingen? Omdat ik de Zoeklicht-lezers bij het begin van een nieuw jaar wil uitdagen om meer dan ooit de zaak van de armen en onderdrukten ter harte te nemen. Omdat ik getuigenis wil afleggen van het feit dat God Zijn Woord uit Jesaja 58 gestand doet. Daar staat dit: ‘Is dit niet het vasten dat ik verkies: de boeien der goddeloosheid los te maken, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten en elk juk te verbreken? Is het niet dat gij voor de hongerige uw brood breekt en arme zwervelingen in uw huis brengt, ja, als gij een naakte ziet, dat gij hem bekleedt en U niet onttrekt aan uw eigen vlees en bloed. Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad en uw wond zal zich spoedig sluiten; uw heil zal voor U uitgaan, de heerlijkheid des Heren zal uw achterhoede zijn. Als gij dan roept, zal de Here antwoorden; als gij om hulp roept zal Hij zeggen: Hier ben Ik.’
Ik heb in de afgelopen jaren gezien dat Hij zorgt. Dat Hij geneest. Dat Hij een Trooster en een Helper is. Dat Hij bij machte is, áls wij beslissen om ‘natiën te maken tot Zijn discipelen’.

Ooit komt de tijd die in Matteüs 25 beschreven wordt. Als de Zoon des mensen komt in Zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon Zijner Heerlijkheid. Hét criterium wordt dan of mensen hongerigen hebben gevoed, dorstigen hebben gelaafd, vreemdelingen hebben gehuisvest of naakten hebben gekleed, zieken en gevangenen hebben bezocht. “Voorwaar”, zegt de Heer, “in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.” En elders staat in Spreuken 19:17 ‘wie zich over de arme ontfermt, leent de Here.’
In de toekomende tijd willen we met Zijn genade nog meer dolende kinderen en adolescenten weghalen van de straten in de grote Congolese steden en hen op de schoolbanken brengen of een vak aanleren. Dat is in de afgelopen jaren met zevenduizend van hen gelukt, maar het moeten er op korte termijn minstens vijftienduizend worden. In de volgende maanden zal dit heel veel van mijn tijd gaan kosten. Mag ik U vragen: gelooft U mee? Bidt U mee?

Miel Vanbeckevoort