Kosovo kreeg gelijk

Feike ter Velde • 86 - 2010 • Uitgave: 17
- een grote stap in de opmars van de islam in Europa -

Het Internationaal Gerechtshof - het belangrijkste gerechtelijke orgaan van de Verenigde Naties en gevestigd in Den Haag - heeft uitgesproken dat het uitroepen van de onafhankelijkheid door de oorspronkelijk Servische provincie Kosovo in het voormalige Joegoslavië, rechtsgeldig is. De toenmalige overhaaste erkenning ervan door een aantal Europese landen, waaronder Nederland, en door de Verenigde Staten, is dus correct geweest.
De geschiedenis zal ooit leren hoe dom, maar vooral hoe politiek dit Gerechtshof heeft gehandeld. Dat zal deze generatie niet meer horen.
Nu een overweging.


De oorlog in het voormalige Joegoslavië (de Balkanoorlog van de jaren ’90), waaraan de NAVO besloot deel te nemen door de zijde van de moslims te kiezen tegen de Serviërs, heeft een heel lange nasleep. Vooral door nog steeds lopende rechtszittingen van het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. Op 22 juli jl. deed het Internationaal Gerechtshof, dat haar zetel heeft in het Vredespaleis te Den Haag, een voor niemand bindende, maar wel politiek belangwekkende uitspraak over het uitroepen van de onafhankelijkheid van Kosovo. De vijftien rechters van het hof besloten dat de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van de Servische provincie op 17 februari 2008 ‘het algemeen internationaal recht niet heeft geschonden’, licht voorzitter Hisashi Owada, toe. Het Hof argumenteert dat de internationale wetgeving ‘geen verbod op onafhankelijkheidsverklaringen bevat.’ Daarom kon de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo ‘niet in strijd zijn met internationale wetten.’ De uitspraak van het hof is niet bindend, maar heeft wel een grote politieke betekenis, die verder reikt dan alleen Servië en Kosovo.
De consequentie ervan is dat nu ook andere volken, zoals de onderdrukte Koerden in Turkije, Irak en Iran, maar ook Catalonië en Baskenland in Spanje, Schotland of Vlaanderen of het Turkse deel van Cyprus hun onafhankelijkheid kunnen opeisen. Dan volgt natuurlijk ook nog de Palestijnse staat. Zij allen en nog veel meer groeperingen in de wereld kunnen zich aangemoedigd voelen hun strijd, al dan niet gewelddadig, voort te zetten. Zij hebben in het vrije Westen wisselende politieke steun in de media, van politieke commentatoren en van politici. En dat om totaal uiteenlopende politieke opvattingen.

Juist omdat het hier om een heel gevoelige en eeuwenlange strijd gaat tussen een opdringerige islam in een Servische - oosters orthodoxe - natie, is het een cultuur- of religiestrijd die daar heerst, uitlopend op de beruchte Balkanoorlog van de jaren ’90. Juist omdat het zo gevoelig ligt, moet toch even opgemerkt worden dat vier van de vijftien rechters van het Internationale Gerechtshof op dit cruciale moment voor Kosovo, moslims zijn. Het zou niet mogen meetellen, maar toch, het gaat om vijfendertig procent van de rechters van dit hof die zelf de islam aanhangen en moeten oordelen over een netelige kwestie als die van Kosovo. Hoe onafhankelijk is dit hof dan in deze zaak? Die vraag moet gesteld, juist vanwege de ondoorzichtige en met veel leugen en bedrog omgeven ontwikkelingen op de Balkan.

