Job, Israël en wij

Jan van Barneveld • 91 - 2015 • Uitgave: 17
De geschiedenis van Job heeft diepe profetische aspecten betreffende Israël en voor ons. Zoals bekend krijgt Job geen direct antwoord op zijn wanhopig roepen naar God om recht. Zijn vele ‘waaroms’ blijven staan. Die verdwijnen alleen in het aanschouwen van een glimp van de hoogte en de diepte van Gods overweldigende majesteit en lossen op in het ervaren van Zijn grote liefde en genade. Vanuit Job komen we bij Israël en bij u en mij.
Voor dit artikel heb ik veel gehad aan de boeken ‘Job, troostboek voor Israël’ van G.A. van der Spek-Begemann en ‘Het Jobslijden van Israël’ van Willem J. Ouweneel.


Job is geen verzonnen hoofdpersoon in een hoogstaand literair werk. Hij was een echte, vrome Israëliet, die woonde in Uz, in Edom. Ezechiël (14:14) en Jakobus (5:11) voeren hem op als iemand die echt bestaan heeft. Verder is hij een type. Job staat voor het lijden van Israël als volk. Maar ook voor lijdende, vrome Joden en christenen. Zijn drie Edomitische ‘vrienden’ Elifaz (mijn god is fijn goud), Bildad (zoon van de strijd) en Sofar (tsjilper) zitten een week lang stil bij Job. Verbijsterd door wat Job is overkomen. Zij worden gezien als type voor kerken.

De geestelijke worsteling
In de hoofdstukken 3 t/m 31 barsten de woordenstromen los. Emotioneel en fel betoogt Job zijn onschuld. Zijn vragen bestormen zijn vrienden en de hemel. Waarom? Wat heb ik gedaan? Ik ben onschuldig. Hij roept de HERE aan als Losser, Scheidsrechter en tegelijk klaagt hij zijn Here aan bij God, omdat hij zich onrechtvaardig behandeld voelt. De ‘vrienden’ gaan uit van hun eigen ‘theologie’; van hun eigen godsbeeld. Hun redenering is: Job moet zwaar lijden en heeft dus zwaar gezondigd. Hun verdachtmakingen en valse beschuldigingen tegen Job worden steeds feller.
Slechts twee reacties die Job beschuldigend naar de hemel schreeuwt: ‘Zo waar God leeft, die mij mijn recht onthoudt’ (27:2). En: ‘Ik roep tot U om hulp, maar Gij antwoordt mij niet’ (30:20). Maar Job blijft zich wanhopig vastklemmen aan de HERE: ‘Ik weet dat mijn Losser leeft… nadat mijn huid zo geschonden is, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen’ (19:25,26). De HERE is tegelijk zijn Tegenstander, die hem bestookt en zijn Pleitbezorger en Getuige in de hemel (16:9-20).
Zo zit Job daar. Doodziek en alleen gelaten door zijn vrouw en met zijn ‘vrienden’ die hem vals beschuldigen. Ook, naar zijn gevoel, door zijn God, die hij trouw heeft gediend en liefgehad. Huilend: ‘Mijn oog richt zich schreiend op God’ (16:20). Sommige lezers zullen hier iets in herkennen.

Israël
Zo klaagt ook Israël in de Psalmen 44, 88 en in Klaagliederen. Een paar citaten: ‘Zelfs als ik schreeuw om hulp, versmaadt Hij mijn gebed.’ En: ‘Hij is mij een loerende beer… Hij laat mij geen uitweg en verscheurt mij… ik dacht: vergaan is mijn kracht en vervlogen mijn hoop op de HERE’ (Klaagliederen 3:7-18). Maar toch: ‘Mijn ziel zegt: Mijn deel is de HERE, daarom zal ik op Hem hopen’ (Klaagliederen 3:24). Nu enkele citaten uit Psalm 44. (Luther noemde dit een ‘strooien Psalm’ en wilde deze het liefst weglaten uit de Schrift.) ‘In God roemen wij de ganse dag; Uw naam zullen wij loven voor altijd.’ En dan: ‘Nochtans hebt U ons verstoten en te schande gemaakt… U hebt ons overgeleverd als slachtvee… U hebt Uw volk verkocht voor een spotprijs… U hebt ons tot een spreekwoord onder de volken gesteld…’ (vers 10-14). En uit Psalm 88 ‘Uw grimmigheid rust zwaar op mij… waarom verbergt U uw aangezicht voor mij?… Dagelijks roep ik U aan, o, HERE’ (vers 8,15 en 10). Deze klachten van Israël, van het Joodse volk zijn dezelfde als die van Job. Job is een type en profeteert over het lijden van het Joodse volk, Gods visie daarop en Gods uitkomst.

