Messiaanse profetie: Psalm 97

Gert van de Weerd • 85 - 2009 • Uitgave: 21
Psalm 97 is een mooi voorbeeld van Messiaanse profetie. De dichter spreekt namelijk over een wereld waarin God van kust tot kust regeert (vers 1), terwijl Hij in de tempel op de berg Sion, in Jeruzalem troont. Niemand kan zich dan nog tegen God verzetten, want zijn Woord is wet (vers 3).
Een dergelijke ideale toestand is er nog nooit geweest. Ook kan een ieder die dat wil zich tegen God verzetten; ja Hem zelfs straffeloos lasteren. Dat wil niet zeggen dat God dit ongestraft zal laten. Echter, dat gebeurt pas onder het grote oordeel.
Psalm 97 is een jubel op de zegeningen van het toekomstige Messiaanse Rijk. Het is een psalm die christenen tot troost is als zij door zorgen en ellende worden gekweld. Het schildert een hemelse maatschappij op aarde; een wereld van geluk en vrede.

1 De HEER is koning – laat de aarde juichen, laat vreugde heersen van kust tot kust.
Echt geluk is schaars. Daarom kunnen mensen geluk maar moeilijk grijpen, hoewel ze er sterk naar verlangen. We lopen er zelden mee te koop als we ongelukkig zijn. Want dan ben je mislukt - vindt de wereld - en daar willen we niet aan. Daarom wordt het begrip geluk opgerekt. We meten het af aan voorspoed en rijkdom; of aan wereldlijke genoegens. Zo scheppen we ons eigen geluksgevoel, door geluk te suggereren. Of… creëren dat met behulp van alcohol, drugs of middels de verslaving van succes. Maar, het schijngeluk van de wereld is een slechte imitatie van echt geluk; het is een drug van satan!

Momenten van echt geluk zijn meestal schaars. Die vindt je in innerlijke vrede, of op bijzondere momenten. Bijvoorbeeld als reine liefde zonder voorbehoud beantwoord wordt. Of: als je een pasgeboren baby in je armen mag houden; Of:… als een klein kind je in zijn onbezoedelde wereld van onschuld trekt. Dat zijn kostbare momenten die we graag vasthouden, maar die dan als los zand tussen onze vingers doorglippen. Psalm 97 nu spreekt over een aarde, waar echt geluk heel gewoon is.

2 In wolk en duisternis is hij gehuld, zijn troon stoelt op recht en gerechtigheid.
Als het Messiaanse Rijk aanbreekt, komt God op aarde wonen. Zijn heerlijkheid is echter zo groot, dat Hij zich af moet schermen voor de mensen. Hij omhult zich daarom met een wolk en schermt zo Zijn stralende grootheid af.
Vers 2b profeteert dat Gods troon (Zijn regeermacht) op recht en gerechtigheid zal rusten. Er komt dus een einde aan al het schrijnende onrecht in de wereld. Het recht is dan ook niet meer afhankelijk van de inzet van een topadvocaat (dus geld). Geschillen kunnen niet meer eindeloos worden gerekt, waardoor het tot onrecht vervalt. God zal een ieder recht doen, onmiddellijk, zonder aanziens des persoons.

3-5 Vuur gaat voor hem uit, rondom verterend wie tegen hem opstaan. Zijn bliksems verlichten de wereld, de aarde ziet het en beeft. De bergen smelten als was voor de HEER, voor de Heer van heel de aarde.
In deze verzen ziet de psalmist vanuit het Messiaanse Rijk (de toekomst) terug naar de strijd die kort daarvoor is gestreden. Dat betreft de Grote Verdrukking; een periode waarin de antichrist en satan zullen woeden. Zij zullen de wereld aan de rand van de vernietiging brengen (Openbaring 4-19). Die periode wordt afgesloten met Goddelijk ingrijpen, waardoor er een einde komt aan de macht van satan. Wie Openbaring goed gelezen heeft, zal iets van de gruwelen van deze toekomstige tijd geproefd hebben.