Waar komen deze dingen vandaan? Dan moeten we ver terug in de geschiedenis. Dat doet Europa liever niet, met alle foute beslissingen die dat met zich mee kan brengen. Want het verhaal van Kosovo begon op het slagveld tegen de Turken. Op 28 juni 1389 leed het Servische leger een nederlaag tegen het Ottomaanse (Turkse) Rijk bij Kosovo Polje (letterlijk ‘Merelveld’). Met deze overwinning kregen de islamitische Turken toegang tot de Balkan en centraal Europa. Na de val van Constantinopel in 1459 kwam ook heel Servië onder Turkse heerschappij.
Vierhonderd jaar later, op 18 juni 1914, werd de Oostenrijkse kroonprins Franz Ferndinand, op bezoek in Sarajevo, hoofdstad van het islamitische Bosnië-Herzogovina, door een Servische nationalist op straat doodgeschoten. Het katholieke Oostenrijk verklaarde de oorlog aan het orthodoxe Servië, dat onder Turks (islamitisch) bestuur een zekere mate van autonomie had verworven. Over het algemeen wordt dat moment gezien als het begin van de Eerste Wereldoorlog, hoewel dat niet helemaal in overeenstemming is met de feiten. Wel laat het zien hoe de Balkan toen en tot op vandaag het kruitvat is van Europa.
Door de Eerste Wereldoorlog komt er een einde aan het vierhonderd jaar regerende Ottomaanse rijk van de Turken, dat een groot gebied besloeg in Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Vanaf de negentiende eeuw zijn ruwe cijfers bekend over de wrede onderdrukking door de Turken van vooral christenen en Joden. Enkele miljoenen ongewapende burgers kwamen om. Het bekendst is de massamoord op de Armeniërs in 1915 van naar schatting anderhalf miljoen mensen. Tot op vandaag heeft Turkije nooit erkend deze misdaden te hebben bedreven.

Kosovo was lange tijd het centrum van een machtig Servisch koninkrijk en nog steeds herbergt het de belangrijkste orthodoxe kloosters, kerken en historische monumenten van de Serviërs. Vanaf de zeventiende eeuw, maar vooral in de twintigste eeuw, trok de meerderheid van de Serviërs uit Kosovo weg. Nu bestaat nog maar tien procent van de bevolking uit Serviërs en Montenegrijnen en dat percentage wordt elk jaar kleiner: pogingen meer Serviërs naar Kosovo te lokken stuiten af op de troebele relatie met de Albanese (islamitische) meerderheid en de Serviërs die er nog wonen voelen zich bedreigd en willen weg.
Nochtans zijn de Serviërs hun hartland nooit vergeten en dat ze zo hardnekkig vasthouden aan het bezit van de regio dat ze er een oorlog met de hele NAVO voor over hebben, heeft alles te maken met dat verleden. Na de Balkanoorlog in 1912 kwam Kosovo bij het onafhankelijke Servië, dat zes jaar later centrum werd van het nieuwe Joegoslavische koninkrijk. In 1974 kreeg Kosovo binnen het communistische Joegoslavië de status van een autonome en zelfbesturende provincie.

De etnische spanningen tussen de groeiende Albanese meerderheid en de steeds maar krimpende Servische minderheid hebben in de regio altijd een rol gespeeld, maar het zelfbestuur van de Joegoslavische provincie met nu in meerderheid een moslimbevolking, bracht alles in een stroomversnelling. De Serviërs voelden zich door de communistische dictator Tito vernederd, omdat deze hun Kosovo had verkwanseld aan de onderdrukkende Albanezen.
De spanningen liepen zo hoog op dat na 1987 de nieuwe Servische leider Slobodan Milosevíc de Servische onvrede kon uitbuiten in een nationalistische campagne die hem stevig in het politieke zadel hielp. De Kroaten en de Slovenen begonnen bang te worden voor het groeiende aantal nationalistische Serviërs. In beide republieken ontwikkelde zich een politiek tegenwicht, wat resulteerde in hun afscheiding en het uiteenvallen van het oude Joegoslavië werd een feit.

