Messiaanse profetie: Psalm 98

Gert van de Weerd • 85 - 2009 • Uitgave: 23
Psalm 98 is een jubelzang op Gods heerschappij over de aarde. Sommigen betrekken het lied op de inwijding van de tempel, onder koning Salomo. Dat is niet aannemelijk, want Psalm 98 is waarschijnlijk later geschreven. Ook de inhoud van de tekst wijst op een ander tijdperk. Want vers 9 spreekt van het moment waarop God naar de aarde komt om de mensheid te richten. Dan zullen zij die God dienen, gescheiden worden van hen die Hem haten - zo profeteert Jezus in Matteüs 25:32-46. Ook zullen de doden opstaan. ‘Wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden’ (Joh. 5:29).
Wel, u zult het met me eens zijn: Dat voorval heeft nog nooit plaatsgevonden! Dat gaat nog gebeuren. Psalm 98 spreekt over een onvervulde toekomst.

Slechts weinig Bijbellezers verdiepen zich in de letter van de tekst. Zij beschouwen Psalm 98 als één van de vele tempelzangen en betrekken de inhoud op die tijd. Dat de tekst spreekt van de komende wereldheerschappij van God, wordt beschouwd als oosterse breedsprakigheid. Ik wil u echter uitnodigen Psalm 98 nauwgezet te lezen en deze profetische woorden zorgvuldig te wegen. Want achter de (aardse) dichter staat God, die de bron van alle profetie is.

De psalm opent met: Zing voor de HEER een nieuw lied. Waarom een nieuw lied? Zijn de ‘oude’ niet goed genoeg? Dat is inderdaad het geval, want die schieten te kort. De dichter spreekt namelijk over iets dat nog gaat gebeuren. Over het glorieuze moment waarop God Zijn intrek neemt in de tempel te Jeruzalem. Daarmee breekt dan het Messiaanse Rijk aan en dat zal van de aarde een gezegende planeet maken. Psalm 98 spreekt over een omwenteling op aarde, die zijn weerga in de geschiedenis niet heeft. Over een revolutie die de aarde van satan bevrijdt. Dat is een gebeurtenis waarvoor je inderdaad een nieuw lied moet componeren. Psalm 98 is er één van, maar ook het lied van Mozes en het Lam (Opb. 15:3). En… wat denkt u van Opwekking 454: ‘Zegen, aanbidding. Kracht, overwinning. Ere zij de eeuwige God. Laat elke natie, elke creatie, buigen voor de eeuwige God. Elke tong in hemel, op aard zal uw macht belijden. Elke knie buigt neer voor uw troon, aanbiddend…’ Zo ziet u, ook in onze tijd geeft de Heilige Geest ons liederen, die uitzien naar dat grote moment.

Met Psalm 98 maakt God ons duidelijk dat er een einde komt aan alle leed, oorlog, honger en verdriet. De toon van de tekst is resoluut. Gods raadsplan ligt vast. Er is geen enkele twijfel dat de Almachtige, eens, de wereld zal regeren. Slechts het tijdstip waarop dat zal gebeuren, is onbekend.

Vers 1b,c: Wonderen heeft Hij verricht. Zijn rechterhand heeft overwonnen, zijn heilige arm heeft redding gebracht.
De profetie ziet, vanuit een moment in de toekomst, terug naar de strijd die daarvoor zal plaatsvinden. Dat is het tijdperk van de antichrist; de Grote Verdrukking. Openbaring 4-19 spreekt daarover. De psalmist maakt duidelijk dat die satanische oorlog niet door mensen wordt gewonnen, maar door ingrijpen van de Almachtige zelf. Het is een geweldige troost voor gelovige christenen, dat zij die verschrikkingen niet hoeven door te maken. Want onze Here Jezus zal, ‘wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen wij op de wolken worden weggevoerd, de Heer tegemoet’ (1Tess. 4:16-17).

