Martyn Lloyd Jones: 'Ik gaf niets op, maar won alles'

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 17
Martyn Lloyd-Jones

‘Ik gaf niets op, maar won alles’


Tijdens de begrafenis van Dr. Martyn Lloyd-Jones (1899-1981) in 1981 zei de predikant: “De laatste prediker is overleden…” Hij doelde daarop, dat aan de unieke prediking van de overledene nu een einde was gekomen en dat zulke predikers als hij niet meer bestaan. Want om zijn prediking was hij wereldberoemd. Vijftien jaar, elke vrijdagavond en met uitzondering van twee zomermaanden, was de Westminster Chapel in Londen stampvol met zo’n tweeduizend aanwezigen. Dr. Lloyd-Jones gaf Bijbelstudie over de Romeinenbrief. Een portret.


Dr. Martyn Lloyd-Jones was arts, predikant en geestelijk leider. Geboren in Cardiff, de grote havenstad van Wales, groeide hij op in een gezin van drie jongens, waarvan hij de middelste was en dat verhuisde naar een klein dorpje in Wales. Van het platteland van Wales naar een groot Londens ziekenhuis als arts was een hele stap. Hij was een zeer intelligent jong mens. Op 23-jarige leeftijd was hij de eerste assistent van Sir Thomas Horder, de privéarts van het Britse koninklijk huis. Toen hij na zijn medische carrière besloot predikant te worden, vonden velen dat een dwaas besluit. Hij zelf zei er later van: “Ik gaf niets op, maar won alles.” Gedurende zijn jaren als predikant in Wales schreef een krant: “Hij trekt duizenden toehoorders uit geheel Wales en van daarbuiten om zijn boodschap te horen.”

Toen Martyn achttien jaar oud was - op zijn veertiende jaar had hij al belijdenis gedaan in zijn kerk - gaf hij leiding aan het zondagsschoolwerk. Nog maar net in de twintig kwam er een grote verandering, een verdieping in zijn leven. Later zei ervan: “Ik had de beste predikers in Wales gehoord, maar herinner me niet dat er ooit een moment was dat ik diep van binnen was aangeraakt.” Mooie preken, vaak met een bijzonder welbespraaktheid van de predikant, preken die theologisch wel doortimmerd waren, maar dat was niet genoeg. Hij zei: “Wat ik nodig had, was prediking die mij van zonde zou overtuigen, zodat ik mijn eigen nood zou zien en mijn verlorenheid voor God; prediking die mij tot berouw en bekering zou brengen en die me uitlegde hoe ik zou kunnen veranderen in een nieuwe mens in Christus. Maar dat had ik nooit gehoord!”
Zijn collega’s in het ziekenhuis, ook zijn directe baas, Dr. Horder, waren liberalen, die meestal erg enthousiast waren over de evolutietheorie en het christelijk geloof daarom onhoudbaar vonden. Martyn bevond zich in Londen regelmatig onder de allerarmsten in de sloppenwijken, soms als arts soms in ander sociaal werk. Zijn vader had op zijn sterfbed tegen hem gezegd: “Vergeet de arme mensen niet.” Hij bevond zich naast zijn chef, dr. Horder, arts van het koninklijk huis en arts van ministers en van de rijke der aarde, ook onder intellectuelen en hoog opgeleide mensen. Martyn had zich naast zijn medische studie ook verdiept in het vak psychologie. Later, als predikant, zou hij een boek schrijven over geestelijke depressie, dat diepe indruk zou maken.
Maar tot dan toe, levende in die omgeving, was hij tot de slotsom gekomen, dat de nood van de mens, arm of rijk, ongeletterd of hoog opgeleid, precies dezelfde is. Wat hij noemde ‘de tempel van het wetenschappelijk humanisme’ - de medische wereld waarin hij als 23-jarige jongeman werkzaam was - daarin zag hij de geestelijke armoede en leegheid, zowel van rijk als van arm. Daarbij kwam tijdens zijn overdenking van gelezen Bijbelgedeelten het inzicht van eigen zondigheid en de diepte daarvan in het menselijk hart. Alle gedachten en verlangens waren steeds weer vol van trots, jaloezie, afgunst, angst, bitterheid en boze opzet. Het zijn allemaal symptomen van dezelfde ziekte van de mens, de zonde. Later zei hij over die tijd, in een preek over de verdorvenheden van het menselijk hart: “Toen ik daaraan terugdacht, tijdens de voorbereiding van deze preek, walgde ik van mezelf. Ik dacht aan al die uren die ik doorbracht in zinloze discussies. Het diende maar één doel, namelijk om het debat te winnen en te laten zien hoe intelligent ik wel was.” Hij legde uit, dat die ontdekking van je eigen hart nog niet voldoende is. De jonge Martyn moest tot de slotsom komen dat hij geestelijk dood was voor God. Al de zelfzucht in het eigen hart toonde hem de gevallen staat van de mens. Alles was in strijd met “Je zult de Here God liefhebben met je hele hart, met je hele ziel en met je hele verstand en met al je kracht.” Als dat er niet is, ben je een zondaar, hoe respectabel je voor je omgeving ook bent. Hij verklaarde later: “Ik ben enkel en alleen een Christen vanwege de genade van God en niet door iets dat ik zou bezitten, denken of doen. Hij heeft mij ervan overtuigd dat ik voor Hem dood ben in mijn ongerechtigheid en zonde, een slaaf van deze wereld en van mijn eigen vlees en van de duivel en dat er in mij geen goed woont; ook dat ik van nature onder de toorn van Hem ben en op weg naar de eeuwige verlorenheid.”

