Hoe horen zonder prediker?

Feike ter Velde • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 5
Er wordt veel geschreven en gesproken over de prediking in de christelijke gemeente, maar dan in de kritische zin. Men spreekt van 'preeknood’ een 'hoornood' in de kerk van vandaag. Men zoekt naar alternatieven, maar, wie hoort er nog als er geen prediking meer is?

We vierden een groots gebeuren: het Pinksterfeest. De uitstorting van de Heilige Geest op de honderdtwintig gelovigen te Jeruzalem had grote en wereldwijde gevolgen. De Gemeente van Christus werd toen geboren en de boodschap van redding en geloof ging vanuit Jeruzalem de hele wereld over. Ook wij in Europa delen erin. Wij met onze kinderen en kleinkinderen mogen ons verheugen in de rijkdommen van Christus. De onuitsprekelijke vreugde die ons deel is geworden gunnen we daarom dan ook aan iedereen.

Op de Pinksterdag zien we onmiddellijk een belangrijk fenomeen: de prediking van het Evangelie door Petrus. Niet zo maar een preek, niet zo maar een toespraak. Een wonderlijk fenomeen, dat om nadere toelichting vraagt. Deze Petrus was een ongeletterde visserman uit Galilea. Hij staat daar in Jeruzalem en duizenden scharen zich om hem heen. Zonder enige preek-voorbereiding neemt dan Petrus het woord en met stemverheffing verkondigt hij Jezus Christus, Zijn lijden, Zijn dood en Zijn opstanding. Hij onderstreept zijn woorden met aanhaling van de heilige Schrift. Hij legt de Schrift uit en past de woorden toe in relatie met de Boodschap die hij brengt. Petrus predikt daar onvoorbereid in de kracht van de Heilige Geest en zijn woorden treffen diep. Die dag kwamen er drieduizend tot een levend geloof.

WAT IS HET GEHEIM?
Hoe kwam dat? Hoe kan dat? Drie duizend mensen die tot een grote levensverandering kwamen en zagen dat Jezus de beloofde Messias van Israël was. Was dat alleen de preek van Petrus? Waren dat de bijbelteksten waarnaar Petrus verwees? Was het zijn kracht van argumenten? Nee, dat is niet het geheim, hoe belangrijk op zichzelf deze dingen ook waren. Het geheim is dat Petrus' preek werd uitgesproken door de gezalfde lippen van een geroepen apostel, die de Heilige Geest had ontvangen. Petrus had het niet van zichzelf maar rechtstreeks van God, van de inwonende Geest, die God is. Die werkelijkheid in het leven van Petrus gaf zijn woorden een bovennatuurlijke en Goddelijke zeggingskracht. Bovendien was zijn boodschap niet het voorbeeld van een evenwichtig en degelijk afgewogen betoog, dat voldeed aan alle eisen van de homiletiek - predikkunde. Daar wist hij niets van. De grote Griekse redenaars kende hij niet en over de psychologie en de wijsbegeerte had hij ook geen enkel boek gelezen.

Toch waren er die diep verslagen toehoorders, die uitriepen: "Wat moeten we doen, mannen broeders?" Verstoken van alle theoretische ondergrond en achtergrond om te prediken, stond Petrus op en begon. En de uitwerking ervan was indrukwekkend. Zijn toespraak was niet beschouwend, maar uitleggend en toepassend in de meest concrete zin van het woord. Het landde in het levensgebied van de hoorders, de Joden en hun religie. Hij wees ze aan met uitgestrekte arm: "…deze Jezus, die gij gekruisigd hebt" (Hand. 2:36).

Er was gelegenheid om te reageren: "Wat moeten we doen?" Petrus nam van die gelegenheid gebruik om een concreet antwoord te geven: "Bekeert u en laat u dopen…" (Hand. 2:38).

PREDIKING ALS VRUCHT
De Gemeente van Christus is op die dag ontstaan en sindsdien gegroeid als vrucht van de prediking van Gods Woord in de kracht van de Heilige Geest. De eerste vrucht van de Pinksterdag was dus een krachtige prediking van Gods Woord. Een prediking waarin Kruis en Opstanding en de Persoon van Jezus Christus absoluut centraal stonden. Wat een voorbeeld voor ons vandaag!

In de geestelijke armoede waarin we vandaag verkeren worden er steeds meer vragen gesteld over de prediking. Er is een sterke neiging om de prediking van Gods Woord te vervangen door allerlei andere dingen, zoals drama en multimediale presentaties. We zijn kennelijk uitgekeken op de prediking.

