Kadima - Vooruitgang

drs. Jan van Barneveld • 82 - 2006/07 • Uitgave: 7
Verwarring

Verbaasd en een beetje verward kijken veel vrienden van Israël naar wat daar, in Gods land en onder Gods volk gaande is. Christen-
zionisten zijn altijd heel voorzichtig
en spaarzaam met kritiek op Israël. “Want,” redeneren zij, “de wereld is er als de kippen bij om kritiek en vaak kwaadaardige kritiek, te leveren op alles wat Israël
doet. Laten wij blijven bij onze hartelijke solidariteit en eventuele vraagtekens binnenskamers houden.”
Maar nu roepen sommigen van hen hun afkeuring luid van de daken wat betreft de plannen van de regering Olmert en van andere ontwikkelingen en gebeurtenissen
in de Israëlische samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de toenemende
polarisatie tussen links en rechts en tussen seculiere Israëli’s en orthodox gelovigen in Israël. Of aan de zedeloze en goddeloze gayparade die van 6-12 augustus in de heilige stad, in Jeruzalem gepland is. Een beetje verward vragen vrienden van Israël zich af wat er aan de hand is en hoe wij hiermee moeten omgaan. Leert de Bijbel ons iets over hoe we met Israël moeten omgaan, als de leiding
van Gods volk ons inziens de verkeerde kant op gaat? Eerst zullen
we twee verontruste stemmen laten horen van hartelijke vrienden van Israël. Daarna enkele Bijbelse voorbeelden die ons kunnen helpen
bij onze standpuntbepaling.


Een Arabische journalist

Joseph Farah is een christen-Arabier
die in de VS woont. Meer dan 20 jaar verdedigt hij Israël in de internationale pers. In vlijmscherpe artikelen en analyses weerlegt hij Palestijnse leugens en mythen en anti-Israël propaganda uit Moslim-
Arabische koker. “Maar nu,” schrijft hij, “ben ik het verdedigen van Israël zat. Tenminste van het regiem dat momenteel in Jeruzalem
zetelt. Die nutteloze coalitie die bezig is nationale zelfmoord te plegen.” Dan haalt Farah fel uit tegen de plannen van de regering Olmert. Plannen waarvoor Olmert eind mei om goedkeuring en $ 10 miljard van president Bush in Washington is gaan vragen. Farah hekelt de “uitverkoop van meer dan 200.000 Israëlische burgers die hun thuis hebben gebouwd op historische Joodse gronden in Judea en Samaria.” Hij is diep verontwaardigd over het afstaan van grote delen van Jeruzalem, de eeuwige hoofdstad van het Joodse volk. “Hij (Olmert) doet dit,” gaat Farah verder, “in de volle wetenschap
dat de terugtrekking uit Gaza een pure ramp is gebleken voor het Joodse volk, voor de westerse
beschaving en voor vrijheid in het algemeen. Hij doet dit, terwijl
hij weet dat Hamas van plan is een Taliban-staat te vestigen in gebieden die ‘judenfrei’ zijn gemaakt.”
“Zoals Jezus 2000 jaar geleden, kijk ook ik vandaag naar Jeruzalem en ook ik huil.” Farah ziet het ‘convergentieplan’ van Olmert
als ‘een signaal dat de Joodse staat meer vertrouwen vestigt op Washington en de internationale diplomatie dan op de God van Abraham, Isaäk en Jakob.” Hij besluit: “Genoeg land voor vrede. Genoeg toegeven aan het kwaad. Een compromis met het kwaad is kwaad. Ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen en ik blijf bidden voor de vrede van Jeruzalem.”



Jan Willem

Als we ‘Jan Willem’ schrijven, dan weten de meeste lezers wel dat we het hebben over Jan Willem van der Hoeven. Hij woont en werkt al 40 jaar in en voor Israël. In 1981 heeft hij de Internationale Christelijke
Ambassade te Jeruzalem opgericht. Nu is hij de leider van het Internationale Christelijke Zionisten
Centrum. Onlangs heeft hij een opzienbarende en moedige stap gezet. Uit solidariteit met de Joodse pioniers in Judea en Samaria
is zijn kantoor verhuisd naar Bethel. Middenin wat vijanden van Israël ‘bezet gebied’ noemen. Als een getuigenis tegen het ‘convergentieplan’.

