Kerstverhaal: Abdels keuze

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 19/20
Abdel kijkt naar zijn twee kinderen tegenover hem in de treincoupé. Ze lijken de wereld om zich heen te hebben vergeten door het spelletje in een boekje dat Abdel op het station voor ze had gekocht. Machmoed is elf jaar en gaat straks al naar de middelbare school. Hij is altijd de beste van de klas. Dat vindt hij wel leuk, maar wil er toch liever niet over praten. Hij wil ook dokter worden, net als zijn vader. Zijn zusje, Amina, is negen. Ze is net zo druk als Machmoed en soms lijkt ze nog slimmer dan haar broer. Het raden van woorden in het spelletje lijkt haar beter af te gaan. Ze is sneller dan Machmoed. Ze kon al lezen voordat ze naar groep drie ging. En rekenen ook. Dat had Machmoed haar geleerd. Dat wilde ze leren, omdat Machmoed het ook leerde op school. Hij gaf z’n zusje altijd ’s morgens vroeg les, als alle mensen nog sliepen. Het schoolbord op zijn kamer stond vol sommen en Amina rekende ze uit op een stukje papier. Machmoed gaf dan een cijfer, als hij de weinige fouten had geteld. Dan werd het tijd om zich aan te kleden en naar beneden te komen. Ze kunnen heel goed met elkaar opschieten. Wat een zegen om zulke kinderen te hebben, bedacht Abdel zich, terwijl de trein van station naar station verder ging totdat Gouda bereikt zou worden. Daar wacht een vriend in nood.



Zijn gedachten gaan terug naar zijn eigen kinderjaren in Marokko, naar de smalle straatjes van zijn dorp, naar het winkeltje op de hoek, waar altijd wel wat te halen viel bij de aardige winkelier voor wie hij de straat mocht vegen voor een snoepje. Hij was vier jaar oud toen zijn ouders naar Nederland kwamen.

Abdel is vele malen terug geweest in Marokko en ook bij de winkel. De man was oud geworden en meestal vond Abdel hem op een bankje bij de waterpomp in het dorpscentrum. De winkel was het eigendom geworden van een neef. Het was niet meer zoals vroeger gebleven. Alles veranderde in het dorp. De oude man vertelde daarover aan Abdel. Hij was toen vijftien jaar. De man op het bankje kon mooie verhalen vertellen over vroeger en Abdel vertelde over Nederland, over school, over zijn vader, die chef was geworden in een grote fabriek en hoe het ging op school in Nederland. De man vertelde aan Abdel dat hij nooit op school was geweest. Er was vroeger wel een school in het dorp, maar daar gingen alleen enkele tientallen kinderen heen van mensen die het konden betalen. Zijn vader was jong gestorven en zijn moeder moest negen kinderen verzorgen. Geld was er niet. Niemand van ons ging naar school, vertelde de man. Maar hij wilde zelf al vroeg lezen leren. Van iedereen hoorde hij wat: letters, woorden en hoe je het moest opschrijven. In de kleine dorpsmoskee had hij het meeste geleerd, totdat hij goed kon lezen en schrijven. Hij vertelde hoe hij zijn eerste boek kreeg. Zijn oom, een broer van zijn moeder, die ook in het dorp woonde, had een boek voor hem gekocht. Het ging over een schaapherder in Palestina die steeds rijker werd en steeds meer schapen kreeg. En op een dag had hij alle schapen op de markt verkocht en het geld aan de arme mensen gegeven. Toen hij zelf niets meer had, werd het oorlog in de wereld. Hij werd soldaat en maakte heel veel avonturen mee. Abdel luisterde gespannen als de oude man vertelde over zijn eerste boek. Hij was toen twaalf jaar, maar kende het hele boek nog uit zijn hoofd. Later had hij ook over andere boeken verteld die hij had gelezen. Hij had heel veel boeken gelezen in zijn lange leven. Hij vertelde dat in Marokko de meeste mensen gingen slapen na de lunchtijd. De winkel ging dan dicht tot half vijf, maar dan trok hij zich terug in het magazijn achter de winkel en las boeken. Hij wist heel veel. Ook over Europa, Amerika en Azië. Van geschiedenis leek hij alles te kunnen onthouden. Met Abdel sprak hij daar heel vaak over, want Abdel wist veel meer dan de mensen in het dorp. Immers, hij zat in Nederland op de middelbare school. Met andere mensen in het dorp kon hij er niet over praten. Mensen van zijn eigen leeftijd waren nooit naar school geweest. De meesten konden niet lezen en schrijven. Hoe kon hij dan met die mensen praten over de boeken die hij las? Ze waren altijd zo uitgepraat. En dan ging het weer over het dorp, over gezinnen en families. Nee, als Abdel kwam uit Nederland, dan veerde de man op. Dan konden ze urenlang praten. Hij vroeg dan ook naar nieuwe boeken die in Nederland waren uitgekomen. Abdel vertelde dan ook van Marokkaanse schrijvers van wie boeken in het Nederlands waren vertaald. Meestal had de oude man die boeken al gelezen en vertelde over de inhoud ervan aan Abdel. Ook zulke boeken kunnen de meeste mensen hier niet lezen. Trouwens, de imam had er in de moskee iets over gezegd. Dat waren boeken van mensen die het geloof hadden opgegeven. Er waren veel Marokkanen in Europa die dat hadden gedaan. De imam had daar niet veel goeds over te zeggen. Hij had ook al eens opmerkingen gemaakt over de nieuwe boekwinkel in het dorp en over boeken die bij de supermarkt te koop waren. Dat zou niet moeten, had hij tegen de mensen gezegd. Maar niemand had er nog iets tegen gedaan. Dat kan wel komen, want soms klonk er dreiging mee in de stem van de imam. Maar de oude man zweeg dan altijd. Hij wist wel beter. Die boeken waren prachtig. De meeste waren door de imam zelf niet eens gelezen. Nu was hij weggegaan, naar de grote stad. Maar zo nu dan kwam hij terug in de dorpsmoskee.



