Lees en Weet (10)

ds. Johan M. Zijlstra • 86 - 2010 • Uitgave: 13
Voor de grondige Bijbellezer

‘Blij en dankbaar berichten wij u de geboorte van onze …’
‘Vol verwondering berichten wij u dat wij ontvingen onze …’
‘Een kostbaar geschenk werd ons toevertrouwd, wij ontvingen uit Gods hand …’

En zo zou ik, lezers nog wel even door kunnen gaan. Uiteraard, u leest meer op zulke kaartjes, of het een dochter of een zoon is, en - als het niet het eerste kind is - voor wie het een broertje of zusje is. O ja, over rusttijden in de middag en tot hoe laat er ’s avonds bezoek mogelijk is. Wat je ook nogal eens leest is dat het op prijsgesteld wordt je bezoek tijdig aan te kondigen.
Hoe dat ging bij mijn geboorte, vraagt u? Ach, ik ben van een andere tijd, schriftelijk kennis geven van gezinsuitbreiding was er niet bij. Desondanks, de buurvrouwen en de vroedvrouw, hoe die toen ook heten mocht, maakten zulk goed nieuws wel bekend. U wilt mijn naam weten? Laat ik u dan zeggen dat ik twee voorletters, twee namen had, maar één van die namen, heus al zou ik dat willen, kan ik u niet exact meedelen. Dat hoor je wel vaker, dat de vader bij aangifte op het stadskantoor zich vergiste, dat de ambtenaar van de burgerlijke stand een schrijffout maakte of dat tussen de roepnaam en de opgegeven naam toch één of enkele letters niet overeenstemmen. Laten we het maar op één van die mogelijkheden houden, hoewel, ik vermoed anders. Dat ‘t weinig uitmaakt? Nou, over het verschil in betekenis die de kleine verbastering van mijn naam onderging, moet u niet gering denken. ‘Make the difference’ las ik ooit. Dat mag je wel zeggen!
Zowel ik, zo is mij jaren later verteld, alsook de kraamvrouw, mijn moeder, wij maakten het allebei goed bij mijn geboorte. Eerlijk is eerlijk, ik werd niet in een straatarm milieu geboren, het was niet sappelen bij ons thuis. En wat de toekomst betrof, die zag er voor mij rooskleurig uit, mijn kostje was gekocht. Alleen, er is een lelijke kink in de kabel gekomen. U moet weten, ik heb de oorlog meegemaakt, zij het niet bewust. Getroffen door een al of niet gericht afgeschoten pijl? Gewond geraakt in een gevecht van man tegen man? Onder de voet gelopen in het strijdgewoel? Nee, voor die laatste mogelijkheden was ik veel te jong. Maar omdat wij het zwaar te verduren hadden, er waren al doden in onze familie te betreuren, werden er maatregelen genomen mij in veiligheid te brengen. Het was allemaal zo goed en liefdevol bedoeld, werkelijk. Met de beste bedoelingen trachtte de au pair, de kinderverzorgster mij in veiligheid te brengen maar dat ging mis. Hoewel ik ernstig en blijvend letsel overhield aan deze onfortuinlijke reddingspoging verwijt ik haar niets.
Laat ik u maar inlichten met de woorden van uw taal, ik kwam in een rolstoel terecht, levenslang. Alle hoop dat er eens nog verandering in mijn toestand zou komen, kon ik vergeten. Zelfstandigheid, goede toekomst, alles in één klap voorgoed voorbij. Ja, en alsof dat nog niet genoeg was, mijn leven werd er ook nadat alle schermutselingen - maar dat is zwak uitgedrukt - tot het verleden behoorden, niet gemakkelijker op. Ik voelde me bedreigd, ik zag aankomen dat mijn gehele familie zou worden uitgeroeid, niet één zou worden gespaard. O ja, en dat was allemaal nog niet genoeg, ik had weleens een uitspraak op hoog niveau gehoord die uitgerekend mij weinig goeds voorspelde.
Wat mij te doen stond? Ik werd vluchteling, banneling, ik koos voor een bestaan van onderduiken, van anoniem verder leven. U kent dat verschijnsel, juist na halverwege de vorige eeuw kwam dat nogal eens voor, maar dan door wie zich schuldig wisten en hun straf wilden ontlopen. Vergis u niet, zo lag dat in mijn geval niet. Ik had alleen te vrezen vanwege mijn afkomst en mijn toestand, althans dat dacht ik. U hebt het wel over boven en beneden de grote rivieren? Ik koos voor ten oosten van de rivier, een niet bijster vruchtbare streek, dor, maar wat doet een mens om het vege lijf te redden! Ik meende voor wie het op mij gemunt had onvindbaar te zijn en dat was gedurende lange tijd ook zo. Totdat, mijn hart sloeg over, mij brak het angstzweet uit, er een wagen - en wat voor één - ons landweggetje indraaide en uitgerekend voor mijn stulpje bleef stilstaan. Of ik maar mee wilde komen. Uitgerekend hij (!) wilde mij zien en spreken. Heus lezers, ik dacht dat mijn laatste uurtje geslagen had, ik heb me verontschuldigd, gezegd - en gedaan - dat ik minder dan niets waard was, dat ik…
Maar hij onderbrak me en wat ik hoorde, ik kon mijn oren niet geloven, ik werd niet slechts uitermate loyaal, ik werd koninklijk behandeld. Als louter genade heb ik het beschouwd. Mijn armoede? Mijn schuwe, bijna kluizenaarsbestaan? Mijn eenvoudige en amper voedzame maaltijden? Alles veranderde van het ene moment op het andere, opeens werd ik zzp-er, te groots woord, af. Uitgerekend ik, onvoorstelbaar, verhuisde en kreeg een staf van bedienden. Of ik me een koningskind voelde? Sterker, ik werd het.
Bent u - maar misschien schrijft u dat anders - toch ook?!

• Wie ben ik?
• Hoe zijn mijn beide namen?
• Wie was mijn vader?
• En wie was zijn vader?
• Welk ongeluk overkwam mij in mijn vroege jeugd?
• Hoe jong was ik toen?
• Waar ben ik gaan wonen?
• Wie en wat veranderde mijn leven zo drastisch?
• Noem twee Bijbelplaatsen waar u zowel het één alsook het ander over mij leest.


Ds. Johan M. Zijlstra


De oplossing van Lees en Weet 9 (Het Zoeklicht nr. 9) luidt:
De stad heet Tessalonica. We lezen de wordingsgeschiedenis in Handelingen 17. De missionarissen waren Paulus, Silvanus (Silas) en Timoteüs. Wij waren ongerust over wie waren ontslapen. De twee meereizende leden zijn Aristarchus en Secundus. (Handelingen 20:4). Sopatrus, Gajus, Timoteüs Tychikus, Trofimus reisden ook mee, zij kwamen uit Berea, Derbe, Asia. Jason woonde ook in Tessalonica. Die grote onbekende is de man uit Paulus’ visioen die sprak ‘Steek over naar Macedonië en kom ons te hulp’.