Lees en weet (8)

ds. Johan M. Zijlstra • 86 - 2010 • Uitgave: 5
Voor de grondige Bijbellezer

De ouderdom, daarover zijn de meningen verdeeld. Tja, wie wil niet graag (gezond) oud worden en wie zal niet weten hoe positief er over ouderen en de ouderdom gesproken wordt. Om eens wat te noemen:
Verstand, wijsheid komt met de jaren;
Grijs en wijs;
De ouden zal men eren (de jongen zal men leren);
Het is van de oude man dat men leren kan;
De oudste moet de wijste wezen.

Alleen, laten we de andere kant ook niet verzwijgen. Wie - al te - oud is, wordt wel eens min of meer afgeschreven. Ook dat blijkt uit allerlei volksgezegden. Een paar uitspraken, slechts om een indruk te krijgen.
Oude bokken hebben stijve horens (ouderen zouden vaak onverzettelijk zijn als het om veranderingen gaat).
Hij / zij wordt nu toch echt oud.
Zeg oudje, …

Misschien weet u ook van een paar oude mannen die het hebben over vraagstukken op het gebied van de hemelse rechtsnormen. Een jongere die naar hun gesprekken luistert, houdt beleefd zijn mond. Ten slotte durft hij een vraag te stellen:
‘Valt de wijsheid aan de oudsten toe? Groeit inzicht met het vorderen van de jaren?’
Nou ja, laten we niet te veel generaliseren. Onder zowel jongeren als ouderen tref je wijze alsook minder wijze mensen aan. Hoor eens, de uitspraak is niet van mij, wel van een arts uit Jeruzalem die in een (te) openhartige bui verklaarde: “De meeste van mijn seniele patiënten hadden op twintigjarige leeftijd het buskruit niet uitgevonden.” Hij bedoelde slechts te verduidelijken dat wijsheid niet vanzelfsprekend, niet automatisch en niet alleen door de jaren wordt verkregen.

In het Woord lees ik in ieder geval over een oud en zeer wijs mens, hij legt een uitermate interessant en wijs gerontologisch getuigenis af. En dat deze man aan het woord komt en dat wij zijn woorden kunnen nalezen, vindt zijn oorsprong in het feit dat er een hooggeplaatst en een voor ons lang niet onbekend persoon op de vlucht is. Ja ja, moeten is ook wat, hij kan eigenlijk geen (andere) kant meer op. Wie zou het vege lijf niet graag willen redden? Onze al wat langer AOW-gerechtigde - hij was zelfs boven de zevenenzestig - zit ruim en breed in de slappe was en dat is nog maar zwak uitgedrukt. Behoudens dat hij de vluchteling gastvrij heeft ontvangen, doet hij hem, als de kust weer veilig is, ook zeer beleefd uitgeleide. Als ze afscheid nemen drukt vluchteling, die ook lang niet onbemiddeld is, toegegeven dat is vreemd, niet alleen de hand van zijn gastheer, hij drukt ook uitvoerig zijn dankbaarheid uit en nodigt de bejaarde grijsaard uit mee te gaan en bij hem te komen wonen. Voor wat hoort wat, zal de opgeluchte vluchteling gedacht hebben. Een pak van zijn hart ruilt hij graag in voor een blijk van dankbaarheid en waardering. En dan legt de bejaarde gastheer zijn veelzeggende en wijze verklaring af. Luister naar hem:
“Ach heer, waarom zou ik mee u meegaan? Er ligt niet meer veel tijd van leven voor mij, ik kan niet veel meer uit het leven halen. Van de prachtigste muziekuitvoeringen kan ik niet meer optimaal genieten.” Mijn gehoor is niet meer wat het geweest is, bedoelt hij te zeggen. ”En in het verkeer, wat het reizen aangaat, ook dat is niet meer wat het geweest is. Daarenboven, mijn smaakpapillen zijn lang niet piepjong meer, oud en ten dele versleten. En heer, nog iets, ik wil graag hier waar ik zo lang heb gewoond en zo vertrouwd ben, de laatste adem uitblazen, in het familiegraf is een plaats voor mijn lichaam gereserveerd.”

Ach, beste lezer en Bijbelkenner, het is u toch lang niet onbekend wat de oude wijze grijsaard in woorden en termen van onze taal tot uitdrukking wil brengen? Dat moet je, zoals hij zo duidelijk verwoordt en omschrijft, ook niet doen en zeker niet met oude bomen. Dat gaat niet lukken.

Waar leest u deze geschiedenis? (Bijbelboek, hoofdstuk, verzen?)
Wie is de bemiddelde gastheer?
Uit welk gebied komt hij?
Wat is zijn woonplaats?
Welk aanbod wordt hem gedaan?
Welke raad geeft hij nog?
Wie is de vluchteling?


Ds. Johan M. Zijlstra

De oplossing van Lees en Weet 7 (Het Zoeklicht nr. 1) luidt:
Ik ben Eliézer en ik kom uit Aram/Syrië, uit de stad Damascus. Mijn meester Abraham stuurde mij op pad om een vrouw te zoeken voor zijn zoon Isaäk. Ik voldeed aan mijn opdracht in vertrouwen en geloof. Dit verhaal kunt u nalezen in Genesis 24 (en 15).