Ieder jaar ging Abdel eerst naar de oude man, die meestal op het bankje bij de waterpomp te vinden was. De man kon zo mooi praten. Zijn Arabisch klonk mooier dan van de meeste andere mensen in Marokko. Alleen al daarom keek Abdel uit naar de volgende zomervakantie. Weer met zijn ouders naar Marokko. Dan hoorde hij weer nieuwe dingen van de man op het bankje. Vaak gingen ze ook samen eten in het restaurant aan het plein. Het liefst had Abdel couscous met schapenvlees van de gril. Zijn ouders hadden een groot huis, net buiten het dorp. Daar woonden een oom en tante in. Zij logeerden dan boven. Maar Abdel was liever in het dorp, waar hij veel jonge mensen van zijn eigen leeftijd ontmoette. De oude man was altijd blij als Abdel weer kwam om hem te vertellen hoe het in Nederland ging. Hij wilde ook alles weten over het weer, over de regen en de wind en over het schaatsen van Abdel in de Nederlandse winter. Over het ijs op de sloten en de sneeuw op daken. Abdel nam altijd foto’s mee, die zijn vader had gemaakt. Iedere vakantie had hij een nieuw fotoboekje samengesteld voor zijn oude vriend. Het was er altijd er heet, maar ’s avonds koelde het af en was het gezellig druk op het dorpsplein. Dan was de oude man er niet meer. Die ging altijd al vroeg slapen, want de volgende morgen zou hij weer vroeg opstaan. Meestal om vijf uur. Dat was hij gewend, had hij Abdel verteld en hij kon niet meer anders. Om acht uur was hij altijd al op het pleintje waar Abdel hem iedere zomervakantie aantrof.