De HERE kijkt naar Job
Er gebeurt veel meer ‘boven onze hoofden’ dan wij beseffen. Job heeft het gesprek van de HERE met satan niet gehoord. Heeft er waarschijnlijk nooit van geweten. Hoe ziet de HERE Job? Opvallend is dat Hij Job vier keer liefdevol en een beetje trots ‘Mijn knecht Job’ noemt. Voor en tijdens zijn verschrikkelijke lijden (1:8 en 2:2) en twee keer daarna (42:7-9). Een argument temeer om Job als type voor Israël te zien. ‘Knecht des HEREN’ is een eretitel die blijkbaar ook lijden inhoudt. (We hebben geen ruimte om te schrijven over de lijdende Knecht van de HERE en Zijn plaatsvervangend lijden uit Jesaja 53, Psalm 22 en de Evangeliën.)
Hoe prijzend spreekt de HERE over Job! ‘Niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkend van het kwaad’ (1:8). En na al het lijden en verdriet dat over Job komt, zegt de HERE hetzelfde en voegt eraan toe: ‘En nog volhardt hij in zijn vroomheid’ (1:8 en 2:3). Nadat Job zijn felle, hartstochtelijke verwijten naar de hemel heeft geschreeuwd, zegt de HERE tegen een van de ‘vrienden’, Elifaz, ‘Jullie hebben niet recht van Mij gesproken, zoals mijn knecht Job’ (42:7). Job lijdt in Gods ogen dus schuldeloos. Dat is niet zondeloos. Want Job bidt: ‘Waarom vergeeft U mijn overtreding niet?’ (7:21). Zo staat Jobs bittere lijden voor het lijden van Israël door de eeuwen heen. Ook voor de Joden die in de Holocaust met de gebeden op de lippen de gaskamers binnengingen. Ontroerd schrijf ik dit.

Eind goed…
‘De HERE bracht een keer in het lot van Job… gaf hem het dubbele van al wat hij bezeten had… Job leefde nog 140 jaar’ (42:10-17). Heil over Job. We leven nu in de tijd van het herstel van Israël. De wereld maakt zich op voor een nieuwe Holocaust. Maar de HERE gaat de profetie van de oude Simeon vervullen: ‘…heerlijkheid voor uw volk Israël’ (Lucas 2:32). En: ‘Want zie, duisternis zal de aarde bedekken… maar over u zal de HERE opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden’ (Jesaja 60:1-3). En nog veel meer beloften van Heil! ‘Troost, troost mijn volk, zegt uw God… de heerlijkheid van de HERE zal zich openbaren’ (Jesaja 40:1-5). Heil voor Israël. Dat leert ook Job.

Jobs vrienden
Nu die vrienden van Job, die zo lelijk tegen hem tekeer gingen. De HERE was erg boos op ze. Alleen gebed van Job kon hen bewaren voor Gods toorn. Zij brachten zeven stieren en rammen aan Job en vroegen zijn voorbede. Job deed dat en de HERE verhoorde hem. Mevrouw van der Spek vraagt zich af ‘of Israël/Job wel voor ons zal willen bidden als de Messias komt.’ Een terechte en belangrijke vraag, waar de kerken zich diepgaand op moeten bezinnen voordat het te laat is. Want ook zij zijn niet erg vriendelijk voor Job/Israël.

En wij?
Veel christenen, vooral zij die momenteel vervolgd worden, maken een stuk Jobs-lijden mee. Er is alleen ruimte voor één tekst: ‘Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd, niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden’ (Romeinen 8:18). Amen!

Jan van Barneveld