Kom uit je spelonk

John Hofman • 85 - 2009 • Uitgave: 22
Velen leven vandaag de dag geestelijk als grotbewoners, als spelonk-gelovigen. De spelonk is hun ‘thuis’. Ze voelen zich er veilig en nemen de ongemakken op de koop toe. Ze bewegen nauwelijks en zijn niet vooruit te branden. ‘Laat mij met rust’, zeggen ze. ‘Voor mij hoeft het niet meer. Ik heb genoeg voor mijn kiezen gehad. Laat anderen de klus maar klaren. Ik geef de pijp aan Maarten.’

Veelgehoorde uitspraken van moegestreden gelovigen, leiders en christenen met soms aansprekende bedieningen. Ze hebben jaren gezwoegd en geploeterd. Ze zijn het zat. Al hun inspanningen hebben weinig opgeleverd. Hun dromen zijn niet uitgekomen. Emotioneel en lichamelijk zijn ze opgebrand. Een soort burnout. Vroeger ja, vroeger deden ze van zich spreken. Het zijn vervlogen herinneringen aan een mooie tijd, foto’s uit een album, uit een plakboek. Vergane glorie! Het lijkt allemaal ver weg. Ver van de realiteit van nu. De pijn, de teleurstelling, de stress hebben de overhand gekregen. Soms kwamen zelfs oude zondige patronen weer terug. Zaken waar allang mee was afgerekend en die nu weer de kop opstaken. Toegezegde hulp en steun die uitbleef, een vriendenkring die steeds meer uitdunde en als klap op de vuurpijl een vertrouweling die jarenlang geld uit de kas trok. Je zou kunnen spreken van een soort Ziklag-ervaring.
In het begin zijn we vaak vurig, enthousiast, we gaan er voor en sparen kosten noch moeite om onze droom in beweging te zetten. Aanvankelijk lijkt het aardig te lukken. We zien beweging en willen steeds grotere stappen zetten. Maar dan komt de klad erin, er komt tegenstand, ontmoediging. Onze sponsor laat het afweten, onze voorganger bekritiseert ons, zelfs onze partner twijfelt aan de echtheid van onze roeping. We raken uitgeblust, worden soms letterlijk ziek en willen er de brui aan geven.

Grotmentaliteit
Velen hebben in dergelijke omstandigheden de neiging zich terug te trekken en zich een grotmentaliteit aan te meten. In de Bijbel zien we David met een allegaartje van 400 man van grot naar grot trekken, omdat Saul hem achtervolgde (1Sam. 22:1). Zijn manschappen waren ex-criminelen, fraudeurs, harde jongens die veel op hun kerfstok hadden. Veel van hen waren verbitterd, omdat hun dromen niet uitkwamen. Ze hadden hun hart in een bepaalde mate verhard, bevroren.
Een grotmentaliteit maakt mensen vaak hard, kopschuw, mensenschuw, achterdochtig, steeds alert op naderend gevaar. Ze zijn vertrouwd geraakt met het grotleven, aan vochtige en tochtige spelonken. Ze zijn gewend aan isolement. Ze hebben geen of weinig contact met anderen, omdat een grot nu eenmaal niet aantrekkelijk is. Grotbewoners voelen zich vaak veroordeeld en durven zich daarom niet vrijmoedig onder anderen te bewegen. Ze zijn bang nog verder beschadigd te worden en leiden daarom een eenzaam, teruggetrokken bestaan. In de spelonk voelen ze zich veilig. Grotmensen stralen geen vreugde en vrede uit. Ze zijn emotioneel-geestelijk bevroren en reageren ook als zodanig.
Elia, die een machtige overwinning op de Karmel had beleefd - liefst 450 Baälpriesters kwamen om - werd daarop dodelijk beangst voor de dreigementen van Izebel. Hij was geïntimideerd en vluchtte als een opgejaagd dier. Uiteindelijk kwam hij bij een grot terecht waar hij weer een ontmoeting had met de Almachtige, de God van Abraham, Isaäk en Jakob (1Kon. 19:9-18). Hij maakte een aardbeving mee, een sterke wind die rotsen verbrijzelde en een vuur, maar de Here was in een zachte koelte.

