‘Ik prijs God onder het lassen’

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 24
Hij is geboren in een Rooms-katholiek gezin, maar besloot op zijn twaalfde jaar niet meer naar de kerk te gaan. Hij zag weinig in het geloof en nog minder in mensen die naar de kerk gingen. De mededeling “Ik ga niet meer naar de kerk” hebben zijn ouders vrij gelaten ondergaan. Nu is hij zendeling van een bijzonder kaliber. Michael van der Horst (21) reisde de wereld over op het schip de ‘Doulos’. Maar het begon in zijn eigen huis.

Vanaf mijn twaalfde jaar kwam ik al regelmatig dronken thuis. Het is begonnen met foute vrienden. Als ik daar nu aan terugdenk, probeer ik me voor te stellen hoe vreselijk dat allemaal voor mijn ouders moet zijn geweest. Ze hebben niet geweten hoe ze me moesten aanpakken. Ik wilde zeker geen wetten opgelegd krijgen over hoe laat ik thuis moest zijn of iets dergelijks. Ik was onder mijn vrienden een trendvolger. Ik nam niet de initiatieven tot het kwaad, maar deed mee met de anderen. Ik was wel erg nieuwsgierig naar het beleven van dingen. Drankmisbruik en vandalisme hoorden bij de vaste kenmerken van jongeren van mijn leeftijd. Iedereen in ons dorp kende iedereen. In ons dorp waren toen zo’n honderd jongeren.

Op school maakte ik er niets van. Mijn Cito-toets had uitgewezen dat ik naar het vwo moest en daar ben ik ook aan begonnen. Maar na een jaar bleek het al helemaal mis. Ik wilde volstrekt niets, maakte geen huiswerk en stond voor geen enkel advies open. Ik moest naar de mavo, maar daar werd ik op een gegeven moment letterlijk vanaf getrapt. Ik hield van mijn vrijheid. Geld verdiende ik door bij de boeren te werken, zodat ik genoeg had voor drank en drugs. Als ik ’s nachts dronken thuis kwam, om twee of drie uur, was mijn moeder altijd nog op. Dan kreeg ik te horen dat ik de rest van de week niet meer weg mocht. Zo’n straf onderging ik dan wel. Ik vond wel dat mijn ouders het recht hadden dingen van mij te eisen. Ik ben nooit weggelopen, want diep in mijn hart wist ik dat ik met hele lieve en goede ouders was gezegend. Veel van mijn leeftijdsgenoten hadden dat niet. Ik hield van ze en ze waren echt kostbaar voor me. Maar er was geen wederzijds begrip. We dachten op compleet andere golflengten, zodat ik vond dat ik mijn eigen weg moest kiezen.

Achteraf zie ik wel dat God mij voor al te erge dingen heeft bewaard, zoals de zware drugs of de grotere criminele daden. Op school was er wel de nodige aandacht en hulp, maar ik wilde geen hulp. Ik kon het zelf wel. Ik herinner me een mentrix op school die heel erg haar best deed voor me, maar ik sloeg alles in de wind. Er was sprake van totale desinteresse, waardoor ik alles weigerde.

Ik werd overgezet naar het laagste niveau van het vmbo, maar ook daar kwamen ze niet verder met me. Ik kwam te werken bij een staalconstructiebedrijf en leerde het lassen. Mijn baas was een heel aparte man. Hij kon tekeer gaan tegen me, keihard zijn als het moest, maar hij bood aan mijn hele opleiding te betalen. Dat was één dag per week, de woensdag, naar school en daarnaast een aparte opleiding professioneel lassen. Ik wist wel: dit moet ik oppakken, want anders wordt het nooit wat. Ik haalde het diploma op m’n sloffen. Ik zat met de cijfers altijd bovenin. De weekends bleven voor drank en drugs. Ik moest wel kostgeld betalen thuis, maar het grootste deel daarvan spaarden mijn ouders stiekem voor mij op. Dat komt nu goed van pas, als zendeling aan boord van een boot, waar je alleen wat zakgeld krijgt.

