Martin Kamphuis: Weg van Boeddha

Feike ter Velde • 85 - 2009 • Uitgave: 9
Hij reisde de hele wereld over op zoek naar de waarheid. Steeds meer raakte hij onder de indruk en kwam hij in de ban van het boeddhisme. Monniken leerden hem de strenge leefregels van het Tibetaanse boeddhisme in India en Nepal. Eenmaal terug in Nederland voltooide hij zijn studie psychologie en zocht hij aansluiting bij de wereld van New Age. Hij begon een eigen therapeutisch centrum. Totdat hij tegen de grenzen van zichzelf opliep, levende christenen ontmoette en er ruimte kwam voor het evangelie van de Here Jezus Christus. Martin Kamphuis vertelt.

Al heel jong verzette ik me tegen het gezag van mijn ouders. Steeds weer probeerde ik ze te domineren. Als mijn moeder boos op me werd, trok ik me terug in mijn zelfontwikkelde droomwereld, waar ik me veilig waande. Ik was vijf jaar toen we verhuisden van Oost-Groningen naar de Flevopolder. Mijn vader was boer. Ze hadden zich inmiddels aan de door hen gevoelde bekrompenheid van de kerk onttrokken en werden actief in een vrijzinnige gemeenschap.
Ik voelde me in ons eigen gezin vaak als een vreemdeling, waarbij de gedachte wel eens opkwam of ik wel echt hun zoon was. Ik hunkerde naar geborgenheid, maar kon die thuis niet vinden en ik verzette me in rebellie. Toen ik voor het eindexamen atheneum was geslaagd, mocht ik op reis. Het werd Zuid-Amerika. Eindelijk vrij… maar heimelijk miste ik toch de band met thuis. Met mijn blonde haren en blauwe ogen viel ik wel op in Brazilië. Naast veel aardige mensen en goede contacten was ik er eenzaam en leeg van binnen. Terug in Nederland werd ik als een held ontvangen.

De eerste jaren van mijn studie psychologie in Nijmegen waren prima verlopen. Ik had gelezen over het Tibetaanse boeddhisme en besloot naar India en Nepal te reizen om daar meer te leren. Frustrerende liefdeservaringen, mijn ervaringen met drugs en mijn fascinatie voor de geheimzinnige boeddhistische leer hadden mij van mijn studiemotivatie afgeholpen. De zin van het leven vond ik nergens. De aankomst in India was weinig hoopgevend. De hitte, de stank, de mensenmassa’s en de armoede overweldigden mij. Ik reisde door naar New Dehli, omdat ik daar wist van een boeddhistisch gastenhuis. De treinreis van vierentwintig uur, de mensenmassa’s in het land van de vele naamloze en onpersoonlijke goden, was een verschrikking. Het gastenverblijf bood rust.
Andere gasten vertelden mij al direct hun bijzondere boeddhistische ervaringen met de leermeesters en de goeroes. Ze waren allemaal op weg naar de verlichting. Mijn nieuwsgierigheid groeide met mijn verlangen naar innerlijke vrede en rust. Voordat ik zou doorreizen naar Kathmandu in Nepal voor mijn eerste cursus, bezocht ik nog enkele dorpen aan de voet van de Himalaya, waar Tibetaanse vluchtelingen wonen. Ik wilde vooral ook hun cultuur en leefgewoonten leren kennen. Ik beschermde mezelf tegen mateloze ergernis aan de mensen en hun ongeïnteresseerdheid, door hasj te roken. Dat maakte me een stuk minder opmerkzaam.
Ik bezocht ook een huis van de Dalai Lama, de religieuze leider van de Tibetanen. Ik had al groot ontzag voor hem vanwege de verhalen die ik over hem had gehoord. Hij was bijna alwetend, ook over je diepste dingen, want hij keek dwars door je heen. Zijn huis was uitermate mystiek en boeide me zeer. Er waren hier ook veel mensen uit de Westerse wereld, ook uit Nederland. Ik nam deel aan allerlei lessen die door lama’s - boeddhistische leraren - werden gegeven. Daarna kwam ik uiterst vermoeid en na een lange reis aan in Kathmandu, de hoofdstad van Nepal, waar ik een Engelstalige cursus in het boeddhisme zou gaan volgen. Er waren ongeveer honderdvijftig deelnemers enkel en alleen uit het Westen. De meditatiehouding was niet eenvoudig. De stijve spieren in onze benen hadden te maken met ons negatieve karma uit vorige levens, vertelde de leraar. Hij moest steeds hoesten en dat werd veroorzaakt door het slechte karma van de nieuwe cursisten.

We moesten ons verstand opgeven en een allesoverheersend intuïtief weten moest de overhand over ons krijgen. Het spreken van de leraren had ten doel onze weerstand te breken en onze geesten te laten opgaan in het niets - het nirvana. Vragen over het nirvana werden nooit beantwoord, want het is niets, er is niets over te zeggen, je kunt het alleen ervaren. De leegte in mijn binnenste werd na enkele weken voelbaar. Eén keer overviel mij de complete leegte, zittend in een tempel en starend in het niets, verzonken in een diepe meditatie. De grenzen van mijn lichaam leken weg te vallen en ik ervoer mezelf als een veel groter geestelijk wezen. Na een maand gaf ik mij geheel over aan het boeddhisme in een officieel ritueel. Ik was boeddhist geworden.
Na een tweede cursus werd ik ingewijd in de Tara-godheid, een groene, vrouwelijke Boeddhafiguur. Twee weken lang moesten we haar mantra opzeggen. Een vrouwelijk godheid sprak me erg aan; een zorgzame moeder die me omringde. We dronken haar in en trachtten te worden zoals zij. Na enige tijd kreeg ik het gevoel alsof ik boven de grond zweefde. Ik raakte onthecht van de aarde.