6 De hemel vertelt van zijn gerechtigheid, alle volken aanschouwen zijn majesteit.
Het begrip ‘hemel’ (sjamayin) omvat in de Bijbel zowel het uitspansel, als de (voor mensen) onzichtbare wereld waar engelen en andere hemelse machten verblijven. Dat laatste wordt hier bedoeld. We weten niet in welke vorm de hemelse machten zullen meewerken om Gods gerechtigheid te verkondigen. Dat blijft een mooie verrassing.

7a Beschaamd staan zij die beelden aanbidden en zich beroemen op goden van niets.
‘Zij die beelden aanbidden’; dat zijn er nogal wat in onze maatschappij. We denken dan aan heidense godsdiensten, zoals het hindoeïsme. Andere vormen zijn satanisme en occultisme; een voortwoekerend kwaad in onze maatschappij. Daar doet u niet aan mee, zult u denken. Wel, niet alle afgoden zijn zo gemakkelijk herkenbaar. Geldzucht, bezit en afgunst zijn ook afgoden en satan heeft ze zo listig verpakt, dat we ze vaak niet herkennen. Maar, het zijn ‘goden van niets’!

7b Voor hem moeten alle goden zich buigen.
Het begrip ‘goden’ in vers 7b ziet niet op afgodsbeelden, daarover gaat vers 7a. De psalmist bedoelt alle hogere machten, die in de Bijbel elohym (goden; kleine letter) worden genoemd. Dat kunnen aartsengelen, cherubs en serafs zijn, maar ook hoge afgevallen engelen. Zij allen zullen zich buigen voor het gezag van de Allerhoogste.

8 Sion hoort het en verheugt zich; de steden van Juda juichen om uw rechtspraak, HEER.
Sion; dat is Jeruzalem en de tempel (die nog gebouwd zal worden). Als een ieder zich gebogen heeft voor de macht en de luister van God, zal Jeruzalem bruisen van vreugde. Dan breekt het feest van de bevrijding van deze wereld aan!

9 U, HEER, bent de hoogste op heel de aarde, boven alle goden hoog verheven.
Vandaag de dag is dat niet zo. Nu wordt de majesteit van God ernstig tekort gedaan.

10a U die de HEER bemint: haat het kwade.
Jezus zegt (Matteüs 6:24): ‘Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’ Zo bewerkt de liefde tot God dat we de zonde gaan haten. Het is een groeiproces, dat we heiliging noemen.

10b Hij behoedt het leven van wie hem trouw zijn, uit de greep van de goddelozen bevrijdt hij hen.
Dit vers wordt duidelijk als we meenemen dat in het Messiaanse Rijk nog steeds zonde bestaat, hoewel dat in het verborgene zal plaatsvinden. God belooft Zijn kinderen dat zij beschermt zullen worden voor die verleiding.

11 Licht is uitgezaaid voor de rechtvaardige, vreugde voor de oprechten van hart.
Psalm 119:105 zegt over dat licht: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad.’ Overal in de wereld zal het licht van Gods woord schijnen. De aarde zal vol zijn van de kennis van God (Jesaja 11:9 en Habakuk 2:14).

12 Verheug u, rechtvaardigen, in de HEER, en breng hulde aan zijn heilige naam.
Met een vreugdevolle oproep sluit deze bijzondere psalm.

Uitleiding
Psalm 97 spreekt over het toekomstige Messiaanse Rijk. Dat betreft een aards rijk, waarin Israël een centrale rol speelt. Voor de Gemeente van Christus is een hemelse bestemming weggelegd.
Is Psalm 97 dan niet voor christenen bestemd? Natuurlijk wel, want de zegeningen van het Messiaanse Rijk hebben veel weg van die in het hemelse koninkrijk. Echter, hemelse toestanden zijn alleen ten volle te bevatten als de beschouwer in hemeltaal kan denken. Dat is voor aardse mensen nog niet weggelegd. Het ontbreekt ons aan inzicht en aan de juiste woorden om het te kunnen beschrijven (zie 2 Korintiërs 12:4). Als opmaat voor het hemelse koninkrijk richten we ons daarom op het Messiaanse Rijk, dat een voorafschaduwing is van nog grotere heerlijkheid. Zo kunnen we ons toch een voorstelling maken van de heerlijkheid die de ware gelovige wacht. Psalm 97 is dus voor allen die God liefhebben.

Gert van de Weerd