Israël, volk of kerk?
Israël, volk of kerk?
Velen stellen dat met Israël niet langer het lichamelijk nageslacht van Jacob wordt bedoeld, maar dat daar de kerk mee aangeduid werd. Bijkomend effect was, dat het bestaan van het volk Israël niet in de theologie paste, Israël werd weggetheologiseerd. Waar dat toe leidde weten we.
Het is van belang te kijken naar het gebruik van het woord Israël in de Bijbel. We komen in het oude testament het woord Israël of Israëliet ongeveer 2300 keer tegen. Onloochenbaar steeds in relatie tot de nakomelingen van Jacob, die door de Here God Israël genoemd werd. Ongeveer 80 keer in het oude en 170 keer in het nieuwe testament wordt de term joden gebruikt. Op één of twee keer na, gaat het in al die gevallen steeds om Israël als Gods volk, of om een verwijzing naar de twaalf stammen van Israël.
Een groot probleem voor degenen die de benaming van Israël op de kerk van toepassing willen brengen is dat er met betrekking tot Israël behalve beloften van heil ook veel profetieën met oordeel zijn. Vreemd genoeg laat men de oordelen aan Israël, terwijl men de zegen voor de kerk reserveert.
Wat we ook regelmatig zien is dat het nieuwe testament het joodse volk aanspreekt, bijvoorbeeld Handelingen 3:12 en 4:8, Romeinen 10:1. Terwijl het onderscheid dat Paulus in 1 Corinthe 10:32 maakt veelzeggend is, daar zien we heidenen, joden en de gemeente Gods naast elkaar staan.
De Bijbel spreekt over een toekomst voor Israël, onderscheiden van de toekomst voor de gemeente, Romeinen 9-11 is daar het klassieke voorbeeld van. Hier worden de gelovigen uit de heidenen door de apostel gewaarschuwd: Wij zijn als wilde takken geënt op de stam.
Als de verwerping de verzoening der wereld is, wat zal dan hun aanneming betekenen? Met andere woorden, als het slechtste van Israël al zoveel zegen gebracht heeft, hoeveel zegen zal er komen, wanneer Israël tot inkeer komt? Is dat niet een prachtige en hoopvolle gedachte. Wie Israël wegpoetst, beseft niet hoeveel zegen hij daarmee voor zichzelf opzij schuift.
Tenslotte wijs ik op een ander aspect. In Romeinen 9:6 lezen we: Want niet allen die van Israël afstammen, zijn Israël en zij zijn ook niet allemaal kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn. In dit bijbelgedeelte gaat het niet om een tegenstelling tussen de gemeente en het volk Israël. Hier gaat het om een tegenstelling binnen het joodse volk. Er zijn joden die wel, maar ook joden die niet in de Here Jezus geloven. Het is niet zo dat wanneer je nageslacht bent van Abraham daarmee automatisch ook deel uitmaakt van de kring der gelovigen.
Zo is het ook met onze kinderen. Het is fi jn dat we hen van jongsaf het evangelie mogen vertellen en op de Here Jezus mogen wijzen. Maar ze zijn nog geen kinderen Gods doordat we hen meenemen naar de kerk. Geloof is een persoonlijke zaak, voor jood en niet jood. Dus ook voor u!
Ds. Henk Schouten
Velen stellen dat met Israël niet langer het lichamelijk nageslacht van Jacob wordt bedoeld, maar dat daar de kerk mee aangeduid werd. Bijkomend effect was, dat het bestaan van het volk Israël niet in de theologie paste, Israël werd weggetheologiseerd. Waar dat toe leidde weten we.
Het is van belang te kijken naar het gebruik van het woord Israël in de Bijbel. We komen in het oude testament het woord Israël of Israëliet ongeveer 2300 keer tegen. Onloochenbaar steeds in relatie tot de nakomelingen van Jacob, die door de Here God Israël genoemd werd. Ongeveer 80 keer in het oude en 170 keer in het nieuwe testament wordt de term joden gebruikt. Op één of twee keer na, gaat het in al die gevallen steeds om Israël als Gods volk, of om een verwijzing naar de twaalf stammen van Israël.
Een groot probleem voor degenen die de benaming van Israël op de kerk van toepassing willen brengen is dat er met betrekking tot Israël behalve beloften van heil ook veel profetieën met oordeel zijn. Vreemd genoeg laat men de oordelen aan Israël, terwijl men de zegen voor de kerk reserveert.
Wat we ook regelmatig zien is dat het nieuwe testament het joodse volk aanspreekt, bijvoorbeeld Handelingen 3:12 en 4:8, Romeinen 10:1. Terwijl het onderscheid dat Paulus in 1 Corinthe 10:32 maakt veelzeggend is, daar zien we heidenen, joden en de gemeente Gods naast elkaar staan.
De Bijbel spreekt over een toekomst voor Israël, onderscheiden van de toekomst voor de gemeente, Romeinen 9-11 is daar het klassieke voorbeeld van. Hier worden de gelovigen uit de heidenen door de apostel gewaarschuwd: Wij zijn als wilde takken geënt op de stam.
Als de verwerping de verzoening der wereld is, wat zal dan hun aanneming betekenen? Met andere woorden, als het slechtste van Israël al zoveel zegen gebracht heeft, hoeveel zegen zal er komen, wanneer Israël tot inkeer komt? Is dat niet een prachtige en hoopvolle gedachte. Wie Israël wegpoetst, beseft niet hoeveel zegen hij daarmee voor zichzelf opzij schuift.
Tenslotte wijs ik op een ander aspect. In Romeinen 9:6 lezen we: Want niet allen die van Israël afstammen, zijn Israël en zij zijn ook niet allemaal kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn. In dit bijbelgedeelte gaat het niet om een tegenstelling tussen de gemeente en het volk Israël. Hier gaat het om een tegenstelling binnen het joodse volk. Er zijn joden die wel, maar ook joden die niet in de Here Jezus geloven. Het is niet zo dat wanneer je nageslacht bent van Abraham daarmee automatisch ook deel uitmaakt van de kring der gelovigen.
Zo is het ook met onze kinderen. Het is fi jn dat we hen van jongsaf het evangelie mogen vertellen en op de Here Jezus mogen wijzen. Maar ze zijn nog geen kinderen Gods doordat we hen meenemen naar de kerk. Geloof is een persoonlijke zaak, voor jood en niet jood. Dus ook voor u!
Ds. Henk Schouten