Lees en weet (1)

ds. Johan M. Zijlstra • 85 - 2009 • Uitgave: 1
Voor de grondige Bijbellezer

Als ik de schrijver zou zijn van het Bijbelboek dat net zo heet als ik en als ik daarin een kleine passage over mijzelf schrijf - wat mij overkwam verdient niet de schoonheidsprijs - dan snapt u dat ik die gebeurtenis niet graag uitvoerig bespreek of beschrijf. U moet weten, het speelde zich allemaal af in kritieke en beslissende uren, ik was doodsbang.
Vandaar dat u de aantekeningen over mij enigszins tussen de regels door moet lezen, u ziet ze gauw over het hoofd. Een enkeling beweert dat ik mijn boek met deze opmerking als het ware heb gesigneerd, zoals een schilder dat doet op z’n doek in de rechter- of linkerbenedenhoek, het zij zo. Eerlijk gezegd, ik schaam me er eigenlijk voor, vandaar. Nee, ik ben geen man die de confrontatie zoekt, ik ben niet uit op relletjes of opstootjes, ik ben vooral geen – zo noemt u dat denk ik - ijzervreter, integendeel, ik ben enigszins verlegen en bleu. Ik meng me niet in moeilijke zaken of gesprekken, ik trek me liever terug. Alleen, die keer wilde ik trouw zijn en blijven, ik wilde nog weer meer leren en daarom luisteren. Ik kan zelfs zeggen dat ik dat redelijk goed heb volgehouden, langer zelfs dan meerdere van mijn compagnons.
Echter, het werd mij ten slotte toch te heet onder de voeten. Ik wilde niet bij het conflict betrokken worden, het dreigde allemaal uit de hand te lopen. Het ging zelfs zover dat ik, geheel onschuldig en tegen wil en dank, werd vastgegrepen, ik wist niet wat daarvan de gevolgen zouden zijn. Zou ik gevangen genomen worden? Zou ik lichamelijk gestraft worden? Zouden ze mij voor medeplichtig houden? Wat hing me boven het hoofd? Verweren kon ik me niet, ik was niet bestand tegen de veel sterkere overmacht. Bovendien, ik was ongewapend, ik had amper wat bij me. Desondanks, ik was mijn belagers te slim af: op mijn passief en zeg maar gerust merkwaardig defensief gedrag waren ze niet berekend. Zoals een hagedis zijn staart achterlaat in de klauwen of bek van zijn belager, zo ongeveer handelde ik.
Weet wel, dat ik de benen nam had enerzijds niet veel om het lijf, anderzijds werd het wel mijn redding. De tegenstanders zullen op hun neus gekeken hebben en dat terwijl ik ze niet met lege handen achterliet. Later bedacht ik dat ik niet de eerste was die zich zo uit de voeten maakte, ik had er wel eens over gelezen. Alleen hij deed dat om de zonde te ontvluchten, bij mij ging het louter om lijfsbehoud.

Wie ben ik, zou ik kunnen zijn?
In welke Bijbelboek (naam, hoofdstuk, vers) leest u bovenstaande geschiedenis?


ds. Johan M. Zijlstra