Het welvaartsgeloof (1) - De inhoud van de leer

J.W. Embregts • 85 - 2009 • Uitgave: 6
“Betaal God een tiende van je inkomen en het is Gods ‘verplichting’ je daarvoor in veelvoud te belonen. Wil je een hoger salaris? Zeg God hoeveel dollar het moet zijn. Wil je een nieuwe auto? Vermeld het merk!” Aldus de verklaring van een bekende Braziliaanse prediker.1 Een duidelijke uitspraak van het zogenaamde voorspoeds- of welvaartsevangelie. De leer houdt in, dat iedere gelovige een opeisbaar recht heeft op voorspoed, waarbij de nadruk sterk ligt op materiële voorspoed.
David Yonggi Cho, de bekende Zuid-Koreaanse voorganger van een mega-kerk zegt: “Als je je oefent in het zegenevangelie, zul je in alle dingen succesvol zijn. Deze zegeningen behelzen niet alleen materiële zegeningen, maar ook succes en geluk in het leven als geheel. Als we voorspoedig zijn in alle opzichten betekent dat, dat we een succesvol en gelukkig leven leiden in de Here. Wij zijn tenslotte de mensen die al voorbereid zijn voor succes in alle dingen.” 2
Voor we ingaan op de Bijbelse onderbouwing en weerlegging van de leer van het welvaartsevangelie, willen we eerst een aantal voorbeelden geven tot welke merkwaardige gedachten de voorstanders van die leer in hun publicaties komen en die daarmee grote vraagtekens oproepen.
Frederick K.C. Price zegt in het programma Ever increasing Faith, dat het een stommiteit is om tot God te bidden: “Uw wil geschiede”, omdat je gewoon je rechten kunt opeisen. “We dienen ons ervan bewust te zijn dat welvaart de wil van God is. Het is de volmaakte wil van God dat het een ieder voor de wind gaat in elk deel van zijn leven. Het gaat hier hoofdzakelijk om materiële en financiële voorspoed, omdat het te maken heeft met tienden en offergaven.” 3 “Door te wandelen in Gods financiële plan kun je in het bezit zijn van die auto van $15.000,-, dat pak van $300 dragen en die merkschoenen van $100 kopen. Het maakt God niets uit. Hij wil dat Zijn kinderen er goed uitzien.” 4
“Geef één huis weg en ontvang er honderd voor terug of één huis met honderd keer zoveel waarde. Geef één vliegtuig weg en ontvang honderdmaal de waarde ervan. Geef één auto weg en je zult levenslang voorzien zijn van auto's. Samengevat ben je goed af met Marcus 10:30,” aldus Gloria Copeland.5
Om dit allemaal te kunnen bewijzen, moeten er wel een paar wonderlijke redeneringen worden gevolgd. Als het waar is dat een christen in voorspoed hoort te leven, moet, daar hij een volgeling van Christus is, ook Christus zelf in voorspoed hebben geleefd.
John Avanzini zegt op 20 januari 1991 in het programma Believer's voice of Victory: "Jezus had een mooi huis, een groot huis - groot genoeg om een heel gezelschap bij Hem in huis de nacht te laten doorbrengen. Ga naar Johannes, hoofdstuk 1 en ik zal u Zijn huis laten zien… Nu, kind van God, dat is een huis, groot genoeg om er een gezelschap ’s nachts te laten verblijven.” 6
Slaan we dat Bijbelgedeelte er echter op na, dan staat er alleen in vers 40: “Zij kwamen dan en zagen, waar Hij verblijf hield, en zij bleven die dag bij Hem.' En daar gaat het dan over slechts twee discipelen. De conclusie dat het een mooi en groot huis was, valt uit dit gedeelte niet op te maken. Maar bovendien staat nergens dat het Zijn eigen huis was, maar dat Hij er alleen verblijf hield. Jezus laat ergens anders horen, waar Zijn huis uit bestaat: “De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen” (Matt. 8:20).
Dezelfde John Avanzini zegt op 15 september 1988 in het programma Praise the Lord: “Jezus ging met veel geld om, want die penningmeester die Hij had was een dief. Nu kunt u mij toch niet wijsmaken, dat een bediening met een penningmeester, die een dief is, kan werken met een paar centen. Er was veel geld nodig om die bediening uit te kunnen oefenen, omdat Judas uit die geldbuidel stal.” 7 Ongeveer hetzelfde zegt Frederick K.C. Price in het programma Ever Increasing Faith van 23 november 1990: “…niemand wist dat hij aan het stelen was. Weet u waarom? Omdat er zo veel in zat, wist Hij het niet. Niemand zou kunnen vertellen of er iets ontbrak…” 8
