Kopschuw voor de Heilige Geest

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 16
De Persoon en het werk van de Heilige Geest, is in de kerk der eeuwen altijd weer een onderwerp van discussie geweest. Niet zelden en tot op vandaag is dat nog steeds zo. Toch is het voor heden van groot belang de Bijbel in de hand te hebben als het gaat om het werk van de Geest. Vooral omdat de onderscheiding der geesten van steeds groter belang wordt. Allerlei geesten kondigen zich aan in deze tijd. Maar de Geest ópent ook de Schrift en past haar toe!



De Heilige Geest kwam op de Pinksterdag naar deze wereld. Hij kwam iets geheel nieuws op aarde doen. Het opstandingsleven van de Here Jezus Christus kwam Hij brengen in het leven van de honderdtwintig bidders in Jeruzalem. Dat was volkomen nieuw leven. Een verloren zondaar kan sinds die dag een kind van God worden. Ja, de goddelijke natuur deelachtig worden (2Petr. 1:4). Dat is iets buitengewoons. De mens komt in beeld, want het is de Geest sinds de Pinksterdag om de mens te doen. De heerlijkheid, die de Vader aan de Zoon heeft gegeven, wordt nu ook aan de discipelen van Jezus gegeven en aan allen die in Hem geloven (Joh. 17:22).

De Heilige Geest verandert het hart van de mens, de wedergeboorte, Hij komt vervolgens in dat hart wonen, schenkt geloof, rechtvaardigt, vernieuwt en vervult Gods kind met de heerlijkheid van God! Dát is Zijn werk. Daarbij is geen sprake van betovering of magie. Het gaat om de mens, die zich bewust en in alle nuchterheid toevertrouwt aan Christus. Al het andere overkomt hem, maar gaat niet buiten hem om. Elke gelovige zal het werk van de Geest in hem belijden en Hem de eer geven. Toch is de mens bij dit werk van de Geest, bewust als ‘medearbeider’ Gods ingeschakeld. Het is van God en toch van óns – dat nieuwe leven van Christus in ons.



Bij nadere Schriftstudie ontdekken we dat het niet om het vrome IK gaat, dat bevrediging zoekt in religieuze gevoelens, maar om de heerlijkheid van Jezus Christus. Die maakt telkens weer zó blij, dat je ervan gaat zingen. Het is méér dan theologie of dogmatiek. We zijn mét Christus gekruisigd (Rom. 6:6) zodat we niet langer slaven van de zonde zouden zijn. Dat is objectief wáár. Maar het is ook subjectief waar, dat een mens vandaag uit Christus mag leven. Het is niet geëindigd met de dood en de opstanding van Christus. Het is dóórgegaan: het is Pinksteren geworden. Daarom is de Kerk en de theologie niet statisch, maar dynamisch. Jezus Christus is vandaag midden onder ons, spreekt, handelt, zegent, leidt. Wat een overweldigende werkelijkheid is dat! Wat toen in Zijn dood en opstanding plaatsvond, moet vandaag levende werkelijkheid worden door de Geest. Daar zit nu juist zo vaak de pijn. Het lijkt wel of we dáár een zekere angst voor hebben. Begrijpelijk, als we zien dat er in de kerkgeschiedenis steeds weer mensen zijn geweest die het werk van de Geest terugbrachten tot de aloude mystiek. Al het goddelijke wordt dan opgenomen in de mens en zijn ervaring. En uiteindelijk zegeviert de mens en zijn vroomheid in een zalige, tijdloze, naamloze vergetelheid van het goddelijke. Het is niet meer God en ik, maar ik in God, waarin ik geheel in het goddelijke versmelt. In die dwaling is geen Middelaar meer nodig. Dood en opstanding van Christus dienen daarin alleen nog maar als symbolen. Het doet hem niets meer. In de Bijbel blijven het er echter twee, God en mens, maar in mystieke dweepzucht worden de twee tot een eenheid. En dan zitten we op onbijbels spoor. Zo is er door de hele kerkgeschiedenis maar al te vaak gedwaald en dat gebeurt vandaag nog.



