Libië in de Bijbel
Enkele maanden na het begin van het offensief tegen het Khaddafi-regime, komt de strijd tussen rebellen en pro-Khaddafi-leden in een laatste fase. Voor de bevolking is dit onvoorstelbaar. Velen zien uit naar de komende vrijheid die hun land hen gaat bieden. Deze recente ontwikkelingen in Libië bepalen ons allen bij de geografische plaats en de cultuur van dit land. Terwijl de media op dit ogenblik weer grote aandacht aan Libië wijden, beseffen gelovigen maar al te goed dat ook de Bijbel aandacht heeft voor dit land. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt het meerdere keren genoemd. In dit korte artikel geef ik daarvan een algemeen overzicht, dat helpt de historische en toekomstige geschiedenis van Libië te zien.
Mizraïm, Cusj, Put en Kanaän
Zoals we al meerdere keren in de media mochten ontdekken, bevindt Libië zich aan de westelijke kant van Egypte, ten oosten van Tunesië en Algerije en grenst het in het noorden aan de Middellandse Zee. Het land kent een rijke geschiedenis en een grote diversiteit. Oude Egyptische bronnen, vanaf het derde millennium voor Christus, verwijzen naar dit land met de termen Tjehenu en Tjemehu. Vanaf Ramses II (1279-1212 v.Chr.) ontvangt Libië de naam Libu. Dit woord in het Hebreeuws verbastert tot Lûbîm en in het Grieks tot Libyes. Die Griekse verbastering vormt tegelijk de basis van ons oud-Nederlandse woord Libye.
In het verleden vereenzelvigden Bijbeluitleggers de Libiërs met de Lehabieten die afstamden van Mizraïm (Genesis 10:13; 1 Kronieken 1:11). Samen met Cusj, Put en Kanaän stamde Mizraïm af van Noachs zoon Cham (Genesis 10:6). Later verbonden de profeten Libië nog steeds met Cusj, Egypte en Put (Nahum 3:9; vgl. Daniël 11:43). De Nederlandse vertalingen denken concreet nog aan Libië bij Put in Jeremia 46:9; Ezechiël 27:10 en 38:5 (NBV) en bij Kub in Ezechiël 30:5 (GNB). De reden om bij Put aan Libië te denken, is gebaseerd op teksten uit de oudheid waarin Put naar Libië verwijst. Maar omdat Nahum 3:9 Put en Libië weer van elkaar scheidt, is het moeilijk hieraan een definitieve interpretatie te geven.
Libië in het Oude Testament
In de oudheid was Libië voor Egypte het terrein van vele rooftochten. Tijdens het bewind van Ramses II bestond Libië uit meerdere volksgroepen die een gevaar voor Egypte vormden. Een afbeelding uit Amarna toont hoe een Libiër een Egyptenaar aanvalt of doodt. Egypte koos daarom het vijandige Libië aan te vallen. Ramses II bezette het noordelijk deel van Libië en bouwde meerdere vestigingen aan de Middellandse Zee. Toch bleef de spanning tussen beide landen meerdere eeuwen voortduren.
Het Oude Testament zelf schenkt geen aandacht aan deze spanningen. Wel beschrijft het de tijd van de Egyptische farao Sisak (945-924) die op militair niveau met Libië samenwerkte. Historici denken dat Sisak zelf uit Libië afkomstig was. In de tijd na Salomo viel hij het zuidelijke koninkrijk Juda aan, dat onder het bewind van koning Rehabeam stond (1 Koningen 14:25-26; 2 Kronieken 12:1-5). Die aanval gebeurde omdat Israël ontrouw was aan Jahweh: ‘Toen kwam de profeet Semaja bij Rehabeam en de vorsten van Juda, die zich tengevolge van de komst van Sisak in Jeruzalem verzameld hadden, en zei hen: Zo zegt Jahweh: “U hebt Mij verlaten, daarom heb Ik u ook overgelaten in de handen van Sisak”’ (2 Kronieken 12:5). Israël reageerde positief op de woorden van Semaja. Het vernederde zich en een verdere oorlog tussen Juda en Egypte bleef verder uit.