Er is een grote verschraling opgetreden. Veel mensen komen naar de kerk zonder Bijbel en misschien ook wel zonder interesse. De kerkdienst mag ook niet te lang duren. Een preek van een kwartier is in veel kerken al veel. De kritiek die in de meer orthodoxe kerken van de Reformatie wordt gehoord gaat niet over de lengte van de preek maar meer over de inhoud. Het is steeds meer geworden tot een herhaling van de bekende woorden en de bekende klanken. De preek hult zich in de woorden van de eigen kerkelijke subcultuur en moet voldoen aan de langzamerhand gegroeide eigen normen van de toehoorders. In weer andere kerkelijke kringen bestaat grote vrees onder predikanten om zonden bij name te noemen. Dus is het veiliger om over verre zonden b.v. in de wereldpolitiek te spreken.

In evangelische kringen is de prediking vaak - gelukkig niet altijd - toegespitst op ervaringen van mensen. De mens staat centraal en zijn subjectieve ervaringen met God. Die prediking komt dan vaak niet verder dan een aaneenrijging van verhaaltjes en is gemakkelijk te vervangen door b.v. toneel en drama onder de kansel, zonder dat mensen veel verschil meer merken. Zij zien het 'woord' zoals ze dat gewend zijn nu gepresenteerd in 'beeld' - het toneelspel. Is er geen preek in de dienst dan mist men ook niets meer.

ONZE ARMOEDE
Hoe ook de prediking van haar oorspronkelijke kracht is beroofd en om welke motieven dan ook, de vraag moet gesteld: "Hoe zou men horen zonder prediking?" De Gemeente van Christus verschraalt, verarmt, raakt de weg kwijt en raakt op drift. Daarom is vandaag voor ons de preek van Petrus op Pinksterdag tot voorbeeld om daarnaar terug te keren. "De Gemeente van Christus heeft recht op het Woord van haar Heer" (Dr. C. Trimp).

Dat kan alleen wanneer Gemeente en Voorganger terugkeren tot de Bron, dat is tot Christus zelf. De prediker moet zelf in vuur en vlam staan door het Woord dat hij mag brengen. Hij moet zelf vol zijn van Heilige Geest zoals Petrus op de Pinksterdag. Alleen vuur ontsteekt vuur! Er is een relatie tussen de preekstoel en de kerkbank. Niet meer zoals in vroeger tijden toen de dominee tot in het absolute werd vereerd. In onze tijd is de prediker steeds meer een mens geworden onder de mensen. Daarom komt het er ook op aan dat de prediker een 'geroepene' moet zijn. Dat feit, dat de Here in zijn leven en prediking ook zal bevestigen, geeft hem het gezag, dat vroeger aan het ambt van prediker als zodanig reeds was verbonden. Dat is niet meer zo. Maar de Here roept de prediker en bekwaamt hem tot de taak.

Elke preek moet een preek zijn 'voor Gods aangezicht'. De prediker staat er namens de levende God en mag zeggen: "Zo spreekt de Here". Want de prediker die vandaag spreekt in de autoriteit van de levende God en in de kracht van de Heilige Geest zal ook op gerede weerstand stuiten bij zijn toehoorders. Ze zullen vandaag de oren soms willen toestoppen omdat Gods Woord en de toepassing ervan veelal haaks staat op de cultuur waarin we leven. Een cultuur die ons oproept om onszelf te handhaven, voor onszelf op te komen. Een cultuur van welvaart en succes, van postuur en positie. Een cultuur van televisie en stripverhalen die ook de preek in hapklare beelden en brokken wenst opgediend.

Voorwaar geen makkelijke zaak voor de prediker, die Gods absolute waarheid mag neerleggen in het leven van mensen, met alle consequenties van dien. Gods waarheid trekt soms een streep dwars door onze eigen belangen, plannen en inzichten. Wee de prediker, die preekt om het zijn toehoorders zo aangenaam mogelijk te maken, omdat hun gehoor zo is verwend. Die verleiding ligt vlakbij, maar zou voor de Gemeente zelf uiteindelijk tot groot verlies leiden.

Laten we bidden voor onze voorgangers en predikanten, dat de Geest, die kwam op de Pinksterdag, zo zal werken, dat we preken mogen horen in die oorspronkelijke kracht. Laten we bidden voor onszelf en voor de Gemeente dat de Heilige Geest onze harten tot een toebereide akker zal maken opdat het zaad van het Woord ingang mag vinden en vrucht mag dragen.

Feike ter Velde