Israël en de gemeente

Henk Schouten • 81 - 2005/06 • Uitgave: 25
Israël en de gemeente



We zijn bij onze overdenking over het nieuwe verbond, gestuit op een moeilijkheid, in ieder geval iets dat onze aandacht vraagt. We plaatsten het nieuwe verbond tegenover het oude verbond. We spraken over wet en genade. De gemeente is gebouwd op de genade die ons in de Here Jezus Christus werd geschonken. Het werk van de verlossing is onnavolgbaar groots. Door genade zijn we vrijgekocht van de vloek van de wet en hebben uitzicht op het Vaderhuis gekregen. Wie weet hoe spoedig we dat huis binnen mogen gaan, want de tekenen der tijden leren ons dat de opname van de gemeente niet lang meer op zich zal laten wachten.



We zagen ook dat in het oude testament het nieuwe verbond werd aangekondigd. Jeremia 31 hebben we wat nadrukkelijker bekeken. Dit bijzondere hoofdstuk leerde ons dat de Here God aan Israël en dan gaat het om het nageslacht van Abraham in de fysieke, lichamelijke zin van het woord, een toekomst belooft. En die toekomst voor Israël is er niet omdat Israël dat heeft verdiend; het tegendeel bleek juist het geval te zijn. In een periode van afval en ongehoorzaamheid werd deze belofte door Jeremia gegeven. Ook Israël verdiende het niet door God weer aangenomen te worden. Daaruit volgt en dat is niet onbelangrijk, dat ook voor het herstel van Israël geldt, dat genade voor recht zal gaan. Een genade verbond dus.



Wanneer we nu, met dit in ons achterhoofd, het nieuwe testament doorbladeren valt er wat dat betreft wel iets op te merken. Er zijn een aantal plaatsen aan te wijzen die rechtstreeks verwijzen naar de belofte uit Jeremia 31. Bijvoorbeeld Lucas 22:20 “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed.” We lezen dezelfde heenwijzing bij de apostel Paulus in 1 Korinthe 11:25 “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed.” Ook de schrijver van de brief aan de Hebreeën wijst duidelijk naar dit specifieke verbond. We lezen in Hebreeën 8:8: “Er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen.” Andere plaatsen in het nieuwe testament gebruiken niet direct de uitdrukking ‘het nieuwe verbond’, maar wijzen wel op dezelfde zaak. Kijkt u maar eens naar de gedeelten: Mat. 26:28; Rom. 11:27; Hebr. 10:16, 12:24. Het nieuwe testament heeft het hier duidelijk over Israël in onderscheid van de gemeente. En hier wordt helder aansluiting gevonden op de belofte van Jeremia 31, dit is een belofte voor Israël.

Het kan niet anders, dan dat dit wijst op gebeurtenissen die in de toekomst liggen, gebeurtenissen voor Israël, hun tot heil en vreugde.



De apostel Paulus had aan de Romeinen al geschreven “en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen.” (Rom.11:26) Er is dus voor Israël nog een toekomst. De Here God heeft nog een plan. De tijd en ruimte ontbreken ons hier om daar verder op in te gaan. We kunnen wel stellen dat de vervulling van deze beloften voor Israël samenhangt met een heel bijzondere zaak. Het hangt samen met de wederkomst van de Here Jezus. De Heer had immers ook gezegd: “Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het koninkrijk mijns Vaders.”(Mat.26:29) Wanneer de Here Jezus Zijn koninkrijk opricht, het Messiaanse vrederijk, dan zal de belofte van Jeremia 31 vervuld worden.



We lopen dus tegen het spanningsveld op, van ‘al wel’ en ‘nog niet’. Al wel genade voor alle mensen die de Here Jezus aannemen als hun Verlosser en Heiland, zij worden opgenomen in het nieuwe verbond. Het ‘nog niet’ staat voor Israël. De beloften die wij uit Jeremia 31 en andere bijbelgedeelten mogen leren zijn voor hen nog geen werkelijkheid.
Hoe verhoudt zich nu deze ultieme vervulling van de belofte van het nieuwe verbond dat voor Israël komen gaat met het nieuwe verbond dat we in de kerk zien?

Moeten we er een tegenstelling in zien? Moeten we stellen dat er mogelijk twee nieuwe verbonden zijn, moeten we het nieuwe verbond voor de gemeente ontkennen, waarom vieren we dan avondmaal? Allemaal vragen en verwarring. Is het echt zo moeilijk?



Beide, als ik het zo nog even omschrijven mag, hebben als instellingspunt de kruisdood van onze Heiland. Daar vinden we ook hun beider aanknopingspunt, dat is in de genade. Wanneer we het nieuwe verbond als het verbond van Gods genade zien, dan is er geen tegenstelling tussen wat God doet. We zien slechts verschillende aspecten van de grote rijkdom van Zijn genade. De dood van onze Heer is de basis voor het heil van ieder mens van Adam af. Deze genade breidt zich uit naar Israël en naar de gemeente, terwijl de Here God vasthoudt aan het plan dat Hij met Israël en met de gemeente heeft. Hoe onderscheiden ook, voor Israël het Messiaanse rijk, duizend jaar vrede onder heerschappij van de Messias. Voor de gemeente het Vaderhuis met de vele woningen, waar de gemeente naar toe gebracht zal worden.



Het is niet zo vreemd dat één oorzaak meerdere en uiteenlopende gevolgen kan hebben, als dat voor onze wereld zo is, zou dat voor onze God dan te wonderlijk zijn? We moeten dus geen tegenstellingen zoeken, we mogen het wonder aanvaarden. Het werk van de Heer laat ons Gods genade zien, waarop het heil voor wie en in welke vorm ook, gebaseerd is? De belangrijkste vraag is aan u om te beantwoorden: Hebt u de genade van de Here Jezus aangenomen en deel aan het nieuwe verbond in Zijn bloed?



Dan zal de genade van de Heer met u zijn.



Ds. Henk Schouten