Ik vrijzinnig? Hoezo?

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 2
Alle tijden, vooral na de Verlichting (19e eeuw), kennen steeds weer vormen van theologisch liberalisme. Vooral de ontkenning van Jezus als God. De Godheid van Jezus is het fundament van het christelijke geloof. Zijn verzoenend lijden en sterven en Zijn opstanding vormen het bouwwerk daarop. Daarin mag een christen wonen. Het is het eeuwig huis, voor nu en daarna, voor Gods uitverkoren kinderen. Het ondergraven van dat huis is een werk van de grote vijand van God en mensen. Hij moet worden herkend en ontmaskerd!

Het zijn vaak zulke aardige mensen. Neem nu ds. André F. Troost. Een innemend mens. Hij schreef een boek Dat koninkrijk van U. Hoe kan Jezus de Messias zijn? , waarin hij zijn twijfels beschrijft aan de Godheid van Jezus en de werkelijkheid van het komende koninkrijk. Die cynische titel: “Dat koninkrijk van U” komt uit een gedicht van Gerard Reve. Wat ik óver dit boek gelezen heb, vertelt mij dat deze sympathieke man zijn twijfels op sympathieke wijze etaleert. Maar wie heeft daar wat aan? Wat heeft het schrijven van zo’n boek voor zin, als men ervan uitgaat dat het - naar zijn eigen zeggen - pastorale motieven waren die hem hiertoe bewogen? Aan het pastorale gehalte ervan heb ik dan zo mijn twijfels. Want wie het fundament van het christelijk geloof, namelijk de Godheid van Jezus, zegt te betwijfelen en daar een boek over schrijft, moet in het licht van de Geest gewantrouwd worden, ondanks alle sympathie voor de warme persoonlijkheid die uit boeken en gedichten naar voren komt.
Ongewild en onbedoeld kan een mens een werktuig worden van de grote tegenstander, wiens boze geest voortdurend slechte informatie over Jezus Christus influistert, soms ook in de kerk. Zo is er een sympathieke predikant uit Indonesië die vindt dat de kerk niet langer moet leren dat Jezus God is, want dat is zo verstorend voor de dialoog met de islam. Vast goed bedoeld, sympathiek verwoord, maar vergif in de aderen van elke ware Schriftgelovige. Dat geldt ook voor de uitgebreide interviews met ds. André Troost, die men in christelijke lectuur aantreft, zoals in het Nederlands Dagblad en de EO-gids Visie. Wat bedoelen die redacties dan te communiceren? Het lijkt erop alsof zijn vrijzinnige opvattingen heel wat nieuws hebben te melden. Maar het bouwt niets op, het breekt alleen af. Het breekt het geloof in de Here Jezus af, vooral bij jonge mensen. Nieuws is het niet, want het is de eeuwenoude dwaling die bekend staat onder de kop: vrijzinnigheid. Jezus als mens, als goed mens, voorbeeld voor ons, Gods boodschapper en dat soort benamingen.
Wat men steeds weer bij theologen aantreft - zo ook bij ds. Troost wiens werk we hier verder laten rusten - is het gemis aan inzicht in het Koninkrijk. In de theologische opleiding aan de universiteit leert men dat we nu al in het Koninkrijk leven. En omdat van dat beloofde Koninkrijk zo weinig in de wereld is te zien, moet Jezus zich wel hebben vergist. Want Hij - en in navolging van Hem de apostelen - heeft verklaard dat dát Koninkrijk spoedig zal komen. In interviews over deze dingen komen de goede vragen niet aan bod. Als men gelooft dat we nu al zo’n beetje in het Koninkrijk leven dan kúnnen die vragen ook niet worden gesteld. Al eeuwen lang heerst de dwaling dat het Koninkrijk gekomen is op de Pinksterdag en dat alle beloften moeten worden vergeestelijkt. De Kerk is in plaats van Israël gekomen, heeft men al heel vroeg vastgesteld en daarmee is het Koninkrijk versmald tot de Kerk. Dat heeft tot dramatische dwalingen geleid, die we vooral ook zien in de Rooms-katholieke hiërarchie. Men spreekt dan van de heersende kerk boven en de strijdende kerk hier beneden.