Het is wel zo dat de hedendaagse ‘grote' evangelisten veel geld nodig hebben vanwege de peperdure reizen die zij maken, de grote auditoria die zij afhuren en de kostbare geluidsinstallaties die zij gebruiken, enz… Maar Jezus werkte niet met al die middelen, Hij zorgde alleen voor dat gezelschap van twaalf apostelen. Meestal genoten zij gastvrijheid bij een van hun volgelingen of overnachtten gewoon in de openlucht.
Het is ook John Avanzini, die op 20 januari 1991 in het programma Believer's Voice of Victory zegt: “Johannes 19 vertelt ons, dat Jezus maatkleding droeg. Wel, wat wilt u het anders noemen? Maatkleding - dat is lastertaal. Nee, zo zouden wij het vandaag noemen. Ik bedoel, je haalde de stof die Hij droeg niet uit het rek. Het was geen passepartout-aankoop. Nee, dit was stof voor goede klanten. Het was de soort stof die koningen en rijke handelaren droegen. Koningen en rijke handelaren droegen die stof.” 9
Dit is wel een hele vondst om aan te tonen dat Jezus eigenlijk rijk was. Want confectiekleding bestond helemaal niet in die tijd en het is volslagen onbekend hoe Jezus aan dat aan één stuk geweven kleed kwam. Misschien had Zijn moeder Maria dat wel voor Hem gemaakt! In ieder geval zal het wel niet zo'n erg kostbaar stuk zijn geweest, want anders zou door de officieren nooit zijn toegestaan dat gewone soldaten het onder elkaar konden verloten.
Maar als het Jezus zo voor de wind ging, moet het Zijn apostelen ook hebben meegezeten. Ook dat meent men te kunnen bewijzen:
John Avanzini meent uit het feit, dat Felix in Handelingen 24:26 hoopt dat hem door Paulus geld zal worden aangeboden voor zijn vrijlating, op te moeten maken, dat Paulus over veel geld beschikte (in het programma Believers Voice of Victory van 20 jan. 1990).10 Nu was dat in die tijd wel een veelgebruikte methode, maar dat is nog geen bewijs dat Paulus steeds over veel geld beschikte. Zelf getuigde hij enkele hoofdstukken eerder: “Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd; zelf weet gij, dat deze handen in mijn behoeften en in die van hen, die bij mij waren, hebben voorzien” (Hand. 20:33,34). (Paulus was tentenmaker van zijn vak, Hand. 18:3).
“…ik heb geleerd met de omstandigheden, waarin ik verkeer, genoegen te nemen. Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. Ik elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek. Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft” (Fil. 4:11-13).
Deze Jezus zou welvarend geweest zijn en tot de betere klasse mensen hebben behoord. De beschrijving van Jezus, zoals we die in Jesaja 53 tegenkomen, past dan ook niet in het beeld van die bewering: “Hij had gestalte noch luister, dat we hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat we hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht” (Jes. 53:2-3).

J.W. Embregts

De volgende keer: Geloof in geloof en voorspoed als recht

Eindnoten
1 Trouw - De verdieping, pag. 7, 17 oktober 2008
2 Sang-Bok David Kim: ‘Geroepen tot lijden of tot succes?’ in Soteria, p. 7, juni 1996
3 F.K.H. Price: High-Finance-God's Financial Plan, Harrison House, 1984, p.12
4 Aangehaald door Sang-Bok David Kim in ‘Geroepen tot lijden of tot succes?’ in Soteria, juni 1996
5 G.Copeland: God's Will is Prosperity, Harrison House, 1978, p. 80
6 Hank Hanegraaff: Christianity in Crisis, Harvest House Publishers, p. 381
7 Hank Hanegraaff: Christianity in Crisis, p. 381
8 Hank Hanegraaff: Christianity in Crisis, p. 382
9 Hank Hanegraaff: Christianity in Crisis, p. 381-382
10 Hank Hanegraaff, Christianity in Crisis, p. 382