Kleine hulp

Jan van Barneveld • 84 - 2008 • Uitgave: 9
Een kreet uit Sion
Troosten is een tere en heilige zaak. De leiding van Gods Geest is daarbij hard nodig. De Heilige Geest wordt niet voor niets de Trooster genoemd. Hij troost en geeft ons wijsheid om te troosten. In deze angstige tijd heeft juist Israël bemoediging en troost nodig. Van alle kanten wordt Israël bedreigd en onder druk gezet. Minister Rice van de VS is soms hondsbrutaal. Haar eisen zijn levensgevaarlijk voor Israël. De afgelopen 15 jaar, sinds de Oslo Akkoorden (1993), hebben Palestijnse moslimterroristen 1800 Israëli’s (waarvan tweederde burgers) vermoord. Meer dan in de 44 jaar die aan het ‘Oslo-vredesproces’ vooraf gingen.
Israël is omsingeld door tienduizenden raketten, die elk moment kunnen worden afgeschoten. Dagelijks worden de inwoners van Sderot door raketten en mortiergranaten de schuilkelders ingejaagd. De geplande ‘Palestijnse staat’ brengt die raketten, uitdrukkingen van felle en dodelijke haat, over heel Israël. Dagelijks worden veel aanslagen verijdeld. De hele wereld vreest het geweld van moslimextremisten en zet Israël onder druk om maar toe te geven aan de eisen van de Palestijnen en de Arabische wereld. Israël staat er alleen voor. Vanuit Sion klinkt de kreet: ‘Sion strekt haar handen uit, niemand is er die haar troost’ (Klaagl. 1:17). Toch zegt het profetische Woord dat in deze angstige tijd Israël ‘kleine hulp’ zal vinden (zie Dan. 12:34). Zou onze troost en bemoediging bij die profetische ‘kleine hulp’ kunnen horen?

Het begin van de weeën
De oneerlijke kritiek van de media, de druk van de wereld en het terrorisme van Palestijnse moslims hebben Israël in een klein en eenzaam hoekje van de wereld gedrongen. Dit feit demonstreert de waarheid van wat de heidenprofeeet Bileam al ongeveer 3400 jaar geleden voorzegde: ‘Zie, een volk dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent’ (Num. 23:9). De HERE heeft het allemaal al voorzegd. Het is onder Zijn controle. ‘Een schrale troost’, zullen veel Joodse mensen denken. Want de nood betreft het hele Joodse volk. In Europa neemt het antisemitisme onrustbarende vormen aan. Op straat en in het openbaar vervoer worden Joden aangevallen. Synagogen en Joodse begraafplaatsen worden geschonden of zelfs vernield. In de VS heeft de FBI vorig jaar meer dan 1000 haatmisdrijven tegen het Joodse geloof geregistreerd. Helaas begint het een normaal verschijnsel te worden dat overheden de neiging hebben deze haatmisdaden te verdoezelen of zelfs te negeren.
Ten slotte noemen we alleen de grote onderlinge spanningen in Israël. Werkelijk, Israël is in grote nood. “Want ik hoor een kreet als van één die in barensnood is, benauwdheid als van één die voor het eerst baart, de kreet van de dochter van Sion; zij hijgt naar adem, breidt haar handen uit: Wee mij, want ik bezwijk voor moordenaars” (Jer. 4:31). Hoe waar is dit Woord van God. Wij horen deze noodkreet van Israël. Wij weten dat Israël de barensweeën van het komende Koninkrijk ondergaat. Israël hijgt naar adem, naar vrede. Ze strekt haar armen uit, maar er is niemand die bemoedigt en troost. Israël ‘bezwijkt voor moordenaars’ en wordt gedwongen de in bovenstaande profetie genoemde moordenaars een staat te geven. De Here Jezus Zelf plaatst deze angstige tijd vlak voor de laatste zeven jaren van de antichrist. In zijn ‘rede over de laatste dingen’ noemt Hij deze tijd: ‘Het begin van de weeën’ (Matt. 24:8). Een vrouw in barensnood, Israël, heeft recht op hulp, bemoediging en troost. <

