‘Ik was diep ontroerd toen ik hun namen zag’

Feike ter Velde • 87 - 2011 • Uitgave: 18
Het was nooit bij haar opgekomen om van Canada naar Israël te reizen, totdat ze werd uitgenodigd mee te gaan met een Nederlandse groep. Want uiteindelijk is er in het Holocaustmuseum, Yad Vashem in Jeruzalem, te zien hoe haar ouders daar worden geëerd voor het redden van zeker twintig Joodse kinderen in de oorlogsjaren. Deze kinderen in Zeist en omgeving werden zo van de dood gered. Henk Visser en zijn vrouw hadden hun leven gewaagd voor wat ze zagen als hun plicht. Dochter Betty werd diep geraakt toen ze voor het eerst de namen van haar ouders zag in de rij der rechtvaardigen. Betty vertelt:

Mijn vader, Henk Visser, was een uiterst bescheiden man, die nimmer de aandacht op zichzelf vestigde. Hij was daarom ook een man van weinig woorden. Toen op 8 juli 1978 een uitgebreid artikel over hem in een grote Nederlandse krant verscheen, compleet met foto, samen met de Israëlische ambassadeur, Shlomo Argov en mevrouw Elly van ’t Vlie-Blazer, heeft hij daar nauwelijks met ons, zijn kinderen, over gesproken. De medaille die bij de onderscheiding hoorde, verdween in de kast, evenals het krantenartikel. Ik had me nauwelijks gerealiseerd wat mijn ouders in die bange oorlogsjaren hadden gedaan om Joodse kinderen te redden. Ik wist het, maar dat was het dan ook. Vader praatte er niet over, want het ging niet om zijn eer of om zijn heldendaden. Hij had zijn christenplicht gedaan en daarmee was ná de oorlog het verhaal, zijn verhaal, uit.
Wij emigreerden als gezin naar Canada. Maar het Joodse meisje, dat wij als kinderen tante Elly noemden, had het er niet bij laten zitten. Zij heeft contact gezocht met het Holocaustmuseum, Yad Vashem, in Jeruzalem en uitgebreid opening van zaken gegeven over de redding van Joodse kinderen in Zeist. Het verhaal zou misschien in de vergetelheid raken, maar tante Elly heeft altijd contact met mijn ouders gehouden om hen te eren en haar dank te laten blijken voor het feit dat zij leefde en niet was weggevoerd.