Dit vindt zijn grond, voor wat het Protestantisme betreft, in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561, opgesteld door Guido de Brès), waarin we in artikel 27 lezen over ‘de algemene christelijke kerk’:
Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene Kerk, dewelke is een heilige vergadering der ware Christgelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest. Deze Kerk is geweest van den beginne der wereld af, en zal zijn tot den einde toe; gelijk daaruit blijkt, dat Christus een eeuwig Koning is, Dewelke zonder onderdanen niet zijn kan. En deze heilige Kerk wordt van God bewaard, of staande gehouden, tegen het woeden der gehele wereld; hoewel zij somwijlen een tijdlang zeer klein en als tot niet schijnt gekomen te zijn in de ogen der mensen; gelijk Zich de Heere gedurende den gevaarlijken tijd onder Achab zevenduizend mensen behouden heeft, die hun knieën voor Baäl niet gebogen hadden. Ook mede is deze heilige Kerk niet gelegen, gebonden, of bepaald in een zekere plaats, of aan zekere personen, maar zij is verspreid en verstrooid door de gehele wereld; nochtans samengevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in één zelfden Geest, door de kracht des geloofs.
We treffen hier mooie dingen in aan, maar ook twee thema’s die de hele Schrift geweld aan doen, namelijk 1) dat de Kerk er geweest is vanaf het begin van de wereld en 2) dat Christus een eeuwig Koning is. Het uitgangspunt is geworden dat de Geloofsbelijdenis uit graniet is gehouwen en daarom tot op de letter onveranderd moet blijven. Alsof hij, net als de Schrift zelf, door de Geest is geïnspireerd. Dat is een onbijbelse opvatting en moet derhalve worden afgewezen. Die goddelijke inspiratie geldt alleen de Heilige Schrift! Als dat dan is gezegd, kunnen we een gesprek beginnen over deze frases en vragen stellen als: is dat werkelijk zo, dat de Kerk (beter gezegd: de Gemeente) er altijd al is geweest en klopt het, dat Jezus van eeuwigheid af Koning is? Wie deze twee punten aandachtig bestudeerd in de Schrift kan niet anders dan tot de slotsom komen dat dit niet juist is!
Ten eerste is de Gemeente geboren op de Pinksterdag, want zij is uit de Geest geboren, namelijk de Geest van de opgestane Christus (Rom 8:11). De Gemeente van Christus - uit Jood en heiden - is door wedergeboorte verwekt en geboren. Het zaad der wedergeboorte is het Evangelie (1Petr. 1:23-25). Vóór de Pinksterdag was deze boodschap niet bekend, maar is door de Geest geopenbaard (Rom. 16:25,26). Dat is een wezenlijk kenmerk van het Evangelie dat helaas zelden of nooit wordt belicht. Ook in Efeze 3:3 spreekt Paulus in deze termen. Het is het tijdperk waarin “God een volk voor Zijn naam uit de heidenen vergadert” (Hand. 15:14). Dat begon op de Pinksterdag en daarin lag ook met name de roeping van Paulus. Eerst de Gemeente, wereldwijd verzameld en vrijgekocht door het kostbare bloed van het Lam. Tot die heerlijkheid konden de OT-gelovigen niet komen, omdat Christus nog niet verheerlijkt was (Hebr. 11:39,40).