Hoeveel van ons hebben onbedoeld en onbewust een grotkleed aangetrokken en zich een grotmentaliteit aangemeten. Ze hebben soms hun baan, hun bediening, hun gezondheid, hun partner verloren en zelfs hun waardigheid, hun identiteit. Ze voelen zich gestraft en veroordeeld en hebben soms alle hoop op een ander, beter leven verloren. Hun passie is bevroren, hun hoop vervlogen. Sommigen hebben zelfs net als Jeremia destijds hun bestaan vervloekt. Hun hart is koud en bevroren en ze stralen een en al treurigheid uit.
Ze hebben nieuwe hoop, nieuwe kracht en nieuwe bemoediging door God en mensen nodig. Alleen dan zullen ze ontdooien en weer geloof ontvangen. Vaak komt God ons in Zijn liefde en genade tegemoet wanneer alle stut en steun om ons heen wegvalt en alle eigen kracht verdwijnt. We zien dat heel treffend bij Mozes als hij een brandende braambos nadert. Een braambos die wel brandt maar niet verteert. Hij ontvangt dan van God nieuwe kracht, nieuwe instructies en is dan in Gods ogen geschikt voor de Grote Opdracht, het volk Israël uit Egypte te leiden. Mozes had zich al verzoend met een bestaan met het hoeden van schapen in de woestijn. Hij vertoonde geen eigenmachtige oprispingen meer. Hij was gestorven aan zichzelf, aan zijn eigen ambities.

Doel van een grot-ervaring
Het doel van een grot-ervaring - althans in Gods ogen - is dat we al onze eigen wensen en ambities inleveren en God volledig Zijn gang laten gaan. We kunnen verbitterd en verhard raken om vervolgens nooit meer op te staan en ons zelfs van God afwenden, of we kunnen ons vernederen onder Zijn machtige hand en ons door Hem laten vormen en voor Zijn doel met ons. De Engelsen drukken het als volgt uit: grot-ervaringen ‘make people better or bitter’.
Het is nooit Gods wil dat we altijd in de woestijn blijven bivakkeren, dat we grotbewoners blijven met weinig levensruimte, weinig beweging en weinig visie. Nee, Hij wil dat we vernieuwd en veranderd tevoorschijn komen en vanuit een nieuwe hartshouding Zijn route volgen, Zijn wil doen. Hoe meer invloed en verantwoordelijkheid onze eindbestemming heeft, hoe meer zullen we getoetst en beproefd worden. Mozes groeide op aan het hof van Farao. Hij had daar de positie van een soort minister, heel hoog dus. Hij doodde een Egyptenaar en moest vluchtten. Weg aanzien, weg positie. In de woestijn van het leven leerde hij gehoorzaamheid, werd hij gevormd en toegerust als de toekomstige leider van het Joodse volk.
Jozef verbleef 13 jaar ten onrechte in de gevangenis. Hij werd vals beschuldigd door de vrouw van Potifar en naderhand vergeten door de schenker toen hij de dromen uitlegde van de schenker en de bakker. Hij werd niet bitter, maar bleef trouw aan God en de mensen die boven hem gesteld waren. Zijn beloning, zijn bekroning was onderkoning in Egypte, de hoogste in rang en functie onder de Farao. Jozef had hier niet specifiek voor gebeden, maar dit was wat God voor hem had bereid.

Hoe komen we uit de grot?
• In de eerste plaats moeten we onze toestand, onze grotsituatie erkennen en niet ontkennen. Dus niet met een vroom gezicht een passend zogenaamd geestelijk antwoord geven en onze ellende verbloemen, maar eerlijk de feiten onder ogen zien.
• In de tweede plaats moeten we hulp durven inroepen, onze trots opzij zetten en transparant zijn over onze misère. Eerlijk je nood delen met een broeder of zuster, is heilzaam. Tenslotte is gedeelde smart = halve smart!
• In de derde plaats moeten we bereid zijn Gods Licht tot in het diepste van onze ziel laten schijnen. Niet bang zijn voor wat er naar boven komt. God weet het toch al: onze verborgen ambities, verkeerde patronen en allerhande zwakheden.
• Als vierde punt moeten we ons hart openstellen voor elke bemoediging en aanwijzingen van Gods Geest en vertrouwde broeders en zusters. Op die manier houden we hoop op een heilzame toekomst. Ook voorkomen we dat we hard en bitter worden en de kans lopen langer dan noodzakelijk in de grot te blijven.
• Als vijfde punt wil noemen: pas op voor het ontwikkelen van een ‘victim spirit’, een ‘poor me’- mentaliteit, want dat is de grootste blokkade om een victor, een overwinnaar te worden. Blijf dus niet steken in zelfbeklag, want dat is vernietigend in elk opzicht.
• God wil ons uit de tochtige, vochtige en vaak duistere grot halen. Hij komt nooit te laat. Neem nou Lazarus. Hij was al vier dagen dood, omgeven door een lijklucht en aan het begin van een staat van ontbinding. Iedereen om Lazarus heen had de moed al opgegeven. Maar toen kwam Jezus in actie. Hij gebood Lazarus naar buiten te komen, uit zijn grafsituatie, uit zijn grot. Tevens beval Hij de discipelen Lazarus te ontdoen van zijn windsels.
• Wanhoop dus niet, want God is bij machte onze hopeloze, bevroren, vastgelopen grotsituatie op te heffen en ons te leiden naar een nieuwe dimensie, naar een nieuwe hoogte, waar we veel meer dan voorheen functioneel zullen zijn voor Zijn Naam en Zijn Koninkrijk.

John Hofman