Jan Willem is zo mogelijk nog scherper dan Farah: “Velen (militaire experts, politieke strategen, diep bezorgde Joodse en christenleiders) hebben de leiders van Israël gewaarschuwd geen Palestijnse
Moslimstaat tussen Israël en de Jordaan te creëren. Het land niet te verdelen. God Zelf heeft jullie herhaaldelijk gewaarschuwd jullie volk en natie dit kwaad niet aan te doen. HIJ heeft zelfs gewaarschuwd
dat HIJ naties die zo’n plan steunen, zwaar zal oordelen.”

Dan gaat Jan Willem in op het demografische argument dat premier Olmert en de zijnen voortdurend hanteren. Dit argument
houdt het volgende in: “Als we die gebieden blijven overheersen
zal Israël spoedig geen Joodse staat meer zijn, maar door Moslim-
Arabische meerderheid worden
overspoeld.” Hij vindt dat een argument dat alle grond mist. “Als vorige linkse regeringen de terugkeer van de Joden niet had ontmoedigd, maar had aangemoedigd
en als er sinds de stichting van de Joodse staat in 1948 geen 2 miljoen Joodse baby’s waren geaborteerd,
zou er geen demografisch
probleem geweest zijn.” Hij besluit zijn emotioneel en vlammend
betoog: “Ga zo maar door! Geef maar toe aan de druk van een wereld die beslist niet zal strijden
voor jullie overleven. Volg de heidense wegen maar. Wees maar bang om NEE te zeggen en laat ze hun wellustige plezier maar hebben
als ze … de Joodse hoofdstad vullen met hun smerige gruwelen. Dit alles met de toestemming van de regering Olmert, waar nu de SHAS (de ultra-orthodoxe partij) aan meedoet, de grote ijveraars voor Gods heiligheid! Doe het maar en zie dan wat het antwoord van God zal zijn…”
Maar tegelijk met dit scherpe vermaan
toont hij zijn diepe solidariteit
door zelf tussen de Joodse pioniers in Judea te gaan wonen.



En wij?

Het is duidelijk dat grote vrienden
van Israël, zoals Jan Willem van der Hoeven en Joseph Farah van mening zijn dat Kadima (het Hebreeuwse woord voor ‘voorwaarts’),
de grootste politieke partij in Israël, momenteel geen stappen voorwaarts zet. Toch blijft Farah bidden voor de ‘vrede van Jeruzalem’
en blijft Jan Willem hartelijk solidair met Israël. Zij volgen hierin het voorbeeld van de profeet Samuël.

In zijn tijd maakte Israël een verkeerde keuze. Farah en Van der Hoeven zeggen met Samuël: “Want de HERE zal zijn volk niet verstoten om zijn grote Naam. De HERE heeft immers u gekozen tot zijn volk te maken. Wat mij betreft, het zij verre van mij, dat ik tegen de HERE zou zondigen door op te houden voor u te bidden” (1Sam. 12:22,23). Paulus zou het ongeveer 11 eeuwen later zo zeggen: “De genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk” (Romeinen 11:29). God komt er niet op terug. Telkens weer pakt Hij de draad weer op. Door Richters of vrome koningen. Hij hielp de goddeloze
koningen Achab en Joram aan overwinningen over machtige vijanden. Hij zond profeten. Hij gaf opwekkingen onder zijn volk. De HERE gaat door met zijn volk. Ondanks gemopper, ongeloof, opstanden en zelfs tegenwerking kwam Israël in het Beloofde Land. Ondanks afgoderij bracht Hij Israël terug uit Babel en kwam de Beloofde
Messias. Ook nu zal de HERE tot zijn doel komen. Daarbij spelen onze gebeden en onze solidariteit met Gods volk een belangrijke rol.