Later, tijdens de regering van koning Asa in het zuidelijke Juda, wijst de ziener Hanani nog terug naar een strijd tussen koning Asa en de Cusjieten en de Libiërs (2 Kronieken 16:8). Deze strijd vond plaats toen de Ethiopische vorst Zerah, koning Asa aanviel (2 Kronieken 14:9). Hoewel in 2 Kronieken 14 geen sprake was van Libische troepen noemt Hanani dit wel in 2 Kronieken 16.
Libië in het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament ontmoeten we Simon uit Cyrene, de hoofdstad van de Libische provincie Cyrenaica (Matteüs 27:32; Marcus 15:21; Lucas 23:26). De Romeinen dwingen hem het kruis van Christus te dragen. Het enige wat we van deze persoon te weten komen, is dat hij een akker had en de vader van Alexander en Rufus was (Marcus 15:21). Misschien was deze Rufus dezelfde als de Rufus in Romeinen 16:13. In elk geval waren de namen van de zonen bekend bij de ontvangers van Marcus’ evangelie.
Een grotere groep Libiërs is ook aanwezig op de eerste Pinksterdag (Handelingen 2:10). Bovendien vinden we in Handelingen 13:1 een tweede persoon uit Cyrene: Lucius. Op die wijze is Libië een land dat in het Nieuwe Testament niet onaangeraakt blijft door het evangelie. Vooral Simon van Cyrene heeft velen in de geschiedenis tot navolging van Christus geïnspireerd.
De toekomst van Libië
In de profetische boeken vormt Libië met andere landen, zoals Cusj, Put, Egypte, Perzië en Kub een verbond tegen andere grootmachten. Zo ondersteunde Libië op zijn manier de stad Tyrus (Ezechiël 27:10) en de bloedstad Ninevé (Nahum 3:9). Zelf zie ik verder nog vier belangrijke teksten over Libië die een toekomstige gebeurtenis van het volk beschrijven. Twee daarvan vinden we in Jeremia en Ezechiël. Beide profeten spreken over de dag van Egyptes ondergang (Jeremia 46:9; Ezechiël 30:5). Zoals bijna gebruikelijk in de profetische teksten, vormt Libië ook dan een verbond met Gods vijanden. Een gedetailleerde beschrijving van deze ondergang van Egypte beschreef ik eerder uitvoerig in Het Zoeklicht 6 van dit jaar (mrt. 2011, p.21-23). Om herhaling te besparen, verwijs ik de lezer daarnaar terug. Daardoor richt ik me nu op de overige twee profetische teksten die Libië vermelden.
Als eerste noem ik Daniël 11:40-45, waar sprake is van een toekomstige aanval van twee koningen. Libië delft daarin het onderspit en wordt gevangen genomen door de koning van het noorden (vers 42). Veel uitleggers vatten dit gedeelte samen met vers 36-39 symbolisch op, omdat ze een relatie met de geschiedenis van Antiochus Epifanes IV missen. Antiochus stierf namelijk niet in Israël (vers 45), maar in Perzië (164 v.Chr; 1 Makkabeeën 6:1-17; 2 Makkabeeën 1:11-17; 9:1-29). Mij lijkt het echter beter te stellen dat het slot van Daniël 11 niet op een historische, maar op een toekomstige gebeurtenis in de eindtijd ziet. Dit verklaart meteen waarom 12:2 kan spreken over de opstanding van de rechtvaardigen. In die tijd komt de koning van het zuiden (Egypte) in botsing met de koning van het noorden (Syrië). De koning van het noorden reageert door als een wervelwind af te stormen op deze zuidelijke koning via het land en de zee (vers 40). Deze gebeurtenis kan in relatie staan met Jesaja 19:4 waar ik eerder al over schreef in dit tijdschrift en waarin sprake is van de toekomst van Egypte voor de wederkomst van de Messias: ‘Ik lever Egypte uit aan een harde meester, meedogenloos zal hij over hen heersen – spreekt God, Jahweh van de hemelse machten.’ Tijdens zijn veldtocht tegen Egypte verovert de koning van het noorden allerlei schatten en kostbaarheden die dit land gedurende de geschiedenis verwon. Ook Libiërs en Ethiopiërs voert hij weg in gevangenschap, omdat zij Egypte ondersteunden in zijn strijd tegen het noorden.