Op een dag had de oude man verteld dat hij een boek had gelezen over muziekcomponisten in Europa. Hij hield van de Europese klassieke muziek, had hij gezegd en hij vertelde Abdel over Johann Sebastian Bach. Op een Noord-Afrikaans radiostation was dagelijks klassieke muziek uit Europa te horen. Meestal ’s avonds tussen zeven en acht uur, net voordat het zijn bedtijd was. De vrouw van de oude man was al enkele jaren geleden overleden, maar zij had het radiostation ontdekt en samen hadden ze vaak geluisterd. In dat boek had hij meer gelezen over de muziek van Bach, over de teksten die uit het christendom kwamen. Ja, heel Europa heeft een christelijke geschiedenis. Maar, had hij tegen Abdel gezegd, weet je dat Marokko ook een christelijke geschiedenis heeft? Hij vertelde Abdel over de komst van de Islam in de zevende eeuw en over de christelijke kerk in Marokko en Noord-Afrika vóór die tijd. Abdel kon dat eerst niet geloven. Terug in Nederland was hij naar de bibliotheek gegaan en vond in allerlei geschiedenisboeken, dat de oude man gelijk had gehad. Hij was naar een grote boekwinkel gegaan om voor de oude man een boek te zoeken over de geschiedenis van Noord-Afrika gedurende de eerste vijf eeuwen. Abdel had eerst zelf, toen zeventien jaar, dat boek verslonden. Het had hem bezig gehouden. Het heidendom van zijn volk, de komst van het christendom en de veroveringsoorlog daarna. Kerken werden verwoest en het christendom in Noord-Afrika en ook in Marokko werd uitgeroeid. Abdel had zich afgevraagd of het daarna béter of juist slechter is gegaan met zijn volk. Het antwoord wist hij niet, maar de vergelijking van Marokko met Nederland en met Europa had hem voor moeilijke vragen geplaatst. De sociale zorg, de grote ziekenhuizen, de ontwikkeling van de wetenschap in Europa en Amerika – christelijke landen dus – plaatste in zijn visie Noord-Afrika en de landen in het Midden-Oosten op grote achterstand. De armoede, de slechte wegen, de slechte gezondheidszorg, het was allemaal stukken minder in zijn land. Vader was niet voor niets in Nederland gaan werken, om al spoedig te besluiten er te gaan wonen met zijn gezin. De armoede was voor hem en zijn gezin toen opgelost. Hij verdiende zó veel dat hij er een tweede huis in Marokko van kon bouwen, dat nu als hun vakantiehuis diende. Als Abdel besluit aan de universiteit te gaan studeren, wat hij zeker van plan is, dan kan hij een studiebeurs aanvragen. De Nederlandse overheid komt hem tegemoet in bijna alles. Overal zijn regelingen voor. Zijn vader zou een dure studie niet kunnen betalen, maar hoeft dat ook niet. Abdel besluit er niet met zijn vader over te praten. Hij was altijd nogal kritisch over Nederland geweest. Hij voelde zich vaak gediscrimineerd, had hij gezegd, maar Abdel had er op school en daarbuiten nooit iets van gemerkt. Waarom mopperde vader eigenlijk altijd zo over Europa, Amerika en ook over Nederland? Toen vader eens aan een hernia moest worden geopereerd had hij gezegd, dat hij dat zeker niet in Marokko zou laten doen, maar in Nederland. Alles was daar immers veel beter in medisch opzicht, maar ook zou alles worden vergoed door de verzekering. En toch zo kritisch en zo negatief. Abdel begreep dat niet.

Hij besluit er niet met hem over te praten, zeker niet nu hij dat boek had gelezen over de vroege geschiedenis van zijn land en over het zwaard van de Islam. Abdel voelde aan dat een gesprek hierover bij zijn vader heftige reacties zou veroorzaken. Hij wilde hem ook niet kwetsen. Hij zal het een keer in de moskee in Nederland bespreken met de imam. Dat was een aardige man. Hij sprak slecht Nederlands, maar Abdel kon het in het Arabisch met hem bespreken. Maar eerst het boek meenemen naar Marokko, voor de oude man. Hij deed het boek in zijn eigen koffer, bij de schoolboeken die hij meenam op vakantie. Zo viel het niet op. Anders vreesde hij er vragen over te krijgen van vader. ’s Avonds in bed dacht hij er nog eens over na. Overmorgen gaan we op vakantie en nu heb ik ineens een geheim voor mijn vader. Dat heb ik nooit eerder gehad. Ze praten eigenlijk nooit over diepere dingen als het geloof. Vader en moeder gingen regelmatig naar de moskee. Ook Abdel kwam er regelmatig. Op school hadden een paar vrienden hem ernaar gevraagd en hij had ze erover verteld. Over de preek op vrijdagavond door de imam. Meestal ging het over de zorg, die moslims moeten hebben voor andere moslims. Dat vonden zijn schoolvrienden wel goed. Toen hebben ze er nooit meer naar gevraagd. Sommige hadden gezegd niet in God te geloven, enkele anderen gingen naar een kerk op zondag. Met vader sprak hij er eigenlijk nooit over. Vader ook niet met hem. Trouwens, moeder ook niet. Moeder had wel eens gezegd dat ze bang was om dood te gaan. Dat was toen oma was overleden. Dat is alweer zes jaar geleden. Sindsdien is de dood geen onderwerp van gesprek meer geweest, voor zover Abdel zich kan herinneren. Hoe zullen christenen eigenlijk denken over de dood en over de hemel? Abdel wordt zich ervan bewust dat hij eigenlijk heel weinig weet van het christelijk geloof, hoewel hij al zo lang in Nederland woont. In de moskee had hij gehoord dat de Bijbel van de christenen onbetrouwbaar was. Maar hoe kan men dat eigenlijk weten? Mohammed kwam toch zeshonderd jaar ná de komst van het christendom? Zouden er andere oude boeken zijn, die ook zeggen wat de imam in de moskee heeft gezegd over de Joodse en de christelijke boeken? Eigenlijk heb ik me daar nooit echt in verdiept. Ik heb alles maar gewoon aangenomen voor wáár. De oude man weet veel van de geschiedenis. Ik ga het hem vragen. Kijken of hij dat weet. Met dat besluit valt Abdel die avond in slaap.



