Kabod (2)

Gieneke van Veen-Vrolijk • 86 - 2010 • Uitgave: 2
Toon mij Uw heerlijkheid

De afgelopen keren gingen we in op het Hebreeuwse werkwoord ‘kabed’ (eren, hoogachten) en het daarvan afgeleide woord ‘kabod’ (eer). Omdat ‘kabod’ een belangrijk oudtestamentisch begrip is, waarover veel valt te zeggen, stellen we het nogmaals aan de orde. We zagen dat ‘kabod’ (uitspraak: kavod) onder meer betekent: eer, glorie, heerlijkheid, waardigheid, majesteit, luister, glans, straling.
‘Kabod’ kan op tweeërlei manieren gebruikt worden: a) in verband met een heerlijke verschijning van glans, licht en straling en b) in abstracte zin met de betekenis van eer, heerlijkheid en glorie. Belangrijk is dat ‘kabod’ vooral met betrekking tot de Here God wordt gebruikt en (zoals we eerder zagen) met name ook de manifestatie van Zijn aanwezigheid aanduidt (Exodus 24:16,17). ‘Kabod’ duidt op Gods majesteit, glans, verhevenheid en soevereine macht. Zo maakte Hij zichzelf bekend. Zo wil Hij zich ook aan ons in Zijn Woord bekend maken.

Gods ‘kabod’/glorie bij de openbaring van Zijn boodschap en/of ingrijpen
Ten tijde van Israëls verblijf in de woestijn manifesteerde de ‘kabod’/heerlijkheid van de Here God zich in bepaalde gevallen wanneer Hij Zijn Woord en boodschap bekend maakte. Dat was met name wanneer de Here moest ingrijpen na een bepaalde opstand of zonde van het volk. Zo greep God in met de manifestatie van Zijn ‘kabod’/eer toen het volk ontevreden klagend ‘morde’ om voedsel. Alsof de Here die hen uit de slavernij had uitgeleid, hen van honger zou laten omkomen! Op deze houding van opstandig wantrouwen antwoordde God met de verschijning van Zijn ‘kabod’/glorie: ‘…u zult weten dat Ik de HERE uw God ben’ (Exodus 16:10-12). God gaf voedsel met de boodschap dat men moet weten dat Hij de HERE is!
Toen later in de woestijn het volk wanhopig meende dat ze het beloofde land nooit zouden kunnen intrekken en opstandig vol ongeloof niet op Gods leiding en hulp wilde steunen, maar het leugenbericht van de door angst bevangen (tien) verspieders geloofde, wezen Jozua en Kaleb hen op Gods Woord en beloften ‘…De HERE is met ons… vrees hen niet.’ Als reactie hierop wilden ze hen stenigen! ‘…Maar de ‘kabod’/heerlijkheid van de HERE verscheen…’ (Numeri 14:9-10). Gods zichtbare aanwezigheid manifesteerde zich voor de Israëlieten, maar nu om hen te straffen vanwege hun ongelovige rebellie tegen Hem.

De ‘kabod’/heerlijkheid van de HERE
Een bijzondere uitdrukking die in dit verband onze aandacht vraagt is de samenstelling ‘kabod 1 van de HERE’. Deze uitdrukking komt regelmatig voor in de Hebreeuwse Bijbel en wordt bijvoorbeeld duidelijk bij de profeet Ezechiël gehoord.
Zo lezen we dat Ezechiël een gedaante van glans en vuur ziet en beseft dat dit de ‘heerlijkheid van de HERE’ is, waarvoor hij in ontzag neerbuigt (Ezechiël 1:28). De profeet hoort door de Geest zeggen: ‘geloofd zij de ‘kabod’/majesteit van de HERE’ en mag hiervan ook iets aanschouwen (Ezechiël 3:12,23). Dit geeft hem kracht en moed om Gods boodschap, juist in tijden van ellende, door te geven! Gods heerlijke aanwezigheid in ons leven, door de Heilige Geest, bemoedigt ook ons nu, om Hem te dienen en Zijn Woord vast te blijven houden.
Maar wat houdt dit (abstracte) begrip ‘kabod’ nu concreet in? Mozes helpt ons bij deze lastige vraag.

Mozes en de ‘kabod’/glorie van de HERE
Mozes deelt ons een bijzondere ervaring mee, die ons leert hoe veelomvattend en rijk het begrip ‘kabod’/glorie van de HERE is. Wanneer deze man Gods na het dieptepunt van de verbondsbreuk rond het gouden kalf (Exodus 32) toch verder moet, smeekt hij de Here: ‘Toon mij nu uw kabod/heerlijkheid’ (Exodus 33:18). Liefdevol noemt God Zijn goedheid die voorbij zal gaan, Zijn naam die zal worden uitgeroepen en spreekt over Zijn genade en ontferming en biedt hem Zijn beschermende overdekkende Godshand, daar waar plaats is bij Hem… Dat is - zegt de Here - wanneer mijn ‘kabod’/majesteit zich zal manifesteren. (Exodus 33:18-22). Vers 22 stelt nadrukkelijk dat het hier om Gods ‘kabod’ gaat. Mozes’ ervaring met de Here leert ons hier ook waar wij in tijden van tegenslag, moeite en ontreddering onze plaats van troost, liefdevolle bescherming en bemoediging vinden: bij Hem op de rots! (vgl. 1 Korintiërs 10:4). Daar manifesteert zijn ‘kabod’/glorie zich in: zijn goedheid, zijn heilige Naam - Jezus (Handelingen. 4:12) - genade, ontferming, bescherming. Dat is de ‘kabod’/heerlijkheid van Zijn aanwezigheid, die ook ons wordt geboden…

“Geeft de HERE de ‘kabod’/eer van zijn naam…” (Psalm 96:8).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 In de Hebreeuwse tekst krijgt het woord ‘kabod’ de vorm ‘kebod’ wanneer het gaat om een bezitsrelatie; ‘kebod JHWH’ betekent dan: de heerlijkheid/eer van de HERE. In dit artikel zullen we echter de onverbogen vorm ‘kabod’ aanhouden.