Mophet - Wondertekenen

Gieneke van Veen-Vrolijk • 87 - 2011 • Uitgave: 10
“Gedenkt de wonderen die Hij deed, zijn wondertekenen…” (Psalm 105:5)

De viering van het Paasfeest ligt nog niet zo ver achter ons en daarbij aansluitend staan we stil bij een woord dat nauw verband houdt met de hele geschiedenis rond de uittocht van het volk Israël uit Egypte en de Pesachviering. Het gaat om het Hebreeuwse begrip ‘mophet’ (uitspraak: mofeet), dat betekent: teken, wonder(teken), signaal en kan functioneren als waarschuwingsteken, bevestigingsteken, herinneringsteken, getuigenisteken.

‘Mophet’ in het OT
Het begrip ‘mophet’/wonderteken komt 36 maal voor in het Oude Testament, met name in de boeken Exodus, Deuteronomium, Ezechiël en ook in de Psalmen. In veel gevallen komt de term voor in een context van wonderteken(en) die de Here God doet of door Zijn knecht(en) laat doen om Zijn Woord te bekrachtigen, te bevestigen. Het woord komt ook voor als getuigenis, herinnering en/of waarschuwing. Een ‘mophet’/wonderteken van Godswege vraagt om ernstige aandacht en heeft een zeer duidelijke betekenis en functie ten aanzien van degenen voor wie het teken bestemd is. Een ‘mophet’/wonderteken dient als Goddelijk teken voor de mens en roept om gehoor, aandacht en dient als oproep tot inkeer en erkenning ten aanzien van de Here.
Een aantal handelingen wordt in verband met het begrip ‘mophet’/wonderteken vermeld: een ‘mophet’ kon worden gegeven, verklaard (1 Koningen 13:3), uitgevoerd (Psalm 105:27; Jeremia 32:20), gezonden tegen iemand (Psalm 135:9), gezien (Exodus 4:21; Deuteronomium 29:2), herinnerd (Deuteronomium 7:18; Psalm 105:5).
Een ‘mophet’/wonderteken wijst in de Bijbeltekst voornamelijk op iets dat bijzonder is, buitengewoon, bovennatuurlijk (een handeling, persoon, gebeurtenis) en dat als doel heeft: van Godswege een bepaalde waarheid of boodschap overbrengen. Meestal hangt het doel van een ‘mophet’ af van de context of situatie waarbinnen het wonderteken plaatsvindt.

Israël in Egypte en daarna…
Het woord ‘mophet’/wonderteken komt relatief veel voor (17 maal) in de beschrijving van de Exodus-geschiedenis. De wonderen die Mozes en Aäron uitvoerden worden nadrukkelijk gekenmerkt als ‘mophet’/wonderteken: “En de HERE zei tot Mozes… Kijk, al de ‘mophet’/wondertekenen1 die Ik in uw hand heb gesteld, dat u ze verricht voor farao…” (Exodus 4:21). Deze bijzondere tekenen die in farao’s aanwezigheid werden verricht dienden ter onderbouwing van het verzoek Israël te laten gaan. De Here zei: “Ik zal mijn… ‘mophet’/wondertekenen vermeerderen in Egypte” (Exodus 7:3,9). Farao zou de Here zelfs daartoe uitdagen (vers 9).
Elke ‘mophet’/wonderteken was een bevestigings- en waarschuwingsteken die God gaf aan farao, de machthebber. Deze tekenen betreffen zo het geheel van de plagen waarmee God Egypte trof (Exodus 7:8-10:29). Maar farao weigerde de tekenen in acht te nemen en tot inkeer te komen en verbood het vertrek van de Israëlieten (Exodus 11:9,10). Farao luisterde niet naar de boodschappers van de Here God en sloot zijn ogen voor de ‘mophet’/wondertekenen. Totdat het moment van de laatste slag aanbrak en God de Zijnen met sterke hand uitredde (Exodus 12).
Gods ‘mophet’/wonderen waren waarschuwingstekenen voor Egypte, maar bevestigings- en bemoedigingstekenen voor Israël. Alle wondertekenen waren gericht op Pesach en de bevrijding van Israël. Voor allen gold: luisteren naar Gods boodschap! Men zou weten “dat Ik de HERE ben…” (Exodus 7:5). Ook nu roept Hij op dat men tot inkeer komt en zijn Goddelijke heerschappij erkent.

Israëls belijdenis
Veertig jaar later zou het volk horen hoe zij in het land der beloften dienden te leven, in dat land dat de Here verkoos “om daar Zijn naam te doen wonen…” (Deuteronomium 26:2). Men zou het eerste en beste van de oogst offeren voor de Here en belijden dat Hij hun hulpgeroep had gehoord en hen als volk had verlost uit Egypte met een sterke hand en door ‘mophet’/wondertekenen. “Wij riepen tot de HERE… en de HERE verhoorde… en zag onze ellende aan…” (Deuteronomium 26:6-10). Dat mag Gods volk nooit vergeten. God wil dat wij altijd Zijn uitredding en heil dankbaar herinneren.
Een ieder wordt opgeroepen niet te vrezen, maar juist Gods grote en uitreddende machtsdaden en ‘mophet’/wondertekenen te gedenken (Deuteronomium 6:22-25; 7:19-21). Zoals Hij vroeger uitredde wil Hij dat nog steeds doen. Israëls geschiedenis leert ons: “…te vrezen de HERE onze God, ons voor altijd ten goede…” (Deuteronomium 6:24).

Vele eeuwen later beleed Nehemia dezelfde woorden die Mozes het volk had voorgehouden en bad: “U hebt verhoord… en wondertekenen gedaan…” (Nehemia 9:10). We bidden met hem mee: “U hebt U een Naam gemaakt, zoals het is op deze dag…”

“Aan u is dat getoond, opdat u zou weten dat de HERE God is, niemand anders dat Hij alleen!” (Deuteronomium 4:35).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 In de Hebreeuwse tekst komt hier de meervoudsvorm ‘mophetim’ (tekenen) voor. Omwille van de eenvoud vermelden we hier alleen de enkelvoudsvorm (mophet).