Het zal je kind maar wezen

Henk Schouten • 79 - 2003/04 • Uitgave: 2
Er wordt vandaag in onze wereldsamenleving ontzettend geleden. Wanneer ik dit schrijf wordt Baghdad dag aan dag gebombardeerd. We zien beelden van kapotte gebouwen en wat veel erger is, we zien beelden van kapotte lichamen. Lichamen van mensen van vlees en bloed. Lichamen van mensen die geleden hebben onder een schrikbewind van Saddam Hoessein, maar nu door hun bevrijders in de strijd getroffen zijn. Wat is goed, wat is politiek wijs of correct, wie durft het te zeggen. Is het zinloos lijden wat het volk van Irak door de geallieerden wordt aangedaan of heeft dit lijden, hoe verschrikkelijk ook, toch een zin? Is het toch ergens goed en nuttig voor? Daar durf ik niet op te antwoorden. Het zal je kind maar wezen dat daar door mortieren uit het leven wordt gerukt.

Lijden is er bijna zolang als er mensen zijn. Het lijden van mensen begon daar in diezelfde omgeving. De hof van Eden, het tweestromenland, paradijs zeggen we dikwijls, Irak zeggen we vandaag de dag. Daar werd het kind van Adam en Eva uit het leven gerukt. Een broedermoord, we weten het: Kaïn doodde Abel. Ik weet niet hoeveel mensen sindsdien hebben geleden. Geleden aan elkaar, geleden door natuurgeweld, of nog weer ander geweld.

Is er zoiets als zinvol lijden? Lijden dat een goed doel dient? We kunnen natuurlijk met bagatelliserende voorbeelden komen, dat doen filosofen. Het lijden van een klein kind door de prik van een injectienaald, beschermt het later voor veel ergere dingen. Dus een beetje zinvol lijden bestaat. Wie zo achter het bureau zittend filosofeert, beseft niet de pijn van ‘het zal je kind maar wezen’, die zoon van Adam en Eva, die zoon van de vader en moeder in Irak.

We denken aan plaatsvervangend lijden. Een beetje lijden om een groter lijden te voorkomen. Waar ligt de grens, waar de omslag? Vanaf welk punt zeggen we: de prijs is te hoog, dat kan niet en dat mag niet? Dat is niet zinvol meer. Wij calculeren, zelfs het lijden. Wanneer het plaatsvervangend lijden niet in verhouding staat tot wat het kan voorkomen, dan zullen we die prijs niet willen betalen.

Ik zag Abraham onderweg gaan. Hij was samen met zijn zoon, de beloofde. Al zijn hoop, liefde en Godsvertrouwen was samengebundeld in die éne zoon. Hij moest op weg. God had gesproken: ‘Neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt en offer hem tot een brandoffer op één der bergen’. Welke vader kan daaraan gehoor geven? Welke ouder kan zo’n offer brengen? Abraham ging op weg. Het was een enorme strijd. Here God waar bent U, Here God waarom, waartoe… De reis van een halve dag duurde drie dagen. Het zal je kind maar wezen. Liefde en gehoorzaamheid deden Abraham die onmogelijke weg gaan. We kennen de afloop, het klinkt zo makkelijk nu. God voorzag zichzelf een lam ten brandoffer. Op die manier maakte God een einde aan het vreselijke lijden en de diepe strijd van Abraham. God voorzag. De Here had het gezien: ‘Nu weet Ik dat gij Godvrezend zijt’.

Het plaatsvervangend lijden, de dood van een ram is acceptabel. Het leven van het offerdier staat in waarde niet in verhouding tot het leven van een mens.

Er is een lijden dat niet in verhouding staat tot het lijden dat voorkomen kan worden. Het lijden van Gods Zoon. Gods enige Zoon, de Zoon die Hij liefhad. Het lijden van Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon. Volkomen en volmaakt, zonder zonde, onrecht of onreinheid. Jezus heeft Zichzelf tot in de dood gegeven. Een offer in de plaats van mensen. Mensen die veel kleiner en zwakker zijn. In plaats van mensen die onrein en onrechtvaardig zijn. In plaats van mensen die zondaren zijn en de eeuwige dood verdienen. De prijs die God betaalde, stond absoluut niet in verhouding tot wat gered zou kunnen worden, de des doods schuldige mens. Toch was de Here God en was de Here Jezus bereid tot dat offer. Het zal je zoon maar wezen. Het was Zijn Zoon. Niet op grond van enige calculatie of berekening gaf God Zijn Zoon. Er was een andere dimensie. Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga maar eeuwige leven hebbe.

ds. Henk Schouten