MAGEN

Gieneke van Veen-Vrolijk • 87 - 2011 • Uitgave: 6
Het is bekend dat in de Bijbel bepaalde woorden regelmatig op verschillende manieren worden gebruikt; met een letterlijke betekenis en toepassing, maar eveneens met een geestelijke strekking, waarbij het vaak gaat om beeldspraak. Dit is ook het geval bij het Hebreeuwse woord ‘magen’ dat betekent: schild, bescherming, bedekking.1
‘Magen’ is het meest algemene woord voor ‘schild’ in de Hebreeuwse Bijbel. De term duidt op een veelgebruikt klein schild, onderdeel van de wapenuitrusting, dat soldaten ter verdediging droegen om zich te beschermen tegen vijandelijke wapens. Het schild kwam voor in verschillende vormen en afmetingen, afhankelijk van de gelegenheid en beoogde bescherming. Het schild was een hard voorwerp, gemaakt van metaal, leer, hout of riet.2 ‘Magen’/schild komt 58 keer voor in het Oude Testament.

Letterlijk gebruik van ‘magen’/schild
Meerdere malen wordt melding gemaakt van legers van gewapende mannen, waaronder zwaard- en (‘magen’) schilddragers (1 Kronieken 5:18; 2 Kronieken 14:8). Ook de mannen die onder Nehemia werkten aan de herbouw van Jeruzalems muren waren genoodzaakt zich met schild te verdedigen. Zij waren verdeeld in twee groepen; de lastdragers en de bouwers, licht gewapend, maar de bewakers waren zwaar(der) bewapend met speren en boog en droegen schilden (Nehemia 4:16-18).

Gods beschermende hulp
God wordt 15 keer beschreven als ‘magen’/schild. Het begrip ‘magen’/bescherming wordt dan gebruikt als uitdrukking van Gods beschermende macht. Hij biedt zekerheid en veiligheid aan wie bij Hem schuilen. De Here God stelt Zelf dat Hij Abrams bescherming is en zijn grote beloning: “Vrees niet… Ik ben een ‘magen’/schild voor u…” (Genesis 15:1). Dat zou Hij altijd blijven voor Zijn dienaar en het volk dat uit hem voortkwam. Zo was de Here ook voor Israël tot beschermende Helper, bezongen door Mozes in de afscheidszegen: “Volk door de Here verlost, ‘magen’/schild van uw hulp” (Deuteronomium 33:29). Nog altijd wil de Here bescherming en hulp voor de Zijnen zijn.
Ook het boek Spreuken leert dat de Here een ‘magen’/schild is voor wie in integriteit wandelen (2:7) en voor wie schuilen bij Hem. “Hij is een ‘magen’/schild voor wie op Hem vertrouwen” (30:5).

Gods beschuttende veiligheid
De beschrijving van God als een Schild voor de Zijnen komt vooral voor in de Psalmen. Opvallend is dat het beeld ‘magen’/schild wordt gebruikt zowel in verband met bescherming en toevlucht die de gelovige vindt bij de Here God, alsook met betrekking tot ‘verlossen’ en beschutting ‘geven’ van Godswege.
God is ‘magen’/bescherming en zon (Psalm 84:12). Zo kan men zelfs omringd door honende vijanden tot de Here roepen: “Maar U, Here, bent een ‘magen’/bedekking voor mij, mijn eer…” (Psalm 3:4). Hoon en vernedering ketsen af tegen Gods beschuttende schild waarmee hij de Zijnen verheft. David wist uit ervaring: “Mijn ‘magen’/schild is bij God” (Psalm 7:11). Hij zong “mijn God, mijn rots, ik schuil bij Hem, mijn ‘magen’/beschutting…” Zo is God ook een ‘magen’/schild voor allen die vertrouwensvol bij Hem schuilen (Psalm 18:3,31). Daarom mag ieder persoonlijk belijden “Onze ziel wacht op de Here, onze hulp en ‘magen’/schild is Hij” (Psalm 33:20). Dit schuilen bij God staat niet los van het vasthouden aan Zijn Woord, zoals de psalmist ons voorhoudt. “U bent mijn schuilplaats en mijn schild, op Uw Woord hoop ik” (Psalm 119:114). Wie de Here eerbiedig vreest wordt opgeroepen op Hem als ‘magen’/bescherming te vertrouwen (Ps.115:9-11).

Het Nieuwe Testament zet de theologische betekenis en het geestelijk gebruik van het ‘schild beeld’ voort. Zolang wij hier op aarde zijn, worden wij aangespoord om het ‘schild van het geloof’ te blijven hanteren (Efeziërs 6:16).

“God is mijn rots… mijn schild…” (2 Samuël 22:3).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Het woord ‘magen’ is afgeleid van het werkwoord ‘ganan’: bedekken, omringen, beschermen, verdedigen.
2 Een schild kon ook versierd zijn met kleuren en werken in koper, zilver en goud (1 Koningen 14:25-27). Dan hadden ze ook een decoratief doel, als ornament aan muren of van schepen (1 Koningen 10:17; Ezechiël 27:10).