Katrientje Hommel: Zwijgen als vloek
KATRIENTJE HOMMEL
Zwijgen als vloek
Katrientje Hommel (25) kreeg als jong meisje een zware last op haar schouders. Naast het gepest worden op school, speelden er grote problemen in haar kerk. Maar daar werd niet over gesproken.
Van de periode tussen mijn veertiende en mijn twintigste levensjaar weet ik bijna niets. Ik heb niet geleefd, maar overleefd. Ik sloot me in mezelf op. Aan de buitenkant was dat niet aan me te zien, maar de innerlijke opsluiting was mijn onbewuste overlevingsstrategie.
Na mijn lagere schooltijd kwam ik op de huishoudschool. Ik was een grijze muis en een makkelijke prooi voor pestkoppen. Allemaal meiden en die kunnen er wat van, hoor. Pesten gaat altijd heel subtiel. Ik kon mij er niet tegen verdedigen. De school werd steeds meer een obsessie voor me en ik werd er letterlijk ziek van. Zó erg, dat ik in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Hevige buikpijn en allerlei ongrijpbare klachten.
Maar er speelde tegelijkertijd nog iets anders. En dat was bij ons in de kerk. Er was een conflict met de dominee. Zijn houding was bedreigend en manipulatief naar heel veel mensen, onder wie ons gezin. Zo werd catechisatie ook een zware last. Het werd zo erg met die dominee dat hij uiteindelijk is afgezet, maar voor mij kwam dat allemaal te laat.
In de groeiende spanning zakte ik psychisch door de vloer. Mijn ouders konden de nood waar ik in zat, niet peilen. Er werd thuis niet gecommuniceerd en ik keerde me steeds meer naar binnen.
Van binnen was ik boos, verdrietig en eenzaam. Thuis was het veilig, maar op school niet, in de kerk niet en op catechisatie niet.
Ik ontwikkelde steeds meer wantrouwen tegen mensen. Je kunt eigenlijk niemand vertrouwen, dacht ik. Mijn ouders zijn uit die kerk weggegaan, omdat de spanningen te groot werden. Ons hele gezin leed eronder en er was geen uitzicht op verbetering.
Op een dag nam mijn vriendin me mee naar een EO-weekend in Dalfsen. Dat was een ware cultuurshock voor me. Ik kende alleen onze eigen kerk, met de psalmen. Maar hier was alles compleet anders. Het zingen, het praten over je geloof en je relatie met God. Ik vond het verschrikkelijk. Ik snapte er helemaal niets van. Ik proefde hier wel dat er meer was dan ik gewend was, maar ik kon er niet bij.
Mensen gingen naar de nazorgafdeling voor gesprek. Nou, dát zou ik nooit doen. Maar even later was ik er toch. Ik was verward, ik moest erg huilen, ze hebben met me gebeden. Wat een liefde van die mensen. Maar thuisgekomen moest ik alles weer oppakken en het verder maar alleen zien te doen.
Ik kwam door mijn zus op een Réveilweek van de NEM. Het thema was: Ben ik in beeld?. Wat ik daar te horen kreeg was dat ik mijn leven en de controle daarover, uit handen moest geven. Ik dacht: die zijn hartstikke gek. Ik had immers geleerd alles zelf te doen. Toch ben ik daar met mensen gaan praten omdat mijn zus zei: Als je het nu niet doet, wordt het niks meer met je. Ik kon niet uitleggen wat er met me aan de hand was. De vrouw die met me bad zei: Er rust een vloek op jouw leven. Een vloek van zwijgen over dingen die je hebt meegemaakt. Toen is er een macht over mij verbroken waarvan ik niet eens wist dat deze bestond.
Er was zoveel woede en pijn. Dat gebed is het begin geworden van een proces van bevrijding. Later die week heb ik, bij mijn zus, de Here Jezus als mijn Heiland en Redder aangenomen. Voor het eerst kon ik praten en vertellen. Alles werd nieuw voor me. De Bijbel ging voor me open en ik snapte wat er stond. Toen heb ik meegedaan aan de veertig doelgerichte dagen in de Evangelische gemeente, waar ik via mijn zus en zwager kwam. De zondagse preken in die veertig dagen gingen over zonde, vergeving geven en vergeving ontvangen. Dat was allemaal heel moeilijk voor me. Er was nog heel veel strijd. Ik raakte ontzettend vermoeid.
Ik was mijn vertrouwen in mensen kwijtgeraakt. Nu werd er gesproken over vergeven en over gemeente-zijn met elkaar. Over de liefde onderling tussen christenen. Dat kon ik, gelet op het verleden, op dat moment niet accepteren. Ik merkte dat ik mezelf weer ging opsluiten. Net als voor mijn bekering. Ik was bang. Ik had angst voor afwijzing. Ik durfde niet te spreken over wat ik had meegemaakt. Ik voelde de pijn weer terug komen.