In 1989 maakte Milosevíc een eind aan het zelfbestuur van Kosovo. Dat was verkeerde en onverantwoorde politiek. Honderdduizend Albanezen raakten hun werk kwijt, in het landsbestuur, de gezondheidszorg, het onderwijs, de industrie. Hun parlement werd ontbonden. De Albanezen reageerden op de onderdrukking door zich onder hun leider Ibrahim Rugova ondergronds te organiseren: ze stichtten een illegale samenleving, die niets meer te maken had met de door de Serviërs geleide samenleving: ze zetten een eigen regering, parlement, universiteit, scholen, ondergrondse ziekenhuizen en zelfs een eigen systeem van sociale zorg op, dit alles gefinancierd met een eigen belastingsysteem en financiële hulp van de Kosovaren die in het buitenland werken. Tegelijkertijd werden pogingen ondernomen de internationale gemeenschap opmerkzaam te maken op de onderdrukking. Maar de internationale gemeenschap had geen belangstelling: het uiteenvallen van het oude Joegoslavië had geleid tot bloedige oorlogen in Kroatië en daarna in Bosnië.
Spoedig begonnen de Albanezen hun actieve verzet tegen de Serviërs. Kosovo werd een kruitvat. Radicale islamitische Albanezen stichtten het Kosovo Bevrijdingsleger (UÇK), dat brak met het pacifisme van Rugova en de wapens opnam tegen de onderdrukker. Aanslagen op Serviërs en op collaborerende Albanezen volgden. Moordpartijen op burgers en politie, bloedbad hier en bloedbad daar. Servië zette het leger in en de Albanezen kozen voor een guerrillaoorlog, omdat ze niet konden beschikken over voldoende militair materieel.

Het resultaat was de Kosovo-conferentie in Rambouillet in februari 1999, waar de Albanezen en de Serviërs een plan kregen voorgeschoteld. Kosovo zou voor een interim-periode van drie jaar zelfbestuur krijgen, inclusief eigen bestuur, eigen politie en eigen rechtspraak, maar niet de onafhankelijkheid die de Albanezen - vooral onder invloed van het Albanese bevrijdingsleger, het UÇK - eisten. Op de uitvoering van het plan moest worden toegezien door een NAVO-vredesmacht.
De Kosovaren tekenden het plan in maart 1999, op de vervolgconferentie in Parijs. Maar de Serviërs bleven weigeren: een NAVO-troepenmacht in Kosovo konden ze niet accepteren, ook niet op straffe van luchtaanvallen van de NAVO. En die kwamen dan ook, eind maart 1999. De eerste aanvalsoorlog buiten de eigen landsgrenzen van de NAVO - altijd bedoeld als een trans-Atlantische verdedigingsorganisatie, werd een feit.
Na jaren van VN-bestuur over Kosovo heeft de islamitische meerderheid nu de onafhankelijkheid uitgeroepen. Het betekent opnieuw onderdrukking van de Servische minderheid in het oorspronkelijk eigen Kosovo, nu bevolkt door moslims uit Albanië. Op 4 april 2001 meldde de VN: ‘de situatie van de etnische minderheden in Kosovo biedt volgens een gisteren uitgebracht rapport van de OVSE en de VN-hulporganisatie UNHCR een "sinister beeld".’

De wereld gaf een krachtige impuls aan de islam op de Balkan en in de wereld, namelijk dat de strijd - de jihad - altijd leidt tot overwinning. Gezien de ontwikkelingen in de islamitische wereld, zoals de radicalisering van de islam in Turkije, dankzij fundamentalistische leiders als Recep Erdogan en Abdullah Gül, is de erkenning van Kosovo een grote stap naar een volgende overwinning: Turkije bij de Europese Unie. Dan wordt de EU zeventig miljoen moslims rijker.
Dat is geen aanlokkelijk beeld. Het kan leiden tot een samengaan van het christendom en de islam in het hersteld Romeinse Rijk, waarvan de profeet Daniël (Daniël 7) het schrikbeeld zag.

Feike ter Velde