De tweede profetische tekst over Libië vinden we in Ezechiël. De profeet verneemt dat Libië in de eindtijd Gog meehelpt in zijn strijd tegen Israël (Ezechiël 38:5, NBV). Dat dit gedeelte zich op de toekomst richt, concludeer ik uit het feit dat er tot op vandaag geen volk is geweest dat voldeed aan de letterlijke beschrijving van Ezechiël 38-39. Mijn inziens spreekt Ezechiël dan ook over een toekomstige gebeurtenis, waarvan de grootmacht Gog en het precieze moment van zijn invasie onduidelijk blijft. Het enige dat opvalt vanuit de tekst is dat de invasie plaatsvindt nadat Israël uit de volken in het land bijeengebracht is en geniet van zijn rust zonder grote oorlogsbescherming te gebruiken (Ezechiël 38:8,11-12,14). Als Gog samen met andere volken, waaronder Libië dan Israël aanvalt, mag het weten dat Jahweh het opneemt voor Israël. De Almachtige slaat dan een vishaak in hun kaken en voert hen weg.
Verdere verloop
Op dit ogenblik kijkt de wereld gespannen toe naar het verdere verloop van Libië nu de dagen van Khaddafi zijn geteld. Zal het Libische volk werkelijk in de komende tijd de vrijheid kennen waarnaar het verlangt? De nabij toekomst zal meer duidelijk daarover moeten geven. Maar het gelovige hart kent echter nog een andere openbaringsbron dan deze wereld. Hij beseft dat Gods Woord inzicht schenkt in de toekomst van deze wereld. Wat de profeten betreft zal deze zogenaamde Arabische lente nog een toekomstig verloop voor Libië kennen en uiteindelijk – al ben ik me terdege bewust dat dit ook nog lang kan duren – uitmonden in de door de profeten voorspelde herfststorm.
Raymond R. Hausoul
Mizraïm, Cusj, Put en Kanaän
Zoals we al meerdere keren in de media mochten ontdekken, bevindt Libië zich aan de westelijke kant van Egypte, ten oosten van Tunesië en Algerije en grenst het in het noorden aan de Middellandse Zee. Het land kent een rijke geschiedenis en een grote diversiteit. Oude Egyptische bronnen, vanaf het derde millennium voor Christus, verwijzen naar dit land met de termen Tjehenu en Tjemehu. Vanaf Ramses II (1279-1212 v.Chr.) ontvangt Libië de naam Libu. Dit woord in het Hebreeuws verbastert tot Lûbîm en in het Grieks tot Libyes. Die Griekse verbastering vormt tegelijk de basis van ons oud-Nederlandse woord Libye.
In het verleden vereenzelvigden Bijbeluitleggers de Libiërs met de Lehabieten die afstamden van Mizraïm (Genesis 10:13; 1 Kronieken 1:11). Samen met Cusj, Put en Kanaän stamde Mizraïm af van Noachs zoon Cham (Genesis 10:6). Later verbonden de profeten Libië nog steeds met Cusj, Egypte en Put (Nahum 3:9; vgl. Daniël 11:43). De Nederlandse vertalingen denken concreet nog aan Libië bij Put in Jeremia 46:9; Ezechiël 27:10 en 38:5 (NBV) en bij Kub in Ezechiël 30:5 (GNB). De reden om bij Put aan Libië te denken, is gebaseerd op teksten uit de oudheid waarin Put naar Libië verwijst. Maar omdat Nahum 3:9 Put en Libië weer van elkaar scheidt, is het moeilijk hieraan een definitieve interpretatie te geven.