In Marokko is het heet. Over de veertig graden. Het is midden juli. De oude man zat ’s morgens om half negen al op het bankje. Abdel had hem de datum gegeven van zijn komst naar Marokko op een mooie kaart uit Nederland. Hij had het boek bij zich en vertelde dat hij in de bibliotheek heel lang en veel had gelezen over de vroege geschiedenis van Noord-Afrika. Er was een wereld voor hem opengegaan. De oude man had voortdurend een brede glimlach op zijn gezicht en vertelde Abdel, dat hij inmiddels wist van jonge mensen in het dorp dat ze op school nooit horen over de vroeg kerk van Noord-Afrika en het zwaard van de Islam. Hij vraagt er maar niet te veel naar. Men wordt gauw achterdochtig hier, voegde hij eraan toe. Gelukkig maar dat we zelf boeken kunnen lezen, anders bleven we toch van veel dingen verstoken, Abdel. Er was hier een Duitse toerist, ging de oude man verder, die in Marokko is geboren. Hij zat hier naast me op het bankje. Ik sprak met hem over Europa en over de klassieke muziek. Hij was erg verbaasd over wat ik wist, maar hij wist zelf nog veel meer over Bach. Ik vroeg hem naar de teksten van de Bachmuziek en hij heeft mij veel opgestuurd, met Arabische vertalingen erbij. Het meeste komt rechtstreeks uit het Boek van de christenen, de Bijbel. Hij heeft mij een deel van de Bijbel gestuurd, ook in het Arabisch. Weet je dat de Bijbel al jarenlang bestaat in onze taal? Ik heb erin gelezen en ben erg onder de indruk.

Die morgen, op het bankje, hoorde Abdel voor het eerst iemand over de Bijbel praten. Dat was op school in Nederland nooit gebeurd, althans niet op de manier waarop de oude man dat deed. Hij zei: “Weet je Abdel, als ik de koran lees doet het me steeds minder, naarmate ik ouder word. Soms word ik er zelfs onrustig van. Maar nu ik in de Bijbel lees komt er een heel ander gevoel over me. Ik word er rustig van en blij. Het is zo uitnodigend. Je wordt er niet in betutteld. De Bijbel nodigt je uit zelf keuzes te maken. Liefde en vergeving krijgen een heel andere betekenis. Ik begrijp nu veel van Bachs muziek ook beter. Het krijgt zulke enorme dimensies. Ik heb sinds enkele jaren veel op cd’s en ben al lang niet meer afhankelijk van radio-uitzendingen. Kom eens mee naar binnen, dan zal ik je wat laten horen. Het wordt allemaal Duits gezongen, dat versta ik niet. Maar ik heb nu vertalingen gekregen, zodat ik veel begrijp. Abdel vertelt dat hij Duits kan verstaan, omdat hij dat al lang in zijn studiepakket heeft zitten. De oude man zet een CD op. Het is cantate nr. 97 van Bach. Het gaat over Gods hulp die een gelovige inroept over alles wat hij doet, over Gods trouw en genade waardoor een gelovige wordt beschermd en bewaard. Niet wat je voor God moet doen, maar wat Hij voor jou doet. Het gaat om vergeving van verkeerde daden. Het ging over God als Vader, die in alles voor Zijn kinderen zorgt. Er spreekt grote dankbaarheid uit de tekst en persoonlijke betrokkenheid op God. Kun je dat verstaan, Abdel? Dáár zingen ze over. Abdel is onder de indruk van de manier waarop de oude man ook van de instrumentale klanken geniet, een orgel, strijkinstrumenten, vioolsolo. De muziek was geheel nieuw, maar Abdel besluit thuis in Nederland er meer van te leren kennen. Ze praten die dag extra lang en luisteren naar veel muziek die Abdel nooit eerder hoorde. Als je in Nederland deze muziek gaat bestuderen, zegt de oude man, lees er dan ook over in de Bijbel. Want deze schoonheid heeft alles met de Bijbel te maken. Dát is de bron waaruit Bach heeft geput. Dat wist ik vroeger niet, maar de laatste tijd begrijp ik het allemaal veel beter.