Een leven van vele omzwervingen begon. Terug in Nederland startte ik mijn eigen psychotherapeutische centrum van een soort New Age gehalte. Ik had nog tal van cursussen daarin gevolgd. Na verloop van tijd, na allerlei teleurstellingen, had ik dat ook weer opgegeven en samen met mijn Duitse vriendin, Elke, ging ik op wereldreis. India en Indonesië trokken ons in het bijzonder aan. Op het eiland Bali voelden we de demonie bijna lijfelijk. Onze dagelijkse meditaties van telkens een paar uur hielpen ons niet. Ik werd steeds depressiever en kon niet genieten van de natuur. ’s Nachts sliepen we nauwelijks vanwege angstaanvallen; we raakten oververmoeid en na een maand vertrokken we naar Australië.
Elke had gedroomd dat Australië haar bij haar hart zou brengen. Dan zou een nieuwe levensfase beginnen, het einde van een zoektocht naar het ware licht. Om wat geld te verdienen gingen we appels en peren plukken bij een fruitboer, om dan later weer door te reizen. Er ging geen bus naar de plek die we moesten bereiken, dus besloten we te liften. Een jongeman, Ron, in een grote Amerikaanse auto, nam ons mee. We verbaasden ons over zijn stralende levensvreugde. Bij navraag vertelde hij ons van zijn relatie met Jezus Christus. Wij vertelden van ons alternatieve leven, van onze therapeutische activiteiten en hij zei, als je nu echt iets alternatiefs wilt, kom dan morgen met me mee naar mijn kerk. Dat spraken we af.
De volgende morgen stond hij bij ons hotel. De kerkdienst was erg levendig en spontaan. Het deed me denken aan boeddhistenbijeenkomsten, maar wel alternatief. Elke dacht dat Jezus ook wel een goede goeroe zou zijn. Na afloop vroeg een jonge vrouw aan Elke of ze met haar mocht bidden. Elke vroeg mijn toestemming en hoopte dat ik nee zou zeggen, maar ik zei: “Ja, dat moet je doen.” Ik begeleidde haar. Het gebed van die vrouw raakte me diep. Elke begon te huilen en gaf haar leven over aan de Here Jezus Christus. Ik dacht: een overtuigde boeddhist en een overtuigde christen passen goed bij elkaar. Toen vroeg ze of ze ook met mij mocht bidden. Ik vond dat ik dat niet nodig had, maar toen ze bad, ervoer ik dat de Here Jezus Christus tot mij kwam. Toen vroeg ze of ik haar na wilde zeggen: “Ik zeg alle religies af.” Ik protesteerde innerlijk; dat doe ik niet! Hoe kon deze vrouw weten van mijn religie. Ik had jarenlang gestreefd om op een hoger plan te komen. Ik vond dat ik vorderingen maakte. Er vond een hevig innerlijk gevecht plaats. De weerstand in mij voelde als een vurige bal van energie en de aantrekkingskracht van een liefdevolle God als onweerstaanbaar. Ik gaf me gewonnen en sprak het uit. Een diepe vrede stroomde van buitenaf in mijn hart. Dit kende ik niet, maar ik wist dat dit mijn diepe verlangen naar houvast en geborgenheid vervulde. We waren beiden sprakeloos.

Na drie dagen was alles voorbij. Het leek alsof Boeddha en Jezus strijd in mij voerden. Ik werd depressief en agressief. We gingen daar weg, steeds ruzie makend en kwamen in Sydney. De ervaring met Jezus was mooi geweest, maar niet blijvend. Zo stonden we op een dag in Sydney bij een stoplicht. We staken over in de groep mensen en van de andere kant kwam ook een groep voetgangers. Tussen hen een man die buitengewoon straalde, ons recht aankeek en met ons mee liep. Ik pakte Elke’s hand vast. Hij vroeg: “Kennen jullie God wel?” We stamelden wat en hij zei: “Onze kerk heeft een Bijbeltentoonstelling, dáár in het stadhuis en duwde ons een folder in de hand. En… weg was hij. We zagen hem gewoon niet meer.
We besloten even te gaan kijken, spraken met enkele mensen, maar wilden ons niet weer iets laten opdringen. We kregen een uitnodiging voor de avondkerkdienst. We besloten toch daarheen te gaan; werden uitgenodigd voor een Bijbelkring en bezochten die ook. We zagen dat de levende God een werkelijkheid was…, maar ik was er niet uit. Ik bleef depressieve gevoelens houden. Ik kon Elke niet meer om me heen hebben en ging alleen wandelen, de bergen en de bossen in. Ik wist niet hoe ik verder moest, niet hoe ik bidden moest. Het werkte allemaal niet bij me. Er was eenzaamheid en ontreddering. ’s Avonds in de caravan begon Elke zachtjes voor me te bidden, terwijl ik depressief op de bank zat.
Toen gebeurde er iets ongelofelijks in me. Het was alsof ik helemaal binnenstebuiten werd gekeerd. Alles eruit en er kwam een vreugde in mij, die ik niet eerder had gekend; dieper, voller en rijker dan die eerste ervaring met Jezus. De Here Jezus kwam om nooit meer weg te gaan. We zijn teruggegaan naar huis, vestigden ons in Duitsland, werden gedoopt in een evangelische gemeente en zijn getrouwd. Ik ging eerst, later gingen we samen naar de Bijbelschool in Duitsland, daarna naar de theologische hogeschool. Anderen, maar ook wijzelf verbazen ons over de grote verandering die we door Gods genade mogen blijven meemaken.

Feike ter Velde