Wat is het wonderlijk dat deze duidelijk Bijbelse lijnen zo weinig worden verkondigd. Alles lijkt wel door elkaar te zijn gehaspeld. Daarom begrijpen veel mensen, die zondag aan zondag onder de kansel zitten, zo weinig van de Bijbel. Alles lijkt voor ze gesloten, het heilsplan van God, en dat blijkt telkens weer. Daarom is er ook bijna geen weerwoord als de vrijzinnigheid zich aandient. Men onderscheidt de dingen niet en men kan niet aanwijzen wáár de schoen wringt. Er is geen helder beeld van wat de Gemeente is, wat haar roeping in de wereld is en hoe haar heerlijke toekomst eruit ziet. Men vlucht in onze tijd steeds verder in de persoonlijke ervaring als ‘nieuwe religiositeit’. Daarbij heb je de Bijbel ook niet meer nodig. Dat is alleen maar moeilijk en lastig, ingewikkeld ook en vermoeiend. Omdat een gemeenschappelijke visie ontbreekt, wordt het geloof steeds meer ‘geïndividualiseerd’ in een subjectieve geloofservaring. Dat is ook wel een cultuuromslag, want men vindt het overal in onze cultuur, maar in de Kerk hangt het samen met het ontbreken van heldere lijnen in het op zich zo heldere heilsplan van God. De nieuwe generatie wil het alleen nog maar ervaren. Dus wie het meeste biedt trekt de volste zalen. Maar de Bijbel blijft dicht. De Boodschap van de Pinksterdag was volstrekt nieuw: een mens moest ‘wederom geboren worden’, door de kracht van Woord en Geest. Onder die prediking - te beginnen met Petrus in Handelingen 2 - werkte de Geest nieuw leven in de harten der uitverkorenen. Drieduizend al, op die eerste dag! De ‘subjectieve geloofservaring’ - dat is: “Wat kan ik ervan ervaren?” - leidt tot enorme geestelijke leegheid, waardoor mensen blijven zoeken naar nieuwe impulsen van zogenaamde ‘spiritualiteit’. Daarom loopt men ook zo makkelijk over van de ene kerk naar de andere en daar komt nooit meer een einde aan. Want de hang naar die spirituele honger blijft. Het is tot een bodemloze put geworden. Oorzaak: niet de Bijbel, maar menselijke opvattingen en dogmatische stellingen staan op de voorgrond van denken en doen.
Het tweede handelt over het koningschap van Jezus Christus. Het mooie in de profetie is dat de Here Jezus straks als Koning komt voor Israël. Nergens in de Bijbel vinden we dat Jezus ná al Koning zou zijn, noch dat Hij de Koning van de Kerk is. Die gedachte is Rooms, maar helaas bij de Reformatie niet opgegeven. Het laatste Bijbelboek laat ons zien dat middenin de Grote Verdrukking er stemmen klinken die zeggen: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here, en aan zijn Gezalfde en Hij zal als Koning heersen tot in alle eeuwigheden” (Op. 11:15). Daarna volgen nog grote en dramatische gebeurtenissen, rond Israël, de 144.000, er komt oorlog in de hemel (Op. 12:7) en uiteindelijk de val van Babylon en de Bruiloft des Lams. Dat is nog niet geweest, maar moet nog gaan geschieden!
Hoe gaan we om met Gods heilig Woord? Verlagen we het tot menselijke gedachtespinsels, of verhogen we het ten hoogste als het Woord van de Allerhoogste God. Bij het eerste zijn we vrijzinnig en in feite ongelovig. De Bijbel gaat steeds verder dicht, of wordt hooguit nog bron van spitsvondigheden, van vrome poëzie of brave kretologie. Men is vrijzinnig geworden. Bij het tweede buigen we voor het Woord en laten dat Woord zichzelf verklaren. Dat Woord spelt ons Gods toekomst. We raken onder de indruk en zingen met Paulus: “O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen! (Rom. 11:33). Jezus Christus is God, de Zoon. Hij zal zitten op de troon van David (Luc. 1:32 en Jes. 9:6).
Zijn Naam? “Wonderbare Raadsman, sterke God (!), Eeuwige Vader, Vredevorst” (Jes. 9:5). Bent u vrijzinnig?

Feike ter Velde