Hoe lief hebben wij God?

Henk Schouten • 84 - 2008 • Uitgave: 25/26
Sommigen zullen dat een rare vraag vinden. God liefhebben, hoe zit dat? Je vrouw liefhebben, je man, je kind, daar kunnen we ons iets bij voorstellen, maar God?
Anderen hebben geen besef van God. En als er al iets van een God is, dan is die God niet zo succesvol, want dan zou de wereld er niet zo uitzien zoals we in de krant lezen, op tv zien en onderweg in het leven steeds weer ervaren.
Dat we die nare wereld als mensen zelf zo maken, vergeten velen gemakshalve. Net als Adam en Eva schuiven we de verantwoordelijkheid van ons af. Mensen willen vrijheid, volkomen vrijheid. Die vrijheid hebben ze van God gekregen. Helaas kunnen mensen de vrijheid niet aan en nu de mens die vrijheid misbruikt en de wereld tot een chaos maakt, krijgt God vaak de schuld van dit alles. Maar luisteren naar God en leven zoals God vraagt, daar wil men niet aan. God liefhebben is een rare vraag voor velen. Een hopeloze patstelling?

Ook zijn er mensen die sidderen voor God. God is voor hen een boeman die je tevreden moet houden. Door het in acht nemen van allerlei regels, wetten, ceremoniën en gebruiken hopen ze God zo te manipuleren dat God, als Hij er al is, hen wel positief zal bejegenen. Als we goed leven, netjes voor de naaste zijn, geen al te gekke dingen doen, dan zal God wel beseffen dat we ons best deden (en ging er iets fout, dan ziet God dat vast wel door de vingers). Hij weet wel dat onze intenties goed zijn, God is immers liefde.

We kunnen allerlei voorstellingen van God hebben of maken. Maar dat we God kunnen en mogen liefhebben is daar doorgaans niet bij, terwijl dat toch de primaire Bijbelse boodschap is. In Matteüs 22:37 lezen we: ‘Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.’

Ik sprak eens iemand die het onbegrijpelijk en ook onmogelijk vond om God lief te hebben. Alle voorwaarden voor liefde waren afwezig, zo hield hij vol. Dingen moeten zichtbaar en tastbaar zijn om lief te kunnen hebben. Ja, dan kun je personen en materiële dingen liefhebben, maar onzichtbare en ontastbare dingen vallen daar niet onder. Opnieuw een hopeloze patstelling?

Ik vond dat nogal kort door de bocht. Er zijn veel niet tastbare dingen die we liefhebben, dingen waar we mogelijk in onze gedachten een voorstelling van hebben gemaakt, waar we van zijn gaan houden, maar die niet tastbaar zijn. Dat kunnen evengoed slechte als verkeerde voorstellingen zijn. Toch komt de Here God ook zulke mensen tegemoet.
De Here God zond ons Jezus, Zijn eniggeboren Zoon. Hij is het beeld van de onzichtbare God. “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!” Natuurlijk heeft dat ‘zien’ geen betrekking op de lichamelijkheid van Jezus. Het is niet zo dat de ‘gestalte’ van de Here Jezus op enigerlei wijze een kopie van de Here God zou zijn. De Bijbel leert dat God Geest is. De Here Jezus bedoelt heel andere dingen, namelijk de dingen die Hij doet, de dingen die Hij zegt - de dingen waar Hij voor stáát, zouden we in het moderne jargon zeggen - dat zijn de dingen die God laten zien. Zo is God.

Wie zo naar de Here Jezus kijkt, ontdekt veel van God. Eén van de dingen die mij altijd weer van de Here Jezus aanspreekt, is Zijn bewogenheid voor mensen. Dikwijls lezen we dat de Here Jezus met ontferming bewogen was wanneer Hij de schare mensen zag, die herderloos voortdrijft en moe en afgemat door het leven gaat. Dat woord voor die innerlijke ontferming is taalkundig gezien een buitengewoon krachtig woord. Wij zien op het journaal iets vreselijks en bevestigen dat ook, maar vervolgens gaan we over tot de orde van de dag. De ontferming die bij Jezus gezien wordt, is een kenmerk van de Vader zelf. Jezus gaat niet over tot de orde van de dag. Zijn ontferming is zo sterk, dat Hij het tot Zijn levensdoel maakt mensen te helpen en te redden, dag aan dag. Daartoe is Jezus bereid het grootste offer te brengen dat bedenkbaar is. Het offer is zo groot, dat het eigenlijk ook weer ondenkbaar is. Jezus gaf zichzelf voor mensen tot in die vreselijke dood op Golgotha. God gaf Zichzelf in Zijn Zoon prijs aan de dood voor onze zonde. Als dat geen liefde is, als daarin geen ontferming zichtbaar wordt. Zo is God. Paulus schrijft in Romeinen 5:8 ‘God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.’

Hoe lief hebben wij God? Dat is de omgekeerde weg. Dan gaat het niet om de liefde van God voor ons, maar om onze liefde voor God en de Here Jezus. Wanneer de Here uit de dood is opgestaan, gaat Hij tot Petrus. Petrus had vreselijke dingen gezegd en gedaan, net als wij allemaal. We trekken de vraag weg van het kribbetje met de herders en al die andere dingen die we daarbij hebben gezien. We kijken niet naar een ontroerend wolkje nieuw leven, maar naar een man van smarten, gemarteld aan een kruis. Na de opstanding, nadat Petrus de geweldige liefde gezien heeft die God heeft voor ons mensen, komt Jezus met de vraag: “Petrus, hebt gij Mij waarlijk lief?” Wie al de dingen van de Heiland in ogenschouw neemt, vindt dat uiteindelijk niet zo’n rare vraag. De vraag is legitiem en vraagt om een antwoord. Wat is uw antwoord?

Ds. Henk Schouten