Lees en Weet (21)

ds. Johan M. Zijlstra • 88 - 2012 • Uitgave: 9
Voor de grondige Bijbellezer

Dat is wat, dat u in uw tijd dagelijks zoveel namen van landen voorbij ziet komen. Zal ik eens noemen wat u, dagelijks of anders eenmaal in de week leest? Daar komt ie, lees maar mee en ga morgen controleren. Spanje, Nieuw Zeeland, Brazilië, Zuid-Afrika, Frankrijk, Marokko, Israël, Senegal, Egypte, Canarische eilanden, USA. En ik zeg nog niet eens dat de rij compleet is. Of bewoners uit al die gebieden zich onder u gevestigd hebben? Zou kunnen, maar daar doel ik niet op. Nee, al die namen staan bij u in wat u een supermarkt noemt, bij de groente- en fruitafdeling.
Laat ik nou denken dat u in uw land ook wel vruchten verbouwde. Ik meen zelfs dat u een speciale dag hebt om te bidden voor de groei, de wasdom en dat u – ongeacht de opbrengst – de dankdag lang voor de te verwachten oogst, durft vast te stellen. Als dat niet van geloof spreekt! Maar goed, dat wilde ik u eigenlijk niet zeggen, het gaat mij om levende wezens, om mensen. Of ik uit één van bovengenoemde landen kom? Zou zo maar kunnen, alleen het is aan u dat uit te zoeken, ik moet u daarbij niet voor de voeten lopen.
Over lopen gesproken, daar moet ik u wat meer over zeggen, herinner me er vooral aan als ik daar niet meer aan zou denken. Wat mijn omstandigheden betreft, ik had het goed getroffen. Vrij mens was ik niet, gaan en staan waar ik wilde was er niet bij, ik was gebonden, in dienst, moest continu beschikbaar zijn. Maar dan nog, ik had het slechter kunnen treffen. Hoe mijn werkgever aan mij gekomen was? Ja, daar ben ik wel achter gekomen, dat is nou niet bepaald zo’n fraaie geschiedenis. Eigenlijk was ik een cadeautje, sterker gezegd, ik was een goedmakertje. Hoewel mijn werkgevers in de regel uiterst betrouwbaar en oprecht waren, consciëntieus vooral, bleken ze toch hun zwakke kanten te hebben. Dat is wat, als je met gevaar voor eigen leven niet voor de waarheid uit durft te komen, als je met de waarheid gaat marchanderen, als je je toevlucht neemt tot een halve leugen. Hebt u dat vroeger ook geleerd, dat een halve waarheid een hele leugen is? Tja, van de één verbaast je dat meer dan van de ander, maar van mijn werkgevers had u dat niet verwacht.
Anderzijds, misschien kijkt u soms te hoog tegen mensen op, zelfs tegen hen die rechtvaardig willen wandelen, zeg maar leven. Eigenlijk niet zo slim van u, dat u niet weet van de waarschuwing uit één van de Psalmen: ‘Reken niet op mensenwaarde, want bij mensen is geen baat.’ Mocht u van een eerdere generatie zijn, dan weet u van ‘vest op prinsen geen betrouwen’ en van ‘zoudt g’uw hoop op mensen bouwen?’ En dan te bedenken, van die mensen zijn u en ik er één, pas maar op voor uzelf.
Of ik altijd een lieverdje was? Ik wist dan wel van gehoorzamen, maar er kwam een tijd in mijn leven, ik moet het belijden, dat ik mijn plaats niet meer kende, ik ging te ver, ik matigde me veel te veel aan. En laat ik zeggen, ik had er plezier in het de ander moeilijk te maken, ik handelde met opzet verkeerd, ik koos ervoor. Toen ging het mis. En daarom kwam ik op een eenzame weg terecht, naar de letter vraagt u? Ook, gewoon op alle gebied werd het eenzaam om me heen, ik moest er helemaal alleen door. Het zou een lange weg worden en of ik het spoor bijster zou raken? U zou misschien van ‘de grote stille heide’ spreken, maar zo is dat bij ons niet. Wel groot, stil, geel, warm. En toen bleek ik hier niet de enige te zijn. Tot mijn verbazing werd ik aangesproken en hoe. Zoals ik werd begroet, dat loog er niet om, daarbij bleek de voor mij grote onbekende van mij te weten, mij te kennen. Ik werd bij naam en toenaam, bij functie aangesproken en mij werd, in één adem, een dubbele vraag gesteld. Zeg maar gerust, ik werd op het matje geroepen. En u wilt weten hoe ik heb geantwoord? Nou, ten dele eerlijk, ik heb meteen de kaarten op tafel gelegd, gezegd wie ik was en wat mijn recente achtergrond was.
Over het tweede deel van de vraag heb ik niet gelogen, geenszins, ik heb er niet op geantwoord. Ik ging toch niet zeggen dat ik op weg was naar mijn roots, naar een stuk geestelijke armoede. Maar, wonder boven wonder, dat kwam verder niet aan de orde. Hoe mij werd geantwoord? Ik kreeg een opdracht die kort is samen te vatten: Retour en je gedragen in overeenstemming met je positie. En voor ik me omdraaide kreeg ik een kei van een belofte en een woord van troost mee. Ik kon niet anders dan antwoorden met een belijdenis, een erkenning. Wonderbaar dat ik werd opgemerkt en nog meer, er werd naar mij omgekeken. Zing er gerust van want het geldt ook u ‘en onder miljoenen hebt u ook mij in ’t oog!’ En van ‘Heer die mij ziet zoals ik ben…’

1. Wie ben ik?
2. Waar kom ik vandaan?
3. Wie waren mijn werkgevers?
4. Wat was mijn grote fout?
5. Wat zag ik nog als enige oplossing?
6. Waar had ik een wonderlijke ontmoeting?
7. Welke opdracht kreeg ik?
8. Welke belofte?
9. Welke belijdenis sprak ik uit?
10. Waar leest u over mij? (Bijbelgedeelte en hoofdstuk)


ds. Johan M. Zijlstra

De oplossing van Lees en Weet 20 (Het Zoeklicht nr. 5) luidt:
De vorige keer las u over de stadssecretaris van Efeze (Handelingen 19:23-40). Er brak tumult uit toen Paulus een grote groep mensen wist te overtuigen dat beelden die door mensenhanden zijn gemaakt geen goden zijn. De zilversmeden waren bang voor verlies van inkomsten, omdat zij veel tempeltjes van Artemis (of Diana, SV) maakten, zo betoogde Demetrius. Gajus en Aristachus werden door de menigte meegesleurd. Paulus kreeg het dringende advies zich afzijdig te houden. Alexander werd naar voren om de zaak te redden. Er werd gescandeerd: ‘Groot is de Artemis van Efeze.’ De kern van het advies van de stadssecretaris was: ‘Blijf kalm en kies de wettige weg als je iets tegen hen hebt.’