De God van de troost
De profetie is vol van de troost van God voor zijn volk. We noemen een paar teksten:
‘Nog zal de HERE Sion troosten, Jeruzalem nog verkiezen’ (Zach. 1:17)
‘De HERE troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden…’ (Jes. 51:3)
‘Als iemand die zijn moeder troost, zo zal Ik u troosten, ja in Jeruzalem zult gij getroost worden’ (Jes. 66:13)
‘Jubelt gij hemelen, en juich gij aarde, breekt uit en jubel gij bergen, want de HERE heeft zijn volk getroost’ (Jes. 49:13)
‘…Uw toorn heeft zich afgewend en U troost mij’ (Jes. 12:1)
Een paar conclusies uit deze ‘troostteksten’ voor Israël:
1. Ondanks de druk van de wereld om Jeruzalem op te geven, blijft de keuze van de HERE op de stad van de grote Koning. Wee al die wereldmachten die proberen Jeruzalem in handen te krijgen.
2. De HERE gaat dwars tegen alle tegenstand in, door met Zijn ‘herstelplan’ voor Israël. De woestijn zal bloeien ‘als Eden’. Israël is nu druk bezig met de Negev!
3. Voor de aarde zal het een vreugde betekenen als de HERE Zijn volk troost. Een belangrijke reden om juist nu Israël te steunen, te bemoedigen en te troosten.
4. Gods toorn zal voorbij gaan. Hij is immers maar ‘een beetje vertoornd’ (Zach. 1:15)
Zoals bijna altijd zet God mensen in voor Zijn werk. Ook bij het troosten van Israël. Want de opdracht luidt: “Troost, troost mijn volk, zegt uw God. Spreekt tot het hart van Jeruzalem” (Jes. 40:1). Een delicate opdracht, want troost brengen is een tere zaak. Een zaak van de Heilige Geest. Hoe brengen we Israël troost? Job kan hierbij adviseren!

De vrienden van Job
Het boek Job heeft verschillende betekenissen. Een van die betekenissen is dat ‘Job’ het lijden van het Joodse volk voorstelt. Toen vrienden hoorden van het lijden van Job, kwamen zij met de beste bedoelingen. Zij wilden hem troosten. Hun pogingen eindigden met valse beschuldigingen en gemene steken onder water. Ten slotte klaagt Job: “Hoe kunnen jullie mij troosten met jullie onzin. Niets blijft over van jullie antwoorden dan valsheid” (Job 21:34, NIV). Zij brachten het soort troost dat christenen tegenwoordig ook vaak bieden: “Israël moet zich eerst maar eens bekeren van zijn zonden.” Of: “Israël moet eerst de Here Jezus aannemen.” Of: “Israël moet recht doen aan de onderdrukte Palestijnen.” Waar of niet waar, daar gaat het nu niet om. Dergelijke ‘vermaningen’ zijn op dit moment niet aan de orde, niet terecht of door de verkeerde mond gesproken.
Jobs ‘vrienden’ spraken niet ‘tot het hart van Job’. Ze spraken ook niet recht van God zoals Job (zie 42:7). Dat geldt ook nu. Jobs vierde vriend, Elihu, deed dat wel. Hij stelde zich bescheiden op, ook tegenover de zogenaamde vrienden van Job. Daarna ging hij liefdevol en vriendelijk niet tegenover, maar naast Job staan. Terecht zei hij: “Slechts God, geen mens kan hem (Job) uit het veld slaan” (32:13). Dat deed God dan ook. Toen zei Job: “Daarom herroep ik en doe boete in stof en as” (42:6). De drie ‘vrienden’ kregen een ernstig vermaan van de HERE. Job moest voor hen bidden. Daarna werd Job getroost. Denk aan al de zegeningen die de HERE aan Israël heeft beloofd! Ook “kwamen al zijn broeders en zusters en al zijn vroegere bekenden tot hem in zijn huis. Zij beklaagden en troostten hem over al het onheil dat de HERE over hem had gebracht en schonken hem ieder een geldstuk en een gouden ring” (42:11). Dit is Gods model voor onze troost aan Israël. Meeleven, daadwerkelijke steun en bemoediging. Daarna braken Gods zegeningen over Job/Israël los.

Brood en wijn
Zo komen we Israël tegemoet. Met de bemoediging van ons gebed. Immers “Het gebed van de rechtvaardige vermag veel doordat er kracht aan wordt verleend” (Jak. 5:16). Als wij bidden, krijgt Israël kracht. Juist in deze tijd van lijden, van de weeën van de geboorte van het Koninkrijk. Als wij begrip en onze liefde tonen, wordt Israël bemoedigd. Zo bieden we ‘kleine hulp’. Israël ziet ons, Bijbelgetrouwe christenen, als de enige vrienden die het Joodse volk nog heeft. Laten we op dit Pinksterfeest hier eens extra aan denken.

Jan van Barneveld