Terug in Nederland vraagt Abdel aan de muziekleraar op school naar Bach en vertelt het verhaal van de oude man. De leraar is nogal verbaasd dit van Abdel te horen. Hij leent hem een boek over het leven en het werk van Bach. Op zijn kamer kan hij cd’s draaien uit de bibliotheek. Maanden achtereen verdiept hij zich in de muziek, die steeds meer indruk achterlaat van deze grote componist. Hij vertelt het aan zijn vader, die er niet veel begrijpt. Enkele jaren later bezoekt Abdel twee keer een concert met Bachs muziek in het Concertgebouw te Amsterdam en raakt diep onder de indruk. In het derde jaar van zijn universitaire opleiding woont hij het Weihnachtsoratorium, van J.S. Bach, bij. Samen met twee andere studenten medicijnen, die Bachs muziek van huis uit kenden en het erg bijzonder vonden dat Abdel dit waardeerde en er bovendien meer van af wist dan zij. De oude man in Marokko was gestorven. Abdel kreeg het bericht te horen in het dorp gedurende de afgelopen zomervakanties. Het had hem geschokt. Enkele zomervakanties was Abdel niet in Marokko geweest. Nu ging hij met grote verwachting, maar het werd een ernstige teleurstelling. In het vroege voorjaar was de oude man gestorven. Zijn laatste woorden aan Abdel gingen over het lezen van de Bijbel. Dat moest hij vooral doen, Want dát was de bron van al die muzikale schoonheid. Zijn studie had hem echter nogal opgeslokt. Maar alles ging hem goed af. Die decembermaand had het Weihnachtsoratorium hem helemaal gegrepen. Abdel besloot ook de andere oratoria bij te gaan wonen, vooral de Mattheüspassion. Maar dat zou nog een aantal jaren duren. Hij kende de muziek al van de cd’s. Abdel woonde in Amsterdam, waar hij ook studeerde. In zijn laatste studiejaar trouwde hij een Marokkaans meisje dat in Nederland was geboren, maar nog nooit in Marokko was geweest in. Het was een uitbundige bruiloft geweest met veel van de eigen traditie. Maar Abdel had een al beetje afscheid genomen van die traditie en ook van Marokko. Maar dat wist nog niemand. Men had niet eens de moeite genomen hem in te lichten over de ziekte en de dood van de oude man, terwijl zijn familie daar Abdel zo goed kende. Hij was boos op ze geweest. Ze hadden de man steeds meer links laten liggen. Hij moet erg vereenzaamd zijn geweest in zijn laatste levensjaren. Eén van de familieleden had zijn huis opgeruimd en al zijn boeken verbrand. Waarom hadden ze dat gedaan?



Abdel en zijn vrouw kregen twee kinderen. In de loop van die jaren deelde hij steeds meer van zijn verleden met zijn vrouw en ook de vakanties in het Marokkaanse dorpje. Zij leerde de oude man kennen van Abdels verhalen. Ze besloten samen eens een uitvoering van de Mattheüspassion bij te wonen in het Amsterdamse Concertgebouw. Die avond hoorde Abdel van zijn vrouw dat ze al jarenlang, al vanaf het begin van haar studententijd, grote twijfels heeft over de Islam. De beweringen over de Bijbel, als zou die veranderd zijn en onbetrouwbaar, zijn gewoon nergens op gebaseerd. Nergens anders dan in de islamitische traditie is dit te vinden; voor het eerst opgedoken in de zesde eeuw ná Christus. Beweringen gedaan over de Bijbel zijn altijd na te zoeken. Daar kun je het dan mee eens zijn of niet. Maar deze beweringen worden nergens ondersteund. Ze hebben daar op weg naar het concert over van gedachten gewisseld. Tijdens de uitvoering hebben ze elkaar steeds aangekeken, beiden onder de indruk. Toen het diepe lijden van Jezus werd bezongen in het koraal, “Was ist die Ursach solcher Plagen, Ach, meine Sünden haben dich geschlagen. Ich, ach Herr Jesu, habe dies verschuldet, was du erdulted,” werd Abdel diep in zijn hart getroffen. Een ontroering greep hem aan bij de gedachte dat God zelf de smart van de zondestraf op zijn Zoon had gelegd, die vrijwillig deze weg van lijden is gegaan. Wat een God van liefde!