Elly Blazer moest zich in 1942, toen 22 jaar, als Joods meisje melden om op transport te worden gezet. Zij kwam via-via terecht in het gezin van de familie Visser, waar ze de rest van de oorlogsjaren ondergedoken is geweest. “Ik ben tweeënhalf jaar het huis niet uit geweest. Ik heb mijn leven aan de familie Visser te danken. Zij hebben alles in de waagschaal gesteld, hun eigen leven, hun gezin met drie kleine kinderen, twee, vijf en zes jaar”, vertelt Elly later aan de krant. Wij waren goed getraind, want we mochten buiten de deur met geen woord spreken over tante Elly, die bij ons in huis woonde. De buren wisten dan ook van niks. Ik vermoed dat een enkeling het wel wist, maar het is gelukkig goed gegaan. Vader bracht zo’n twintig kinderen onder bij gezinnen van de Gereformeerde kerk. Hij bereidde ze voor op een zware taak, die ze moesten zien als een christenplicht. Het ging om het volk van God, het volk van de Bijbel, daarom zag hij het als zijn plicht en als niets anders.
Tante Elly had alles goed voorbereid voor de onderscheiding, maar mijn vader mocht niets weten. Stel je voor dat hij zou weigeren om geëerd te worden. Toen hij op vakantie in Nederland was, werd alles in gang gezet. De onderscheiding was door Yad Vashem toegekend en de ambassadeur van Israël in Nederland was heel graag bereid om namens Yad Vashem en alle mensen in Israël de onderscheiding aan mijn vader te overhandigen. Eenmaal in de Israëlische ambassade in Den Haag richtte ambassadeur Argov zich tot mijn vader: “Ik neem aan dat u toch wel weet waarom u hier bent.” Vader zei geheel onbevangen: “Geen idee.” Toen kwam het dankwoord van de ambassadeur: “Je kunt mensen nooit écht bedanken voor wat ze toen hebben gedaan, dat kan alleen symbolisch. Alle woorden schieten immers volstrekt tekort voor wat u en anderen hebben gedaan voor de Joodse mensen in de oorlogsjaren.” Vader hoorde het met grote interesse aan en antwoordde: “Wij zagen het als niet meer dan onze plicht en die plicht heeft ons en ook mij aangezet tot daden. We hadden gelukkig een goed waarschuwingssysteem, zodat we wisten als er een razzia door de Gestapo aankwam. Wij konden dan snel handelen en iedereen kon in de schuilkelder kruipen. Dat ging via het kruipluik bij de voordeur.”
Elly Blazer: “Het was een uiterst moeilijke tijd, maar ik ben heel dankbaar dat het zo goed is afgelopen. Dat kwam ook omdat pappa – zo noemde ze mijn vader – zo streng was. Alles was tot in de perfectie geregeld en er mochten geen fouten worden gemaakt. Dat zou immers mensenlevens kunnen kosten.”
Hoewel vader niets wist van de plannen tot zijn onderscheiding en hoewel hij alle eer voor zichzelf, die hem toch zeker toekwam, afwees, weet ik zeker dat dit een grote dag voor hem is geweest. Hij kwam daar binnen in de ambassade van Israël en zag daar al zijn oorlogsvrienden, mensen uit de ondergrondse, bijeen. Dat vond hij overweldigend. Terug in Canada vertelde hij ons van de onderscheiding en van de boom die voor hem geplant zou worden in de ‘Laan der Rechtvaardigen’ in Yad Vashem te Jeruzalem. Maar de medaille ging de kast in en dat was het dus.
Daarom is het eigenlijk nooit in mij opgekomen om naar Israël te gaan. Ik wist ervan, maar ik was nooit bij de ernst en de diepte bepaald van de geschiedenis van mijn ouders, hun heldenmoed, hun angsten soms en hun spanningen en dat tweeënhalf jaar lang! Totdat ik nadacht over die uitnodiging om mee te gaan met die Nederlandse groep. Toen kwam ook het verlangen in Yad Vashem met eigen ogen de ereplaats van mijn vader te zien. Ik was net vijf jaar toen de oorlog was afgelopen en ik kende tante Elly, over wie we nooit mochten praten gedurende de oorlogsjaren. Er was ook nog een oom Ge in huis in die tijd. Tante Elly drong erop aan om bij vaders begrafenis met nadruk te zeggen wat hij en mijn moeder voor haar hebben betekend. Ze heeft altijd contact gehouden met mijn ouders en kwam nooit met lege handen.

De reis naar Israël heeft mij heel veel gedaan. Ten eerste om met een groep Nederlanders op reis te gaan was fantastisch. Het waren zulke geweldig lieve mensen, de hele groep en daar hebben we zoveel aan gehad. Alles was ook zo fantastisch goed geregeld en alles was in harmonie, organisatorisch, maar vooral ook geestelijk. We hadden gewoon geen fijnere groep kunnen bedenken, het was echt fantastisch. Wij, als Canadezen, werden direct opgenomen in de groep en we voelden ons er helemaal in thuis, vanaf de eerste minuut! Wat vooral samenbond was de grote liefde tot de Here Jezus in de groep, Oh, wat was dat geweldig!
Daar bovenop dan het bezoek aan Yad Vashem. Met hulp van ons gids hebben we de muur met alle namen erop snel gevonden. Namen van ‘de rechtvaardigen uit de volkeren’, zoals zij allen heetten, ook mijn vader dus! Het ontroerde mij diep dat met eigen ogen te aanschouwen. Maar dat niet alleen, ook de naam van mijn moeder stond erbij! In mijn herinnering en na de huldiging van vader, moeder was al jaren eerder gestorven, was het vooral mijn vader. Maar ook mijn moeder heeft een heldenrol gespeeld in haar zware taak in huis met drie kleine kinderen en de uiterste geheimhouding over twee onderduikers. En dan mijn vader in de gevaarlijke klussen voor de ondergrondse. Ze leed toen al aan een ziekte, waaraan ze na de oorlog is gestorven. En dáár stond haar naam! Haar naam, als ‘rechtvaardige uit de volkeren’.
Ze heeft het nooit zelf kunnen zien, maar ik, haar dochter, nu wel. Ik was diep ontroerd en tegelijkertijd uitermate trots op hen: Dit zijn mijn ouders en ik ben hun dochter! Zij hebben hun leven over gehad uit liefde voor het Joodse volk! Dat bracht Yad Vashem hier tot tastbare werkelijkheid. Onze Joodse tante Elly heeft van die liefde geweten. Zo werd onze reis naar Israël een openbaring. Ik had het nooit willen missen!

Feike ter Velde