Mij Dorst, het ultieme verlangen van de Here Jezus

Henk Schouten • 87 - 2011 • Uitgave: 8
In Johannes 19:28 lezen we het vijfde van de zeven zogenaamde kruiswoorden van de Here Jezus. Het zijn aangrijpende woorden die we horen. Woorden vanaf een sterfbed, woorden door de persoon gesproken die spoedig zal sterven, maken altijd diepe indruk op ons. Het zijn de nabestaanden die de laatste woorden van hun dierbaren op gouden schalen wegen en bewaren, die woorden hebben een bijzondere betekenis. Zo willen we ook naar dit woord luisteren: “Mij dorst.” Wat bedoelde de Here Jezus hiermee te zeggen, wat zegt het ons?

Water

We denken aan drinken. Als eerste levensbehoefte is daar water. Zonder water is leven al heel snel niet meer mogelijk. Dat water moet wel van goede kwaliteit zijn. Soms zwemmen mensen zo ongeveer in het water en komen toch om van de dorst, omdat de kwaliteit van het water zo slecht is, zo vergiftigd is en vol bacteriën dat het drinken daarvan net zo dodelijk is als de dorst.
Nederland hoort tot de top drie van landen waar de kwaliteit van het kraanwater prima is. We kennen niet de zorg van tekort of vervuild water. In Jezus’ dagen toen, maar ook nu op heel veel andere plaatsen kent men die zorg des heftiger.
Hier gaat het om meer dan watervoorraad of kwaliteit, er zit zeker ook een geestelijke boodschap in de woorden ‘Mij dorst’. Dorsten wij naar het levende woord en het reine water? De Here Jezus is de bron van het water des levens. De vrouw in Samaria wordt door Jezus heel liefdevol tot Hem zelf, die de bron van levend water is, geleid. Velen in de wereld laven zich aan vervuild en onrein water. De (geestelijke) dorst komt steeds weer terug en uiteindelijk zal de dorst sterker zijn.

Zure wijn
De roep van onze stervende Heiland “Mij dorst”, werd zo verstaan dat men Hem zure wijn te drinken wilde geven. Werkte dit als een soort narcoticum of als een soort van pijnstillend middel, was het dorstlessend? Wilde de Here Jezus van de pijn van het lijden verlost zijn, had Hij werkelijke dorst? Laten we denken aan de woorden uit Psalm 22:15-22
‘Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnenste; verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het stof des doods legt Gij mij neer. Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. Maar Gij, HERE, wees niet verre; mijn sterkte, haast U mij ter hulpe. Red van het zwaard mijn ziel, mijn eenzame, van het geweld van de hond. Verlos mij uit de muil van de leeuw, en van de horens der woudossen.’
We horen hier in profetische termen onze Here Jezus en de diepte van Zijn klacht en roep, ‘Mij dorst’. Aan het kruis wordt de vervulling van deze profetie zichtbaar. Het gaat niet om het levensnoodzakelijk water, maar om de diepe geestelijke strijd die de Here Jezus te voeren heeft. Het gaat zelfs niet om het geweld dat Hem is en werd aangedaan - natuurlijk heeft de Here Jezus enorm geleden - maar het gaat om meer.

Ultiem verlangen
Ten diepste ging het om het verlangen van de Here Jezus om Gods wil te volbrengen. Het was Zijn dorst Gods plan te realiseren. Zo intens als dorst aan een lichaam kan trekken, zo intens was het verlangen van de Here Jezus om Gods weg te gaan. Het was een dorsten naar de gerechtigheid van God. Zo kan de Psalmist in Psalm 42:2 uitroepen:
‘Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen?’
en David schrijft in Psalm 63:2
‘O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water.’
Dit is het ultieme dorsten van onze Heiland. Daarin zien we niet alleen Zijn verlangen Gods wil te volbrengen, maar ook Zijn liefde voor ons zondaren. Het lijden immers was ook een reëel lijden, Zijn sterven was een werkelijk sterven, Zijn opstanding was even echt als Zijn leven.

Dorsten ook wij?
Dat is een onvermijdbare vraag. Hebben wij datzelfde intense verlangen om de wil van God te doen? Kennen wij dezelfde liefde voor zondaren zoals de Here Jezus die kende? Het is te makkelijk om onze kleinheid en zwakheid als excuus te gebruiken. Natuurlijk, de Here Jezus was de gans Andere, Hij is God, maar ten volle was Hij ook mens. Te vaak zetten we onze lippen aan een soort van vocht dat onze dorst niet lessen kan en nemen we teugen van water dat verontreinigd is. Laten we de woorden van onze Heer aan de Samaritaanse vrouw beluisteren: ‘Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder dorst krijgen; maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven’ (Johannes 4:13,14).

Ds. Henk Schouten