Mens geworden, God gebleven

Jeroen Bol • 82 - 2006/07 • Uitgave: 26
Mens geworden, God gebleven

Gedachten over de identiteit van Jezus en de christen




Wie kent niet die overbekende woorden uit het eerste hoofdstuk van het Johannes-evangelie: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond”?

Het gedeelte is zo bekend, dat je geneigd bent niet meer echt te peilen welk een ongekend bijzonder feit hier beschreven wordt.



“Het Woord was bij God en het Woord was God. Alle dingen zijn door het Woord geworden.” Het Woord wordt in Johannes 1 op een lijn gesteld met de Schepper van alle dingen. En dan zegt vers 14: “Het Woord is vlees geworden”! Het Woord is vlees geworden, heeft de menselijke natuur aangenomen. De eeuwige onveranderlijke God is in de tweede persoon van de Zoon voluit mens geworden en toch God gebleven.



De menswording van God de Zoon is een diep mysterie. Het heeft er immers alle schijn van dat God de Zoon, toen Hij mens werd, in zekere zin voor eeuwig zijn identiteit heeft veranderd. Hij is God gebleven, maar Hij heeft, daarnaast, voor altijd de menselijke natuur aangenomen. Daar staat ons menselijk verstand bij stil. De puriteinse theoloog John Owen schrijft er het volgende over: “Dit is het fundament van de glorie van Christus in zijn neerdalen in ons menselijk bestaan, de diepste kern van alle hemelse waarheid, van alle goddelijke mysteries – namelijk dat de Zoon van God, terwijl Hij op een zeker moment in de geschiedenis werd wat Hij eerst niet was, namelijk mens, tegelijk niet ophield te zijn wat Hij al was, namelijk de eeuwige Zoon van God.”



Dit heeft immens veel te zeggen, dat God deze onvoorstelbare stap gedaan heeft. Want Hij hád geen mens hoeven worden. Hij hád niet hoeven sterven voor onze zonden. Maar Hij heeft zich uit vrije, volkomen vrijwillige liefde voor eeuwig aan het mensengeslacht willen verbinden. En dat zo radicaal en fundamenteel dat Hij nu voor eeuwig ook mens is. Jezus at na de opstanding gebakken vis in zijn verheerlijkt lichaam. Met dat lichaam is Hij ten hemel gevaren. Er zit nu een mensenzoon op de troon aan de rechterhand van de Vader.



Realiseren we ons wel wat dit betekent? Dat God zo’n radicale stap heeft gezet? Dat Gods liefde voor ons mensen zo groot is dat Hij zo onvoorstelbaar ver heeft willen gaan? Liefde die niet zichzelf zoekt, maar de ander. Radicaal de ander. Zo is Jezus, zo is God!



We moeten niet proberen dit te ervaren. Dit alles valt niet te ervaren. We mogen het wéten, in geloof. Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt (Hebr. 11:1).

Onze tijd is zo gefixeerd geraakt op ervaring en beleving. Ook wij christenen zijn daar meer door beïnvloed dan we ons realiseren. Maar hier gaat het om feiten. Het Woord IS vlees geworden. Niemand is zo mensgericht als God!



En moeten wij dan op onszelf gericht blijven leven, gericht op onze eigen kleine persoonlijke belangen? Als kleine christelijke egoïstjes, druk met de vraag wat ik aan mijn geloof heb, wat een kerk mij te bieden heeft, of ik wel aan mijn trekken kom. We moeten leren geconcentreerd te zijn op Jezus, op God gericht te leven. Wat een valkuil is de mensgerichtheid van deze tijd. Het seculiere humanisme dringt zich op als de nieuwe godsdienst in West-Europa. De mens als maat van alle dingen. En God staat voor velen buitenspel. En die mensgerichtheid sluipt langzaam maar zeker ook de kerken binnen. Het dreigt steeds minder om God te gaan en steeds meer om wat ik aan het geloof heb. Wat zijn de voordelen van geloven? Wat heb ik eraan? Werkt het? Uiteindelijk draait het zo allemaal om onszelf. Maar hoe volkomen anders is Jezus!

Want Hem gaat het fundamenteel om de ander! God is liefde zegt de Schrift. Agapè, zichzelf wegcijferende, opofferende liefde. Liefde die alles geeft. Van menswording naar het kruis, van kribbe naar Golgotha. Zo is God. Wie Mij gezien heeft de Vader gezien zegt Jezus. We moeten genezen worden van onze ziekelijke ik-gerichtheid, bevrijd raken van deze zondige gefixeerd op onszelf.



Jezus windt er in Matteüs 22:34-48 en Matteüs 7:12 geen doekjes om. De ánder is de ‘oplossing ‘. Alleen in de radicale gerichtheid op de Ander en de ander, God en de naaste, valt alles op zijn plaats. Alleen zo kom je als mens tot je bestemming. God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Jezelf verloochenen, kennen we dat nog, heeft dat nog een centrale plaats in ons gemeente zijn? Er radicaal willen zijn voor de ander, geloof dat wat kosten mag? Dat is de weg die God in Christus is gegaan. Hij roept ons op die weg achter Hem aan te gaan.



Er is nog een ander heel belangrijk motief om Godsgericht te leven. Ik-gerichtheid is namelijk een doodlopende weg. Ook de identiteit van een christen is immers radicaal gewijzigd. Onze toekomst ligt alleen in Christus en het koninkrijk van God. “Ziet welk een liefde ons de Vader heeft gegeven dat wij kinderen Gods genoemd worden en wij zijn het ook” (1Joh. 3:1). Christenen zijn letterlijk familie van God geworden! Wat een onvoorstelbaar hoge status! Maar beseffen we dit wel? “En het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen, maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal zijn, wij hem gelijk zullen wezen: want wij zullen Hem zien gelijk Hij is.” Over perspectief gesproken… Onze identiteit is voor eeuwig gewijzigd in Christus. De Vader zelf heeft u lief zegt Jezus. Wat kan een mens nog meer verlangen?



De identiteit van de christen ligt vast in God. Nu en voor eeuwig. God staat garant dat we volmaakt voor Hem zullen worden in de liefde. We zullen worden als Jezus. Dat is de glorieuze eindbestemming van iedere christen.


Als de Vader zo voor je zorgt en je zo liefheeft in Zijn Zoon, dan hoef je je over jezelf niet zo druk meer te maken. Dan komt er ruimte om bevrijd te leven tot eer van God, Hem lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf.



Jeroen Bol