Vers 2-3: De HEER heeft zijn overwinning bekendgemaakt, voor de ogen van de volken zijn gerechtigheid onthuld. Hij heeft gedacht aan zijn liefde en trouw voor het volk Israël. De einden der aarde hebben het gezien: de overwinning van onze God.
Als door goddelijk ingrijpen satan en de antichrist verslagen zijn, breekt het tijdperk van de goddelijke regering aan. Dat blijft niet beperkt tot het land Israël. Dat omvat heel de aarde. Alle volken zullen Hem dienen. Vandaar dat vers 4 zegt: Juicht de HEER toe, heel de aarde, juich en jubel, zing het uit.

Vers 5-6: Zing voor de HEER bij de lier, laat bij de lier uw lied weerklinken. Blaas op de ramshoorn en de trompetten, juich als de HEER, uw koning, verschijnt.
Het is de profeet Ezechiël die over de terugkomst van God naar de aarde spreekt (Ez. 43:1-2 en 4) ‘Toen nam de man mij mee naar de oostpoort. En daar, vanuit het oosten, zag ik de God van Israël in al zijn luister verschijnen, met een geluid als het gebulder van de zee, en de aarde straalde ervan… De luisterrijke verschijning van de HEER ging door de oostpoort de tempel binnen.’
God komt niet voor een korte tijd, maar voor altijd (Ez. 43:7), want God sprak: ‘Mensenkind, dit is de plaats van mijn troon, de plaats waar ik mijn voeten zet. Hier zal ik voorgoed blijven wonen te midden van de Israëlieten.’

Vers 7, 8 en 9a: Laat bruisen de zee en alles wat daar leeft, laat juichen de wereld met haar bewoners. Laten de rivieren in de handen klappen en samen met de bergen jubelen voor de HEER.
De dichter kan zijn vreugde maar nauwelijks bedwingen. Hij ‘ziet’ wat gaat gebeuren en dat is te merken aan zijn taalgebruik. Hij ‘ziet’ de vreugde die de aarde zal overspoelen. Zelfs het dierenrijk en de natuur zal daarin delen. In dat gezegende rijk zullen geen verscheurende dieren meer zijn, noch ziekte en bederf. De gehele schepping kijkt daar naar uit, zo profeteert de apostel Paulus in Romeinen 8:22 ‘Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.’

Vers 9b,c: Want hij is in aantocht als rechter van de aarde. Rechtvaardig zal hij de wereld berechten, de volken oordelen naar recht en wet.
“Hij is in aantocht” - dat is God - om de aarde te richten. Over die tijd zegt Jesaja 9:6 ‘Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid.’
De Bijbel is vol van het verlangen naar dat moment. Psalm 119:123 ‘Mijn ogen smachten naar de redding die u brengt, naar de gerechtigheid die u hebt beloofd.’ Jesaja 26:9 ‘Reikhalzend kijk ik naar u uit, zelfs ’s nachts verlang ik naar u. Wanneer u een oordeel over de wereld velt, zullen de mensen op aarde gerechtigheid leren.’
Het is een belofte die staat, want God zegt: ‘Ik heb bij mijzelf gezworen: Uit mijn mond komt gerechtigheid voort, een woord dat ik spreek wordt niet herroepen. Voor mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal bij mij zweren’ (Jes. 45:23).

Het is Jezus die de gerechtigheid in Gods naam op aarde zal brengen. Jesaja 61:1-3 zegt het zo: ‘De geest van God, de HEER, rust op mij (= Jezus), want de HEER heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding, om een genadejaar van de HEER uit te roepen en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten, om aan Sions treurenden te schenken een kroon op hun hoofd in plaats van stof, vreugdeolie in plaats van een rouwgewaad, feestkledij in plaats van verslagenheid. Men noemt hen ‘Terebinten van gerechtigheid’, geplant door de HEER als teken van zijn luister.’

Gert van de Weerd