Zwijgend reden ze naar huis die avond. Abdel had in stilte gebeden en de Here Jezus gevraagd zijn hart binnen te komen. Bij het “O Mensch, bewein dein Sünde gross” liepen Abdel de tranen over zijn wangen. Hij begreep het hele Evangelie voor het eerst. Er was ook voor hem een prijs betaald. Niet wat hij zou presteren voor God, maar wat God gedaan heeft voor hem, wat Jezus gedaan heeft aan het kruis, toen Hij vrijwillig zijn leven aflegde in de dood. Dáár ging het om. Thuisgekomen vertelde hij zijn vrouw dat hij had gebeden, had gehuild om zijn zonde en dat hij christen wilde worden. Tranen vertroebelden de helderbruine ogen zijn vrouw. “Ik heb daar op gewacht. Ik heb ook gebeden tijdens de muziek en de zang. Al zolang weet ik dat ik een keuze moet maken, maar ik was bang jou te verliezen. Ik heb God gevraagd geduld met mij te hebben, totdat jij ook zou komen.” Samen hebben ze die avond opnieuw gebeden en gedankt in de schamele woorden van een wankelmoedig en beginnend geloof. Hoe moest het nu verder?



Abdel kende een predikant in de stad, die een keer voor de studenten had gesproken. Dat was onvergetelijk. De volgende dag zijn ze daar samen geweest. Op vrijdagavond zaten ze bij hem in de kerk, het was Goede Vrijdag. Zondagmorgen waren ze er ook. Het was Pasen geworden. Hij die stierf voor onze zonde, maar leeft, was het thema van de preek. En wij mogen leven met Hem… in eeuwigheid. De oude man, die gezegd had, dat Abdel vooral de Bijbel moest lezen, moet geweten hebben van de geweldige dingen van het Evangelie van Jezus Christus. Anders zou hij het zó indringend niet hebben gezegd.



De trein stopte op het station van Gouda. Een vriend van vroeger woonde hier. Nog twee dagen en dan is het Kerstfeest. Abdel ging zijn vroegere vriend opzoeken. Deze was een Marokkaanse moslim en wilde met Abdel praten, omdat hij steeds grotere twijfels had gekregen over de koran, over de islam, over het geweld en de sociale achterstand in de moslimwereld, ondanks alle rijkdom. Het kerstweekend was Abdel vrij dit keer. Zijn artsenpraktijk was vier dagen gesloten. Hij zou zijn vriend uitnodigen het hele weekend in zijn gezin te komen. De kinderen wilden zo graag een keer met de trein. Dit was de kans. Abdels vriend besloot mee te gaan naar hun huis in Utrecht en daar de kerstdagen door te brengen. Het licht van het Kerstfeest drong ook door in zijn hart, toen Abdel hem alles had verteld en het Evangelie had uitgelegd. Nu moet je een keuze maken, had Abdel gezegd. En die keuze werd gemaakt. Abdels keuze werd ook zijn keuze: voor Jezus. Hem te volgen…het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.



Halverwege het nieuwe jaar gaat Abdel terug naar Marokko, om daar een aantal jaren te werken aan een medisch project in een groot ziekenhuis. Het licht van de Heilige Geest in zijn hart en het Woord van God in zijn hand zal hem ook tot een getuige maken voor zijn eigen volk. Na de keuze kwam Gods roeping. De kerstnacht, tweeduizend jaar geleden, bracht hoop aan de wereld. Die hoop moet ook worden gebracht aan zijn volk, dat in duisternis leeft. Dat volk, waarin de levende God in het hart van een oude man Zijn licht al had doen stralen, zodat Abdel en zijn gezin nu in het volle licht mogen leven.



Feike ter Velde