Zijn uiterlijke leven als intelligent en zeer gewaardeerd mens was heel anders dan de innerlijke overtuiging die van Heilige Geest kwam bij het lezen van Gods Woord. Deze overtuiging kwam gaandeweg en tot steeds diepere lagen van zijn hart. Martyn Lloyd-Jones noemt geen datum van zijn ommekeer en bekering. Het kwam in golven gedurende weken, maanden. Het sneed diep in eigen vlees. Het Kruis, de dood van de zondaar, het medegekruisigd worden met Christus, is de enige weg tot het Leven.
Die ontdekking in de Schrift, toegepast op zijn eigen leven, bracht Martyn Lloyd-Jones de overtuiging dat hij een prediker van het Evangelie moest worden. De ziel van de mens en zijn eeuwige bestemming waren voor de jonge en bekwame arts van groter importantie geworden dan de lichamelijke genezing van een zieke. In 1927 aanvaardde hij een beroep als predikant - inmiddels getrouwd met Bethan Phillips, ook arts - van de kerk van Aberavon in Wales. In 1939 ging hij terug naar Londen en werd predikant in de Westminster Chapel, naast de beroemde Dr. W. Campbell Morgan, die in 1943 met pensioen ging en zo de Chapel overliet aan Martyn Lloyd-Jones.

Als predikant had hij vele bewonderaars in bijna alle denominaties. Zijn prediking tegen de vrijzinnige theologie was scherp en krachtig. Zijn intense pleidooien voor een leven vervuld met de Heilige Geest daarentegen waren meer dan inspirerend, diep, heilig en altijd in overeenstemming met het wegdoen van zonden. Maar hij schreef ook het boek Joy unspeakable (‘Onuitsprekelijke vreugde’) met als ondertitel ‘De doop met de Heilige Geest’.
Lloyd-Jones benadrukt het feit dat een christen, ook na zijn bekering, meer van de Geest mag ontvangen, zich ernaar uit mag strekken, maar is wars van eigen activiteit op dit punt. Als echte navolger van Johannes Calvijn legt hij er de nadruk op dat de Geest moet worden ontvangen in de volstrekte onafhankelijkheid van mensen of van eigen activiteit. Het ontvangen is altijd een ‘passieve’ bezigheid in de Schrift. De Geest is immers God en Hij laat zich niet manipuleren door ons of anderen. “We mogen niet spreken van ‘claimen’ of ‘nemen’ als het om de Geest gaat.” We mogen ernaar zoeken, erom bidden en dan zal onze God zeker geven waar we om bidden (Luc. 11:9,13). Het zal in u worden tot onuitsprekelijke vreugde. Lloyd-Jones waarschuwt voor het duivels surrogaat dat de vijand van God en mensen geeft, wanneer wij on-Bijbelse wegen gaan. Massahysterie, psychologische suggestie en zelfinbeelding, of ernstiger ontsporing, worden dan praktijk. Dat wil niet zeggen dat mensen soms een zegen ontvangen, ondanks verkeerd onderwijs op dit punt. Dat toont alleen maar aan dat de Geest God is en soeverein. Niet door primair door handoplegging van anderen, maar in opzien naar de Gever ontvangen wij de Gave! Grote opwekkingspredikers in de geschiedenis van de kerk waren gedoopt en vervuld met de Geest, zonder dat ze dat zo noemde, zonder oplegging van handen door anderen, maar door het gelovig te verwachten van God. Hun prediking kwam met kracht en had soms spectaculaire uitwerking.
Dr. Martyn Lloyd-Jones heeft een rijke erfenis aan boeken nagelaten met Bijbelstudies die een minutieuze uitleg van de tekst laten zien, zodat de diepte van de Bijbel kan worden doorleefd voor iedereen die dit leest. Zijn verkondiging is Bijbels, calvinistisch en evangelisch. Nergens verloochent hij zijn achtergrond: de opwekking van Wales in 1904. In zijn prachtige boek Toon mij nu Uw heerlijkheid vermeldt hij vele getuigenissen ten tijde van opwekking. Zijn Bijbelstudies over de Romeinenbrief en de brief aan de Efeziërs zijn onnavolgbaar.
Wie zich verdiept in het leven van deze grote - misschien wel de grootste - prediker van de 20e eeuw, krijgt een verlangen naar herleving, opwekking in zijn eigen leven, naar een diepere wandel met de Here Jezus Christus, naar een leven dat meer vrucht draagt voor Hem, die alles, alles aan ons gaf.

Feike ter Velde