Libië in het Oude Testament
In de oudheid was Libië voor Egypte het terrein van vele rooftochten. Tijdens het bewind van Ramses II bestond Libië uit meerdere volksgroepen die een gevaar voor Egypte vormden. Een afbeelding uit Amarna toont hoe een Libiër een Egyptenaar aanvalt of doodt. Egypte koos daarom het vijandige Libië aan te vallen. Ramses II bezette het noordelijk deel van Libië en bouwde meerdere vestigingen aan de Middellandse Zee. Toch bleef de spanning tussen beide landen meerdere eeuwen voortduren.
Het Oude Testament zelf schenkt geen aandacht aan deze spanningen. Wel beschrijft het de tijd van de Egyptische farao Sisak (945-924) die op militair niveau met Libië samenwerkte. Historici denken dat Sisak zelf uit Libië afkomstig was. In de tijd na Salomo viel hij het zuidelijke koninkrijk Juda aan, dat onder het bewind van koning Rehabeam stond (1 Koningen 14:25-26; 2 Kronieken 12:1-5). Die aanval gebeurde omdat Israël ontrouw was aan Jahweh: ‘Toen kwam de profeet Semaja bij Rehabeam en de vorsten van Juda, die zich tengevolge van de komst van Sisak in Jeruzalem verzameld hadden, en zei hen: Zo zegt Jahweh: “U hebt Mij verlaten, daarom heb Ik u ook overgelaten in de handen van Sisak”’ (2 Kronieken 12:5). Israël reageerde positief op de woorden van Semaja. Het vernederde zich en een verdere oorlog tussen Juda en Egypte bleef verder uit.
Later, tijdens de regering van koning Asa in het zuidelijke Juda, wijst de ziener Hanani nog terug naar een strijd tussen koning Asa en de Cusjieten en de Libiërs (2 Kronieken 16:8). Deze strijd vond plaats toen de Ethiopische vorst Zerah, koning Asa aanviel (2 Kronieken 14:9). Hoewel in 2 Kronieken 14 geen sprake was van Libische troepen noemt Hanani dit wel in 2 Kronieken 16.
Libië in het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament ontmoeten we Simon uit Cyrene, de hoofdstad van de Libische provincie Cyrenaica (Matteüs 27:32; Marcus 15:21; Lucas 23:26). De Romeinen dwingen hem het kruis van Christus te dragen. Het enige wat we van deze persoon te weten komen, is dat hij een akker had en de vader van Alexander en Rufus was (Marcus 15:21). Misschien was deze Rufus dezelfde als de Rufus in Romeinen 16:13. In elk geval waren de namen van de zonen bekend bij de ontvangers van Marcus’ evangelie.
Een grotere groep Libiërs is ook aanwezig op de eerste Pinksterdag (Handelingen 2:10). Bovendien vinden we in Handelingen 13:1 een tweede persoon uit Cyrene: Lucius. Op die wijze is Libië een land dat in het Nieuwe Testament niet onaangeraakt blijft door het evangelie. Vooral Simon van Cyrene heeft velen in de geschiedenis tot navolging van Christus geïnspireerd.
De toekomst van Libië
In de profetische boeken vormt Libië met andere landen, zoals Cusj, Put, Egypte, Perzië en Kub een verbond tegen andere grootmachten. Zo ondersteunde Libië op zijn manier de stad Tyrus (Ezechiël 27:10) en de bloedstad Ninevé (Nahum 3:9). Zelf zie ik verder nog vier belangrijke teksten over Libië die een toekomstige gebeurtenis van het volk beschrijven. Twee daarvan vinden we in Jeremia en Ezechiël. Beide profeten spreken over de dag van Egyptes ondergang (Jeremia 46:9; Ezechiël 30:5). Zoals bijna gebruikelijk in de profetische teksten, vormt Libië ook dan een verbond met Gods vijanden. Een gedetailleerde beschrijving van deze ondergang van Egypte beschreef ik eerder uitvoerig in Het Zoeklicht 6 van dit jaar (mrt. 2011, p.21-23). Om herhaling te besparen, verwijs ik de lezer daarnaar terug. Daardoor richt ik me nu op de overige twee profetische teksten die Libië vermelden.
