Jobs wijsheidsles

dr. Gieneke van Veen-Vrolijk • 82 - 2006/07 • Uitgave: 6
Aan de reeks Bijbelse wijsheidstermen op deze plaats besproken, zou ik nog één set woorden willen toevoegen. Het gaat om de woorden ‘tom’, ‘tam’ en ‘toemma’ (verwant aan het laatstbesproken ‘tamim’). Ook deze woorden zijn afgeleid van het werkwoord ‘tamam’ (= volkomen,
heel, compleet, volmaakt zijn). De woordenset ‘tom/tam’ komt vooral voor in Job, Spreuken, Psalmen.

Het (zelfstandig naam)woord ‘tom’ betekent: integriteit, volmaaktheid,
heelheid, volkomenheid, volledigheid, onschuld. Dit woord duidt op de gelovige die wenst te leven in harmonie met God en naaste.
Het houdt verband met de geestelijke gezindheid en verlangen in onverbroken en zuivere relatie met God te leven en te wandelen.

Het (bijvoeglijk naam)woord ‘tam’ is een veelomvattend begrip dat vooral in Job voorkomt en betekent: onschuldig, oprecht, rustig, zuiver,
vredig/vredelievend, toegewijd, devoot. ‘Tam’ duidt op een mens/gelovige die herkenbaar is aan het - in alle situaties - volhardend, toegewijd vasthouden aan God en Zijn Woord.

Genoemde woorden stonden centraal in het leven van Job en tekenen hem als gelovige. Bijzonder is Gods eigen beschrijving: “Mijn knecht Job … niemand is als hij ‘tam’/oprecht/integer/toegewijd…” (1:1, 8; 2:3). Job, de man die zo veel ellende meemaakte. Job verloor alles: kinderen, bezit, gezondheid, zelfs zijn vrouw verloor hij toen hij haar ondersteuning het meest nodig had.

De mens die ‘tam’/onschuldig is wordt aangevallen door vijanden (Ps. 64:5a; vergelijk Spr. 29:10). Job wist in alle smart, wat later de psalmist ook ondervond: “Hierin/hierdoor weet ik dat U welgevallen aan mij hebt, dat mijn vijand niet over/tegen mij zal juichen. Maar mij, U steunt/grijpt mij vast in mijn ‘tom’/volkomenheid/onschuld…” (Ps. 41:12, 13).

God geeft zekerheid aan wie ‘tom’/trouw is (Spr. 2:7a; 28:6) en zo met Hem wandelt (Ps. 26:1). God liet/laat Zijn knecht(en) niet los!
Bij de set ‘tom/tam’ hoort nog de term ‘toemma’, die (éénmaal uitgezonderd)
alleen in Job voorkomt. ‘Toemma’ betekent: integriteit, trouw, onverdeeldheid. Dit woord vat samen wat het kenmerk is van de gelovige die wandelt in de vreze van de Here: onverdeelde, vasthoudende
trouw, volkomen toewijding. Job verloor zijn vrouw als bemoedigende
medestrijdster op het moment dat zij hem uitdaagde om zijn ‘toemma’/integriteit/volkomen trouw aan de Here, te laten varen. (Job 2:9a). Zij zag niet dat in Jobs nood zijn ‘toemma’/ integriteit in trouw aan God, juist alle rijkdom was die hem was overgebleven. God-vasthouden was Jobs enige schat, omdat de Here Alles voor hem was. God echter ziet hoe Job lijdend “vasthoudt aan zijn ‘toemma’/integriteit/trouw…” (Job. 2:3, 9). Te midden van alle ellende, ook tijdens zijn wanhoop/opstandigheid wilde Job zijn ‘toemma’/Godtoegewijde
trouw niet loslaten (27:5). Wat een praktisch geestelijke wijsheidsles voor ons!

Let op wie ‘tam’/God-toegewijd is, kijk naar Job, leer van zijn geschiedenis
en…hoor Gods stellige shalom-belofte: “Aanschouw de ‘tam/trouwe/toegewijde’... want het einde van die mens is vrede” (Ps. 37:37).