Er was in de gemeente pastorale hulp en begeleiding. Daar ben ik naar toe gegaan. Ik moest leren om mensen te vertrouwen en mijn verhaal gewoon te vertellen. Te vertellen over de pijn en bitterheid die er nog altijd zat en niet verwerkt was. In die gesprekken kwam van alles omhoog. Ik had mezelf nooit geaccepteerd. Ik hield niet van mezelf en kon dus ook moeilijk van andere mensen houden.
Ik ben gaan schilderen over mijn verleden, over mijn pijn, mijn boosheid. Over de duisternis in mijn leven. Schilderen werd mijn manier om te verwerken. Ik had nog nooit geschilderd, maar de Heer gaf me dit. Ik ging schilderen over wat God deed in mijn leven, dat Hij alles kan wegnemen en de boosheid en pijn kan vervangen door zijn liefde en genezing.
Door het schilderen over mijn leven zag ik dat ik een proces had doorgemaakt. Ik leerde om mensen te vergeven. De kinderen van vroeger die me gepest hadden, de mensen in de kerk, de predikant, die mij pijn had gedaan. Dat was ontzettend moeilijk en kostte heel veel strijd. Ik moest als het ware helemaal opnieuw door dat pijnlijke proces heen.
Ik moest ook mezelf leren vergeven omdat ik nooit geprobeerd heb mezelf open te breken over wat er speelde in mijn leven. En ik moest mezelf accepteren zoals ik was. Ook dat is een langzaam proces geweest en daar worstel ik soms nog wel mee. Ik ging bijvoorbeeld kinderfotos bekijken van mezelf. Iets wat ik nooit kon. Ik kon nooit complimenten ontvangen van mensen. Nu kan ik dat wel. Ik stond nooit voor de spiegel, maar nu kijk ik in de spiegel en zeg ik tegen mezelf: Je bent een kind van God.
Ik heb in dat proces van bevrijding echt de touwtjes uit handen moeten geven en mijn leven helemaal moeten toevertrouwen aan God de Vader. De Here Jezus is er nu altijd voor me. Hij wijst me nooit af en laat me nooit vallen. Ik mag er zijn en ik leef nu elke dag met Hem!
Feike ter Velde
Zwijgen als vloek
Katrientje Hommel (25) kreeg als jong meisje een zware last op haar schouders. Naast het gepest worden op school, speelden er grote problemen in haar kerk. Maar daar werd niet over gesproken.
Van de periode tussen mijn veertiende en mijn twintigste levensjaar weet ik bijna niets. Ik heb niet geleefd, maar overleefd. Ik sloot me in mezelf op. Aan de buitenkant was dat niet aan me te zien, maar de innerlijke opsluiting was mijn onbewuste overlevingsstrategie.
Na mijn lagere schooltijd kwam ik op de huishoudschool. Ik was een grijze muis en een makkelijke prooi voor pestkoppen. Allemaal meiden en die kunnen er wat van, hoor. Pesten gaat altijd heel subtiel. Ik kon mij er niet tegen verdedigen. De school werd steeds meer een obsessie voor me en ik werd er letterlijk ziek van. Zó erg, dat ik in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Hevige buikpijn en allerlei ongrijpbare klachten.
Maar er speelde tegelijkertijd nog iets anders. En dat was bij ons in de kerk. Er was een conflict met de dominee. Zijn houding was bedreigend en manipulatief naar heel veel mensen, onder wie ons gezin. Zo werd catechisatie ook een zware last. Het werd zo erg met die dominee dat hij uiteindelijk is afgezet, maar voor mij kwam dat allemaal te laat.
In de groeiende spanning zakte ik psychisch door de vloer. Mijn ouders konden de nood waar ik in zat, niet peilen. Er werd thuis niet gecommuniceerd en ik keerde me steeds meer naar binnen.
Van binnen was ik boos, verdrietig en eenzaam. Thuis was het veilig, maar op school niet, in de kerk niet en op catechisatie niet.
Ik ontwikkelde steeds meer wantrouwen tegen mensen. Je kunt eigenlijk niemand vertrouwen, dacht ik. Mijn ouders zijn uit die kerk weggegaan, omdat de spanningen te groot werden. Ons hele gezin leed eronder en er was geen uitzicht op verbetering.
Op een dag nam mijn vriendin me mee naar een EO-weekend in Dalfsen. Dat was een ware cultuurshock voor me. Ik kende alleen onze eigen kerk, met de psalmen. Maar hier was alles compleet anders. Het zingen, het praten over je geloof en je relatie met God. Ik vond het verschrikkelijk. Ik snapte er helemaal niets van. Ik proefde hier wel dat er meer was dan ik gewend was, maar ik kon er niet bij.
Mensen gingen naar de nazorgafdeling voor gesprek. Nou, dát zou ik nooit doen. Maar even later was ik er toch. Ik was verward, ik moest erg huilen, ze hebben met me gebeden. Wat een liefde van die mensen. Maar thuisgekomen moest ik alles weer oppakken en het verder maar alleen zien te doen.
Ik kwam door mijn zus op een Réveilweek van de NEM. Het thema was: Ben ik in beeld?. Wat ik daar te horen kreeg was dat ik mijn leven en de controle daarover, uit handen moest geven. Ik dacht: die zijn hartstikke gek. Ik had immers geleerd alles zelf te doen. Toch ben ik daar met mensen gaan praten omdat mijn zus zei: Als je het nu niet doet, wordt het niks meer met je. Ik kon niet uitleggen wat er met me aan de hand was. De vrouw die met me bad zei: Er rust een vloek op jouw leven. Een vloek van zwijgen over dingen die je hebt meegemaakt. Toen is er een macht over mij verbroken waarvan ik niet eens wist dat deze bestond.
Er was zoveel woede en pijn. Dat gebed is het begin geworden van een proces van bevrijding. Later die week heb ik, bij mijn zus, de Here Jezus als mijn Heiland en Redder aangenomen. Voor het eerst kon ik praten en vertellen. Alles werd nieuw voor me. De Bijbel ging voor me open en ik snapte wat er stond. Toen heb ik meegedaan aan de veertig doelgerichte dagen in de Evangelische gemeente, waar ik via mijn zus en zwager kwam. De zondagse preken in die veertig dagen gingen over zonde, vergeving geven en vergeving ontvangen. Dat was allemaal heel moeilijk voor me. Er was nog heel veel strijd. Ik raakte ontzettend vermoeid.
Ik was mijn vertrouwen in mensen kwijtgeraakt. Nu werd er gesproken over vergeven en over gemeente-zijn met elkaar. Over de liefde onderling tussen christenen. Dat kon ik, gelet op het verleden, op dat moment niet accepteren. Ik merkte dat ik mezelf weer ging opsluiten. Net als voor mijn bekering. Ik was bang. Ik had angst voor afwijzing. Ik durfde niet te spreken over wat ik had meegemaakt. Ik voelde de pijn weer terug komen.
Er was in de gemeente pastorale hulp en begeleiding. Daar ben ik naar toe gegaan. Ik moest leren om mensen te vertrouwen en mijn verhaal gewoon te vertellen. Te vertellen over de pijn en bitterheid die er nog altijd zat en niet verwerkt was. In die gesprekken kwam van alles omhoog. Ik had mezelf nooit geaccepteerd. Ik hield niet van mezelf en kon dus ook moeilijk van andere mensen houden.
Ik ben gaan schilderen over mijn verleden, over mijn pijn, mijn boosheid. Over de duisternis in mijn leven. Schilderen werd mijn manier om te verwerken. Ik had nog nooit geschilderd, maar de Heer gaf me dit. Ik ging schilderen over wat God deed in mijn leven, dat Hij alles kan wegnemen en de boosheid en pijn kan vervangen door zijn liefde en genezing.
Door het schilderen over mijn leven zag ik dat ik een proces had doorgemaakt. Ik leerde om mensen te vergeven. De kinderen van vroeger die me gepest hadden, de mensen in de kerk, de predikant, die mij pijn had gedaan. Dat was ontzettend moeilijk en kostte heel veel strijd. Ik moest als het ware helemaal opnieuw door dat pijnlijke proces heen.
Ik moest ook mezelf leren vergeven omdat ik nooit geprobeerd heb mezelf open te breken over wat er speelde in mijn leven. En ik moest mezelf accepteren zoals ik was. Ook dat is een langzaam proces geweest en daar worstel ik soms nog wel mee. Ik ging bijvoorbeeld kinderfotos bekijken van mezelf. Iets wat ik nooit kon. Ik kon nooit complimenten ontvangen van mensen. Nu kan ik dat wel. Ik stond nooit voor de spiegel, maar nu kijk ik in de spiegel en zeg ik tegen mezelf: Je bent een kind van God.
Ik heb in dat proces van bevrijding echt de touwtjes uit handen moeten geven en mijn leven helemaal moeten toevertrouwen aan God de Vader. De Here Jezus is er nu altijd voor me. Hij wijst me nooit af en laat me nooit vallen. Ik mag er zijn en ik leef nu elke dag met Hem!
Feike ter Velde