Als eerste noem ik Daniël 11:40-45, waar sprake is van een toekomstige aanval van twee koningen. Libië delft daarin het onderspit en wordt gevangen genomen door de koning van het noorden (vers 42). Veel uitleggers vatten dit gedeelte samen met vers 36-39 symbolisch op, omdat ze een relatie met de geschiedenis van Antiochus Epifanes IV missen. Antiochus stierf namelijk niet in Israël (vers 45), maar in Perzië (164 v.Chr; 1 Makkabeeën 6:1-17; 2 Makkabeeën 1:11-17; 9:1-29). Mij lijkt het echter beter te stellen dat het slot van Daniël 11 niet op een historische, maar op een toekomstige gebeurtenis in de eindtijd ziet. Dit verklaart meteen waarom 12:2 kan spreken over de opstanding van de rechtvaardigen. In die tijd komt de koning van het zuiden (Egypte) in botsing met de koning van het noorden (Syrië). De koning van het noorden reageert door als een wervelwind af te stormen op deze zuidelijke koning via het land en de zee (vers 40). Deze gebeurtenis kan in relatie staan met Jesaja 19:4 waar ik eerder al over schreef in dit tijdschrift en waarin sprake is van de toekomst van Egypte voor de wederkomst van de Messias: ‘Ik lever Egypte uit aan een harde meester, meedogenloos zal hij over hen heersen – spreekt God, Jahweh van de hemelse machten.’ Tijdens zijn veldtocht tegen Egypte verovert de koning van het noorden allerlei schatten en kostbaarheden die dit land gedurende de geschiedenis verwon. Ook Libiërs en Ethiopiërs voert hij weg in gevangenschap, omdat zij Egypte ondersteunden in zijn strijd tegen het noorden.
De tweede profetische tekst over Libië vinden we in Ezechiël. De profeet verneemt dat Libië in de eindtijd Gog meehelpt in zijn strijd tegen Israël (Ezechiël 38:5, NBV). Dat dit gedeelte zich op de toekomst richt, concludeer ik uit het feit dat er tot op vandaag geen volk is geweest dat voldeed aan de letterlijke beschrijving van Ezechiël 38-39. Mijn inziens spreekt Ezechiël dan ook over een toekomstige gebeurtenis, waarvan de grootmacht Gog en het precieze moment van zijn invasie onduidelijk blijft. Het enige dat opvalt vanuit de tekst is dat de invasie plaatsvindt nadat Israël uit de volken in het land bijeengebracht is en geniet van zijn rust zonder grote oorlogsbescherming te gebruiken (Ezechiël 38:8,11-12,14). Als Gog samen met andere volken, waaronder Libië dan Israël aanvalt, mag het weten dat Jahweh het opneemt voor Israël. De Almachtige slaat dan een vishaak in hun kaken en voert hen weg.
Verdere verloop
Op dit ogenblik kijkt de wereld gespannen toe naar het verdere verloop van Libië nu de dagen van Khaddafi zijn geteld. Zal het Libische volk werkelijk in de komende tijd de vrijheid kennen waarnaar het verlangt? De nabij toekomst zal meer duidelijk daarover moeten geven. Maar het gelovige hart kent echter nog een andere openbaringsbron dan deze wereld. Hij beseft dat Gods Woord inzicht schenkt in de toekomst van deze wereld. Wat de profeten betreft zal deze zogenaamde Arabische lente nog een toekomstig verloop voor Libië kennen en uiteindelijk – al ben ik me terdege bewust dat dit ook nog lang kan duren – uitmonden in de door de profeten voorspelde herfststorm.
Raymond R. Hausoul