Menucha

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 14/15
Aan ‘wateren van rust’…

In de Schrift wordt veel over ‘rust’ gesproken. Begrippen als ‘rusten’ en ‘rust’ worden in het Oude Testament gebruikt met betrekking tot geestelijke, lichamelijke en sociale rust. Op elk van deze terreinen is rust belangrijk. Wat houdt dit ‘rusten’ in?
Om dit te begrijpen bekijken we enkele oudtestamentische Hebreeuwse ‘rustwoorden’. Deze woordgroep omvat werkwoorden als: stil zijn, ophouden, stoppen, herstellen, bijkomen en verwante woorden als: stilte, vrede, rustplek, herstel, verademing. Vanuit deze woordengroep bezien wij hier het woord ‘menucha’ (uitspraak: menoegá): rust, stilte, rustplaats, rustsituatie, rustverblijf, verlichting, verademing. Dit woord komt veelal voor in verband met wat God is, doet, biedt. ‘Rusten en rust’ worden voorgesteld als Goddelijke zegeningen die buiten Hem niet te verkrijgen zijn! Zo heeft God dat bedoeld…

Bij de schepping
God gaf bij de schepping het rustvoorbeeld en stelt het ‘rusten’ aan de door Hem geschapen mens voor als een bijzondere zegen die Hij biedt. Op de zesdaagse scheppingsarbeid volgde “Hij rustte op de zevende dag van al Zijn werk… en God zegende de zevende dag…” (Gen. 2:2,3). Vergelijk Exodus 20:11. God bepaalt zo dat rust de beloning is voor arbeid. Hij schiep de dag-nacht cyclus, zodat men na de dagelijkse taak en zorgen in de nacht kan rusten.

Gods rustgebod
God gebiedt de mens regelmatig te rusten (Ex. 20:8-11; Deut. 5:12-15; Ex. 23:12; 31:15). Dit gebod is geen kille wet, maar Gods liefdevolle zorgmaatregel met speciale bedoeling: regelmatig gedenken wat Hij deed, Wie Hij is, om daardoor geestelijk (en ook fysiek) versterkt worden. “Want u zult gedenken dat u slaaf was… en dat de HERE… u uitleidde…”
Anderzijds leert de Schrift, dat God wil dat elk mens verantwoordelijkheid kent en daarom dieren, land en met name medemens de nodige ‘menucha’/rust/verademing biedt. Uiterst concreet, praktisch en actueel! God wil dat mensen op die manier omgaan met hun land- en veebezit, met hun dieren, groot of klein. Het land moet op gezette tijden tot rust kunnen komen en daarom gebood de Here een ‘sabbatsjaar’. “Zes jaar zult u uw akker bezaaien… maar in het zevende jaar zal er voor het land een rustsabbat zijn…” (Lev. 25:1-7).
Dieren moeten - evenals mensen - op vaste tijden rusten, beveelt de Here. Het gebod om de sabbatsrust te houden betreft daarom ook de dieren die men bezit (Ex. 20:10). God verlangt dat wij uit respect voor de prachtige schepping en uit liefde voor onze dieren hen goed verzorgen. “De rechtvaardige kent de ziel/het leven van zijn dier…” (Spr. 12:10). Wie een dier bezit moet weten wat dit schepsel nodig heeft en moet daar op verantwoorde én liefdevolle wijze mee omgaan. Dan laat je in de vakantie toch nooit je hond vastgebonden aan een boom achter?! Net zo min als je (vakantie)vertier zoekt waardoor natuur of dier schade lijdt.
Als de Here God zo wijst op verantwoordelijkheden ten aanzien van de schepping, hoezeer geldt dit dan ten aanzien van de medemens! (Ex. 20:10).

De Here, Rustgever
Wij zagen dat ‘menucha’/rust een Goddelijke zegen is. In het beloofde land zou Gods volk ‘menucha’/rust/stilte genieten (Deut. 12:9). Jakobs profetische woorden over Issakar verbinden ‘menucha’/rust/stilte al aan een vredig verblijf in het land der belofte (Gen. 49:15). Eeuwen later bad Salomo: “Geloofd is de HERE die aan Zijn volk Israël ‘menucha’/rust gaf naar alles wat Hij sprak…” (1Kon. 8:56).
Gods zegenrijke ‘menucha’/rust mocht Israël onderweg naar het beloofde land ondervinden. Tijdens hun woestijntocht ging de HERE voorop: “om een ‘menucha’/rustplaats te zoeken…” (Num. 10:33). Gods heilsbeloften houden ‘menucha’/rust/vrede/verlichting in. “Het zal zijn… wanneer de HERE u ‘menucha’/rust van uw smart zal geven…” (Jes. 14:3). God belooft: “Mijn volk zal in een vredeplaats wonen… in ‘menuchot’/rustplaatsen” (Jes. 32:18).

De Here gaat de Zijnen tijdens hun pelgrimsreis leidend voor. Zo wil Hij ieder rust schenken in het eeuwige Vaderland, bij Hem thuis, door het geloof in Jezus’ kruisoffer voor de zondige mens. Zing mee: “Mijn ziel, keer tot uw ‘menucha’/rust/vrede, want de HERE heeft het volbracht” (Ps. 116:7).

“Hij leidt mij aan wateren van ‘menuchot’/rust…” (Ps. 23:2).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk