Leven in de eindtijd: een opdracht

Jacco Stijkel • 81 - 2005/06 • Uitgave: 22
Leven in de eindtijd: een opdracht



Veel mensen hebben het gevoel dat we in een bijzondere tijd leven. Alles verandert razendsnel. Wat enkele decennia geleden nog ondenkbaar was, is nu de gewoonste zaak van de wereld. Denk maar aan geaccepteerde en wettelijk geregelde zaken als het homohuwelijk, euthanasie en abortus. De spanningen in de wereld lopen hoog op. We worden overspoeld door natuurrampen. De ene orkaan is nauwelijks in kracht afgezwakt, of de volgende komt er al aan. De situatie in het Midden-Oosten blijft de gemoederen bezig houden. Als gelovigen zien we al deze dingen als duidelijke tekenen van een spoedige komst van de Here Jezus. We mogen dan ook gerust zeggen dat we in de eindtijd leven. Dat kunnen we niet alleen nu, dat deden apostelen als Jakobus en Petrus ook al. De laatstgenoemde schrijft bijvoorbeeld in 1 Petr. 4:7 “Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden.” En in Jak. 5:8 lezen we: “Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij.” De apostel Paulus verwachtte kennelijk al bij zijn leven de terugkomst van de Heer, lees 1Thess. 4:13-18. Hij schrijft daar immers over “wij, levenden die achterblijven tot de komst des Heren.”



Overigens en dat is misschien wel goed om te benadrukken: leven in de verwachting van een spoedige komst van de Heer is absoluut niet voorbehouden aan een select groepje gelovigen. Wie dat denkt, doet zich zelf ernstig tekort. Niet alleen zien we in onze gedeelten dat de apostelen geloofden dat ze in de eindtijd leefden en dat de Here Jezus spoedig komen zou. Nee, die verwachting hoort bij je gewone dagelijkse christelijke leven. Dat illustreert Paulus bijvoorbeeld mooi in 1Ko1:4-9. Als je 1Kolossenzen doorleest, krijg je niet bepaald een blauwdruk van een perfecte gemeente. Integendeel zelfs. Er heerste tweedracht, er was grove seksuele zonde in de gemeente, ze zochten recht bij ongelovigen en vonden de ene gave (bijvoorbeeld tongentaal) veel belangrijke dan andere. Paulus had nogal wat recht te zetten binnen die gemeente. Maar voordat hij deze gelovigen vermaant, dankt hij God voor hen. In de eerste plaats om dat ze rijk zijn in Christus, vervolgens om dat geen enkele gave van de Geest bij hen ontbreekt en tenslotte omdat ze uitzien naar de openbaring van de Here Jezus Christus. Met andere woorden: die verwachting, dat uitzien, leeft als het goed is in je als gelovige.
Terug naar de tekst uit Jakobus. Het hoofdstuk begint met een aanklacht tegen de rijken, die wenen over de rampen die hen overkomen. Wat Jakobus tegen hen heeft is duidelijk, zij hebben op aarde in weelde gebaad en losbandig geleefd. Ja, zelfs de rechtvaardige veroordeeld en vermoord. En dat terwijl het ‘de laatste dagen zijn’ (vs.3). Jakobus maakt analoog met wat Jezus zelf zegt in Matt. 6:19-21 de vergelijking dat hun klederen zijn aangevreten, hun rijkdom verrot is en hun goed en zilver verroest zijn. Ze hebben alleen oog gehad voor de aardse zaken, terwijl ze hun gaven in dienst hadden moeten stellen van God. Erger nog, ze hebben zichzelf vetgemest voor de slachttijd. Daarmee wordt bedoeld het oordeel van God dat voor de deur staat.



Dit oordeel hangt samen met de komst van de Heer, waarover Jakobus in vs.7 begint te schrijven. Na de aanklacht tegen de rijken (ook een duidelijke waarschuwing voor ons!) bemoedigt hij de gelovigen dat de Heer spoedig komt. Hij maakt een einde aan al het onrecht. ‘De Rechter staat voor de deur’ lezen we in vs.9. Door alles wat ons overkomt en wat we om ons heen zien, kunnen we een sterk verlangen krijgen naar dat glorieuze moment dat de Rechter komt en een einde wordt gemaakt aan al het onrecht. Wat moeten wij als gelovigen doen? Niet het recht in eigen hand nemen. Jakobus vertelt ons dat we geduld moeten hebben. ‘En neemt als voorbeeld van het lijden en het geduld, de profeten, die in de naam van [de] Heer gesproken hebben’(vs. 10, Telosvertaling). ‘Zelfs’ de profeten hebben lijden gekend en moesten geduld hebben, laat Jakobus ons weten. Dat betekent niet dat we niets hoeven te doen (Paulus waarschuwt ons daar juist voor in 2Thess. 3:10-13, hier was blijkbaar sprake van mensen die dachten dat de komst zo nabij was, dat ze niet meer hoefden te werken, alleen maar af te wachten). Verder moeten we volharden, net als Job. En we weten dat de Heer rijk is aan barmhartigheid en ontferming. Wij hoeven niet bang te zijn voor het oordeel. Hoewel we reeds in de eindtijd leven, is het koninkrijk van God nog niet definitief aangebroken. Maar in die toestand komt verandering, de komst des Heren is nabij!



Als we weten dat de Heer spoedig komt, moeten we in deze tijd in actie komen. Paulus kent de juiste motivatie. “De liefde van Christus dringt ons,” schrijft hij in 2Kol. 5:14. “Daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat één voor allen gestorven is.” Want daar gaat het om die Jezus! Een gekruisigde Jezus. “Zij zullen hem aanschouwen die zij doorstoken hebben,” lezen we in Zach. 12:10. Het is die Jezus “die van u opgenomen is naar de hemel, en op dezelfde wijze zal wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen” (Hand 1:11). Jezus zegt zelf hierover in Matt. 24: 30: “En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst kloppen en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid.” Wat een moment zal dat zijn! Maar hoe gaan wij daarmee om? Verheugen wij ons op dat moment en zetten wij ons er ook voorin om zoveel mogelijk mensen nog te redden? Juist omdat de liefde van Christus in ons brandt? Onze boodschap richting de mensheid is even simpel als shockerend: een gekruisigde Christus. Net zoals Paulus predikte in Korinthe (1Kor. 1:23). Ja, als Gekruisigde is hij een aanstoot en mensen willen liever iemand anders als verlosser. Maar wij hebben geen andere boodschap, want deze Gekruisigde is juist de wijsheid van God! En dan kan het inderdaad zo zijn dat andere mensen afwijzend op Jezus reageren. Laten we dan het voorbeeld van Petrus volgen. Het einde aller dingen is nabijgekomen. “Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden.”

Tot slot. Bezig zijn met de eindtijd, met de wederkomst van Jezus is noodzakelijk. Wat een geestelijke armoede als je in deze bijzondere tijd niet bezig bent met wat spoedig te gebeuren staat. Maar wat zou het jammer zijn, dat we alleen aandacht hebben voor onze heerlijke toekomst en onze ogen sluiten voor onze medemens die verloren gaat.



Jacco Stijkel