Hoe vind ik een genadig God?

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 15
Hoe vind ik een genadig God?



De grote vraag van Maarten Luther was: Hoe vind ik een genadig God? Hij kwam uit de Roomskatholieke traditie van die tijd. De kerk was niet langer de allesbeheersende totalitaire kerk van de Middeleeuwen, want die kerk bestond eigenlijk niet meer. Door de groeiende invloed van de Renaissance was de totalitaire macht van de kerk, heersende over de geest van de mens, gebroken. Maar die macht deed zich nog wel gelden in dwingende eisen van kerkelijke dogma’s. Afval en bijgeloof tierden welig. Met het kopen van de aflaat kon je vergeving van zonden krijgen en een plekje in de hemel. Maar waar is Gods genade?




Wie zich de moeite getroost om zich een beetje in de geschiedenis te verdiepen, gaat al spoedig ontdekken dat de geschiedenis ook Gods geschiedenis is. De christelijke kijk op de wereld en op de geschiedenis stelt vast dat het niet gaat om een zinloze aaneenschakeling van toevalligheden, maar dat het om Gods geschiedenis gaat. Onze geschiedenis wordt ook sterk bepaald door de kerkgeschiedenis. Na, wat we noemen, de donkere middeleeuwen breekt met kracht een revolutie door in met name Italië: de Renaissance, letterlijk: de wedergeboorte. Het is de wedergeboorte van het oude Griekse ‘humanisme’ – de mens als norm van alle dingen. Het is een soort revolutionaire tegenstroom die krachtig ingaat tegen de totalitaire machtsuitoefening van de kerk. De vermeerdering van eigen glorie van de kerkvorsten, op allerlei niveau, was het hoogste doel geworden. Weelderigheid en losbandigheid, intriges, omkoping en bedrog werden dagelijks in de leiding van de kerk.



Toch waren er binnen de Roomskatholieke kerk al mensen opgestaan, die – zonder het te weten – aan de latere Reformatie hebben bijgedragen. Dat waren ‘de broeders des gemenen levens’ – moderne devoten genoemd – van wie bij ons Geert Groote de bekendste is. Hij werd in 1340 in Deventer geboren. Op zijn vijftiende jaar vertrok hij vandaar al naar Parijs om universitair onderwijs te ontvangen, vooral de wijsbegeerte trok hem aan. Daarna legde hij zich ook toe op de rechtswetenschappen, de theologie en de zedenkunde. Het verval in de kerk was groot en de maatschappij verwilderde. Rond 1380 begon Geert Groote te prediken en zijn boodschap maakte diepe indruk. In Deventer, Zutphen, Zwolle, Kampen, Amersfoort, Amsterdam, Utrecht, Gouda, Leiden, Haarlem, Delft, overal waren de kerken te klein vanwege de toegestroomde menigten. Daarom preekte hij meestal in de open lucht. Hij bleef bij dit alles trouw aan de steeds verder in verval rakende Roomse kerk. Zijn boodschap werkte ook na de dood van Geert Groote door in de verbreiding van diepe vroomheid en het stichten van nieuwe kloosters, de eerste Windesheim bij Zwolle. Deze beweging binnen de kerk breidde zich over verschillende Europese landen uit. Kloosterbroeders gingen naar de huizen van de burgers om aan de daar bijeengekomen groepen uit de – meestal Latijnse – Bijbel voor te lezen en uitleg te geven. Veruit de meeste mensen konden zelf niet lezen en de Bijbel was bovendien niet in de eigen landstaal vertaald.



Heel de samenleving was in beweging. Binnen een afvallige kerk was dus ook een tegenstroom op gang gekomen. Maar krachtiger nog was de latere tegenbeweging: de Renaissance. Dat plaatste de autonome mens in het middelpunt van alle dingen: het humanisme. De kracht van die dwaling is enorm. Het humanisme onderging later in de 18e eeuw een nieuwe krachtige impuls in de ‘Verlichting’ die uitmondde in de Franse Revolutie – ni Dieu, ni Maitre, geen God en geen meester.



De zoektocht van Maarten Luther, die leidde tot de 95 stellingen op de slotkapel van Wittenberg en de Reformatie, werd misschien wel meer ingegeven door de geest van het humanisme – het werpt de mens op zichzelf terug – dan door de zondigheid van de kerk. De geest van het humanisme was ook de kerk van toen en het denken van toen binnengeslopen. In zichzelf vond hij niet de werkelijke kracht tot boetvaardigheid en berouw. In zichzelf vond hij ook niet de zekerheid van Gods genade. De waanidee van de menselijke autonomie bleek slechts een holle frase. Het IK van de mens kan in zichzelf niet standhouden. Hij staat naakt aan de dijk. Luther heeft de leegte van het humanisme gepeild tot op de bodem en haar ontmaskerd. De autonome mens zonder God komt in de greep van de machten der duisternis. Vanwege die ontmaskering van het humanisme kon de aanval op Luther door de humanist Erasmus - de mens heeft een vrije (autonome) wil - dan ook niet uitblijven. De door de Renaissance hervonden natuur kon, in de visie van Luther, niet bestaan zonder de Schepper van alle dingen, evenmin als de mens zelf. Vandaar zijn legendarische vraag: Hoe vind ik – een mens in deze godloze cultuur – een genadig God? Het protestantisme heeft zich sterk geprofileerd door haar fundamentele en schriftuurlijke kritiek op de dwalingen van de RK-kerk.

Dat zich ondertussen een grotere antimacht - het humanisme - in en buiten kerk en theologie ontwikkelde, is fundamenteel onderkend.

Vandaag kan men binnen het protestantisme geluiden beluisteren als: “Wij hadden al veel eerder onze openlijke steun moeten uitspreken voor de duidelijke uitspraken van de RK-kerk als het gaat om de uitwassen van de ongebreidelde vrijheidsdrang van de moderne samenleving die is uitgemond in b.v. abortus, euthanasie, het homohuwelijke en dergelijke.



De vraag van Luther is actueler dan ooit, omdat de zuigkracht van het humanisme – de mens als norm van alle dingen – zich ook in theologie en kerk sterker laat gevoelen dan ooit.

Het antwoord daarop kan niet anders zijn dan die van Maarten Luther en de Reformatie:

Sola Scriptura, Sola Gratia, Sola Fide!




Feike ter Velde