Komst en wederkomst

ds. Jac. Schouten • 78 - 2002/03 • Uitgave: 13
De grote zegen

In ons vorig artikel zijn we ingegaan op de belofte van het land. We moeten voorzichtig zijn dat we daar niet bij blijven staan, want het land is zelf niet de hoofdzaak, het gaat om veel meer. God heeft Abraham niet alleen geroepen om hem te zegenen, maar de grote opdracht luidt: Gij zult tot een zegen zijn!
Met deze opdracht staat Abraham in het voor hem onbekende land. Dat land is het, daar is geen twijfel over. God heeft gezegd: Sta op, doorwandel het land in zijn lengte en breedte, want u zal Ik het geven (Genesis 13 vs. 17). Maar er is meer. Abraham, en in hem zijn nageslacht, Israël, is geroepen om tot een zegen te zijn. We zouden dat zo kunnen vertalen: gericht zijn op de ander. Enkele malen lezen we in het leven van Abraham hoe hij tot een zegen was. Als Lot met de koningen van Sodom gevangen wordt genomen, gaat Abraham over tot de bevrijding. Toen God aan Abraham bekend maakte dat Sodom zou worden geoordeeld vanwege de grote zonde die daar geschiedde, vinden we Abraham biddend en pleitend voor Gods aangezicht. In de ontmoeting met Melchizedek wordt Abraham gezegend en is hij zelf tot een zegen. Vooral moet het woord "Gij zult tot een zegen zijn" werkelijkheid worden in het volk Israël.

Daarom heeft God Israël niet alleen geroepen, maar er een indrukwekkende opdracht bij gegeven, die we lezen in Exodus 19 vs. 6 "Gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk".

Wat een geweldige taak heeft Israël daarmede ontvangen. Er waren duidelijk twee zaken op betrokken. Allereerst moest Israël de Naam van Jahweh, de God van het verbond, de heilige Schepper en Verlosser, hoog houden en bekend maken aan de volken van de wereld. En vervolgens zou Israël de priesterdienst moeten verrichten, dat is staan op de bres voor Gods aangezicht om voor de wereld te bidden en te pleiten. Op deze wijze zou Israël tot een grote zegen zijn, mits het volk trouw zou blijven aan de Here God. En hier lag nu het zwakke punt van het volk. In plaats van bekend te maken dat er maar één God is, de God van Israël, ging men zich buigen voor de afgoden. Want Israël wilde niet apart staan, maar wilde zijn als de andere volken.

Hetzelfde streven zien wé ook in Gods gemeente, een geheiligd Godsvolk, dat apart durft te staan en durft te wijzen naar het Woord van God. Israël werd ontrouw aan God. Het is niet voor niets dat Stefanus in Handelingen 7 zo duidelijk is in zijn beoordeling over Israël. Het is ook duidelijk dat de leiders van Israël daarvan niet wilden weten. Zij stopten hun oren toe. Werd dat de verwerping van het volk Israël? In de begintijd van de gemeente horen we nog enkele machtige genade-aankondigingen voor het volk Israël. Eén daarvan lezen we in Handelingen 3 vers 19: "Komt dan tot berouwen bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende". Hier wordt niets meer of minder gezegd dat als Israël tot bekering komt, de Messias zal komen.

Dat is de spanning van onze dagen. Israël is terug in het land en alles wacht er op dat God Zijn Geest zal uitstorten op Israël (Joël 2 vs. 28), en zij Hem zullen zien die zij hebben doorstoken.

Een ander genade-aanbod aan Israël, vooral aan de leiders van het volk, het Sanhedrin, zien we in Handelingen 7 vs. 56, waar Stefanus zegt: "Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods".
Hier vinden we de Messias van Israël wachtend op het moment dat zijn volk Hem kan ontvangen. Hier wordt ook duidelijk hoe nauw de komst van de Messias verweven is met het herstel van Israël. Daarom is de huidige strijd in het Midden-Oosten geen politieke strijd maar veel meer een geestelijke. Het zijn de machten der duisternis die de komst van de Here Jezus Christus willen verhinderen.
Eenmaal haalde God Israël uit Babel terug opdat zij gereed zouden zijn tot het brengen van de volle zegen voor de wereld, de geboorte van de Verlosser in Bethlehem. Opnieuw zal Israël komen tot de volle zegen omdat zij het Koninkrijk zullen vormen waarvan Christus Koning zal zijn. Het gaat allemaal gebeuren, de realiteit van de oude, maar nog steeds levende opdracht voor Israël: "Gij zult tot een zegen zijn".
We zouden hier vele profetenwoorden kunnen noemen, die dan tot vervulling zullen komen, maar dat laat de ruimte hier niet toe. Woorden die alle spreken van het komend heil des Heren, als de Christus vanuit Jeruzalem, het aardse Jeruzalem, zal regeren. Dan is het volle herstel van Israël bereikt. "Here, herstelt Gij in deze tijd het Koningschap voor Israël?" was de vraag van de apostelen. Neen, toen niet. Want de grote zegen van Israël voor de wereld, de ware Verlosser, moest eerst bekend gemaakt worden. En die eerste verkondigers waren trouw aan de opdracht welke zij hadden ontvangen. Daarmee werd de opdracht, eenmaal aan Abraham gegeven, realiteit. En straks zullen de volken naar Israël komen om, met Israël, het Loofhuttenfeest te vieren en om de Koning te huldigen die in Jeruzalem op de troon zal zitten. Dan zal Israël tot grote zegen zijn voor de gehele wereld.

Nog verder strekt de zegen van Abraham uit. Hij zag met zijn geestesoog de stad komen, waarvan God de Ontwerper en de Bouwmeester is, het Nieuwe Jeruzalem. In die stad zullen Israël en de gemeente samen zijn in alle eeuwigheden, levend tot Gods eer. De roeping waarmede God Abraham heeft geroepen blijft niet steken in het verleden maar geeft ons een prachtig vérgezicht.

ds. Jac. Schouten