Hoe diep is jou put

Kees Middelbeek • 80 - 2004/05 • Uitgave: 15
Hoe diep is jou put



Als polderjongetje begon ik eens een gat te graven op het erf van de boerderij van mijn ouders. Gefascineerd door ideeën over ondergrondse tunnels, zette ik een denkbeeldige ingang uit en spitte naar de diepte. Gelukkig, realiseerde ik mij later, ging dit niet goed. Dat wil zeggen, ik kwam niet erg diep. Voor ik meer dan één meter gegraven had, stroomde het water van alle kanten mijn ongestutte put in. Je moet er toch niet aan denken dat dit niet gebeurd was en er een gat van grote diepte zou zijn ontstaan; hij zou wel boven mij kunnen zijn ingestort. Al gravende was ik was verbaasd over de hoeveelheid water die overal vandaan kwam. Er liepen kanalen van wel een arm dikte mijn putje in.



Dit kan wel anders zijn, realiseerde ik mij later. Soms werden er putten gegraven van vele meters, ja wel van wel tientallen meters diep als men vanuit het kasteel op de heuvel of berg het grondwater moest bereiken. Dit soort schachten waren geen pleziertje om te graven. Het liep ook wel eens niet goed af, als mensen in putten vielen die niet goed waren afgeschermd.



Op een dag kwam Jezus met een vrouw in gesprek over een waterput. Dit was in Samaria. Samaria was ingeklemd tussen het noordelijke Gallilea en het zuidelijke Juda, wat beide bij Israël hoorde. Joden moesten soms door dat gebied, maar gingen niet om met Samaritanen. Jezus zat daar rond een uur of twaalf in de middag te wachten op zijn discipelen die inkopen waren gaan doen, toen zij kwam om water te putten. Dat was een ongebruikelijke tijd om dat te doen, omdat mensen dat liever deden als het koeler was. Een put was echter niet alleen een plek waar je water haalde, maar ook waar mensen elkaar ontmoeten. Deze vrouw had niet zo’n behoefte aan contact met haar stadsgenoten. Haar leven was waarschijnlijk niet van een leien dakje gegaan en ze ontliep hen, om hier niet telkens door hen aan herinnerd te worden.



Jezus vraagt de vrouw, of zij water voor Hem heeft om te drinken. De vrouw vraagt verbaasd aan Jezus: "Hoe kunt U, als Jood, van mij, een Samaritaanse vrouw, te drinken vragen?" Jezus zegt dan: "Als u wist van de gaven van God en wie het is die u te drinken vroeg, dan zou u het aan Hem gevraagd hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven" Als de vrouw dan aan Jezus vraagt: "maar mijnheer, U hebt helemaal geen emmer en de put is diep, hoe komt U dan aan dat water" zegt Jezus: "Ieder die van het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst hebben. Het zal als een fontein in hem worden." De vrouw zal er wel niet veel van begrepen hebben maar geeft in elk geval wel het juiste antwoord: ze vraagt Jezus om dat water. Jezus zegt dan dat ze haar man moet gaan halen. Waarop zij vertelt dat ze die niet heeft. Jezus, die weet van haar situatie, bevestigt dat en zegt: "Inderdaad zegt u dat u geen man heeft. U hebt vijf mannen gehad en de man met wie u nu samenwoont is uw man niet." De vrouw die zich realiseert dat ze hier met minimaal een profeet te maken heeft, begint Jezus allerlei vragen te stellen over de manier waarop God aanbeden wil worden. En als Jezus dan ook nog eens bevestigt dat Hij de Messias is die zij verwacht, haalt ze de hele stad erbij. Uiteindelijk blijft Jezus daar nog twee dagen en uit de stad kwamen velen tot het geloof in Hem. Als we een put zouden nemen als symbool voor de bron waaruit wij leven, dan zouden we kunnen zeggen dat we allemaal onze eigen put hebben. Voor de ene is zijn put ondiep, gegraven in het veen van de polder en stroomt deze over en voor de andere is diens put wel diep, gegraven in de woestijn en staat vaak droog.

Ik zie het op mijn werk in de gehandicaptenzorg. Ik heb nogal wat oudere gehandicapten gekend die de oorlog hebben meegemaakt. Een man waar ik aan denk, had drie verstandelijk gehandicapte broers. Zijn vader was tijdens de oorlog fout geweest en zijn moeder was zwakbegaafd en kende maar één ‘effectieve’ opvoedingsmethode en dat was slaan. Een andere (verstandelijk gehandicapte) man verloor zijn broertje bij een val op straat, zijn vader na te werk te zijn gesteld in Duitsland en zijn moeder in een psychiatrische inrichting.



We kennen allemaal wel mensen waarvan we weten hoe diep hun putten zijn en hoe weinig water er vaak te vinden is Misschien heb je zelf ook wel het gevoel dat je put vaak droog staat. Aan de andere kant zie ik nu ook een generatie opgroeien waarvan vele rijk zijn. Ze hebben materieel alles wat ze willen. Hun put is (nog) niet zo diep en ze hebben water in overvloed: ze zijn gezond, hebben goede banen, mooie spullen, vrienden en vriendinnen. Ze gaan een paar keer per jaar op vakantie en kennen geen zorgen.

De vrouw in ons verhaal heeft wel een diepe put. Ze heeft, net als wij allen, het geluk gezocht, maar uit wat we weten in deze geschiedenis, heeft ze aan het graf van vijf levenspartners gestaan of ze, om wat voor reden dan ook, zien vertrekken. Ze zal niet jong meer zijn geweest en leeft niet op goede voet met haar stadsgenoten.



Maar voor het Levenswater wat Jezus aanbiedt, maakt het niet uit of onze put diep is of niet. Als Jezus de vrouw in ons verhaal water aanbiedt, biedt Hij haar niet aan het water uit haar eigen put voor haar op te diepen. Hij biedt haar aan Water uit zijn Bron. Zijn Water is zijn Woord, zijn Kracht en zijn Leven. En één ding is wel duidelijk. Of je eigen put nu diep is of niet, je zult er nooit dat water vinden wat Jezus je hier aanbiedt. Of je leven nu op rolletjes gaat of dat je echt diep in de put zit, dat maakt niets uit. Alleen Jezus kan je Levend Water: eeuwig leven geven.

Wat doe jij als Jezus je zijn Levend Water aanbiedt. Ga je dan emmers halen en drinken zoveel je kunt, of loop je liever het risico dat je put boven je instort of dat je diep valt in je zelf gegraven put?



Kees Middelbeek