De Geest is niet los verkrijgbaar! Het is de Geest die van de Vader en de Zoon is uitgegaan. God is God en de mens is (en blijft!) mens. De Bijbel leert dat de Heilige Geest (God) en de geest van de mens getuigen (Rom 8:16). De Geest Gods en de geest van de mens blijven van elkaar onderscheiden. Leven uit de volheid van de Geest is echter ook vandaag nodig en mogelijk, zonder te vervallen in de oude ketterijen van mystiek en ongezond te zoeken naar buitengewone ervaringen (subjectivisme); dingen die de kerk zo vaak kopschuw hebben gemaakt voor alles wat met de Heilige Geest in het persoonlijk leven van de gelovige te maken heeft. Vaak zijn kerk en theologie gevlucht in het algemene; in verhullende termen (objectivisme) als het gaat om de Geest met Zijn vrucht en gaven. De Leidse theoloog, professor G.C. van Niftrik, zei er al in 1953 dit over: “Het ongelukkige is, dat de Kerk, om het gevaar van onbijbels subjectivisme te ontlopen, regelmatig haar heil zoekt in het even ónbijbelse objectivisme.” We zijn daarom sterk verarmd. Toch is er vandaag wel weer een nieuw zoeken naar het werk van de Geest. De Rooms-katholieke kerk heeft de Geest niet zo nodig, omdat de kerk de voortzetting is van de vleeswording van Christus. Christus is lijfelijk aanwezig in de hostie, dus Hij is eigenlijk nooit echt weggegaan. Toch zoeken Rooms-katholieke mensen vandaag naar méér van de Geest. Sommigen zoeken naar antwoorden in de Schrift. Want juist omdát Hij heenging is de Trooster gekomen. We hebben de volle Drie-enige God nodig, om niet te verdwalen.



In de Nederlandse Geloofsbelijdenis, opgesteld door Guido de Brès om het Reformatorisch geloof tegenover de Spaanse overheid te verduidelijken (1561), wordt de drievuldige openbaring van God duidelijk verwoord:



“…Bovendien heeft Christus voor de doop van alle gelovigen deze formule gegeven: Doopt al de volken in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest (Matt. 28:19). In het Evangelie naar Lucas spreekt de engel Gabriël tot Maria, de moeder van de Heer, aldus: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige dat verwekt wordt, Zoon van God genoemd worden (Luc. 1:35). Eveneens: De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u (2Kor. 13:13).
Op al deze plaatsen wordt ons duidelijk geleerd dat er drie Personen zijn in één enig goddelijk Wezen. En hoewel deze leer het menselijk verstand ver te boven gaat, geloven wij die nu op grond van het Woord en verwachten wij dat wij de volle kennis en vrucht ervan in de hemel zullen genieten.
Verder moeten wij ook letten op het eigen werk dat ieder van deze drie Personen aan ons verricht: de Vader wordt genoemd onze Schepper door zijn kracht; de Zoon is onze Heiland en Verlosser door zijn bloed; de Heilige Geest is onze Heiligmaker, doordat Hij woont in ons hart…”


De Geest stelt vandaag wereldwijd een nieuw fenomeen aan de orde: de toekomst van kerk en wereld. Veler ogen gaan ervoor open. In geloofsbelijdenissen heeft de Kerk het geloof in verstaanbare zinnen verwoord. De leer van de Heilige Geest, die van de Vader én de Zoon uitgaat, is pas in de 11e eeuw definitief als geloofsleer (dogma) door de Kerk aanvaard. Eerder had het geen prioriteit. De dingen van de toekomst, de profetie, hebben ook die prioriteit helaas moeten missen. Nu we zo duidelijk in de eindtijd leven komen de dingen van de profetie overal aan de orde. In de vroege kerk was er een vurig verlangen naar de Wederkomst van Christus. Dat is vandaag hard nodig. Bijbelse toekomstverwachting bewerkt vier belangrijke aspecten in de Kerk:
1. Leven in een grote rust ten aanzien van het onrustige wereldgebeuren. Jezus Christus is de grote Overwinnaar. Straks komt Hij als de zegevierende Koning.

2. Een afkeer van alle menselijke geruststellingen over de tijd en de wereld. Een christen heeft geen aardse troost nodig. Hij weet van iets beter: Jezus komt en dan zal alles anders worden!

3. Een diep begrijpen van de tekenen der tijden en van de wereld en haar toekomst in het oordeel.

4. Een leven in waakzaamheid. Wat er ook gebeuren zal…de dingen lopen uit op die grote dag. Dat getuigt de Geest in ons en mèt ons.



Laat onze hartelijke bede zijn om die ontwaking in de Kerk voor deze heerlijke dingen, die God ons in Zijn Woord gegeven heeft.



Feike ter Velde