Op een dag ontmoette ik Raymond. Hij is een jaar of drie ouder dan ik. Ik kende hem van de straat. Hij was vooral vanwege zijn persoonlijkheid voor veel jongeren een soort icoon. Hij gebruikte drugs, veel meer dan ik. We waren op een camping bij ons in de buurt. De ouders van mijn beste vriend, David, vroegen ons daar naartoe te komen. Op zondagavond waren daar praise-avonden. Dat is heel gek, ik voelde me daar wel thuis. Ik had altijd wel respect voor God. Raymond kwam naar me toe en vroeg: “Wat doe jij hier?” Ik was een beetje geërgerd door die vraag. Alsof hij daar wat mee te maken had. Ik vroeg me af wat hij daar deed. Maar hij vertelde dat hij christen was geworden. God had zijn leven totaal veranderd. Nou, dát kon ik wel zien. Ik was toen net zestien jaar. Hij vroeg me korte tijd later mee te gaan naar Amsterdam, naar een jeugddienst. Toen ben ik aangeraakt, veranderd en bekeerd, in die samenkomst. De mensen zongen er en prijsden de Heer. Ik zag hun volle overgave daarin en zag aan hun gezichten dat ze het diep in hun hart meenden. Liederen op het scherm met teksten als ‘Heer, ik aanbid U, met heel mijn hart’ raakten me heel erg en ik wist: “Dit is de waarheid.” Die avond heeft iemand met me gebeden. Hij zei mij een eenvoudig gebed voor: “Heer, ik heb gezondigd, wilt U mij vergeven. Ik open mijn hart voor U. Wilt U bij mij binnenkomen.” En dat gebeurde. Mijn ouders snapten er niets van toen ik het vertelde. God heeft langzamerhand alles bij mij weggenomen, drugs, drank en noem maar op. Ik moest veel in orde maken met mensen. Mijn ouders waren er bij toen ik werd gedoopt. Ik was erg bang dat ik ze zou kwetsen, omdat ik als kind katholiek was gedoopt. Maar ik zei ze dat ik nu mezelf aan de Here God wilde geven in mijn doop. Hoewel ze het niet helemaal snapten, zagen ze aan mijn leven dat er veel was veranderd. Ik heb geestelijk mogen groeien en op een gegeven moment kwam ook mijn zusje tot geloof en liet zich dopen. Tijdens haar getuigenis zag ik mijn moeder huilen. Ze zat naast me. Ik hield haar hand vast en bracht haar bij een echtpaar dat ik kende als echte volwassen christenen. Zij hebben mijn moeder toen tot de Here Jezus mogen leiden.

Ik zou gaan werken op het evangelisatieschip ‘Doulos’. Kort daarvoor was mijn moeder gedoopt. In de gemeente nam ik afscheid. Vlak voordat dat zou gebeuren kwam mijn vader naar voren. Ik dacht: O nee…hij is helemaal geen christen. Maar door wat hij toen zei, in die volle zaal met honderden mensen, moest ik huilen. Hij getuigde van het geloof van zijn kinderen en wat hij gezien had in mij aan verandering. Toen wist ik dat ook hij zijn hart aan de Here Jezus zou overgeven. Ik wist nu zeker dat ik weg kon. Ik voelde me verantwoordelijk voor het gezin waaruit ik zou vertrekken. Maar nu was ik gerust. Ik geniet van mijn werk op de Doulos. Ik prijs God, terwijl ik aan het lassen ben, om de wonderen, die Hij zo zichtbaar doet. De mooiste dingen kan ik niet vertellen, omdat ze gebeuren in gesloten landen. Maar ook daar werkt God op een machtige wijze. Ik mag, als tentenmaker, werken voor Hem en getuigen van Jezus, mijn Redder.

Feike ter Velde