Muziek en zang in de Bijbel (1)

Gieneke van Veen-Vrolijk • 83 - 2007 • Uitgave: 7
Muziek en zang in de Bijbel (1)



Muziek heeft in Israëls leven een belangrijke rol gespeeld. Al in het begin van Genesis lezen wij over Lamechs zonen Jabal en Jubal. Eerstgenoemde woonde in tenten en had vee, terwijl Jubal beschreven wordt als ‘vader van allen die harp en fluit hanteren’ (Gen. 4:21). De hier genoemde muziekinstrumenten zijn kinnor, een snaarinstrument veelal vertaald met harp, en `ughab, hoogstwaarschijnlijk een soort panfluit, bestaande uit meerdere met elkaar verbonden stukken riet of pijpen. Dit blaasinstrument komt, in verhouding tot andere in de Schrift genoemde muziekinstrumenten, zelden voor (Ps. 150:4; Job 21:12; 30:31).

Oud-oosterse volken hebben hun muzikale traditie(s) bijna altijd mondeling overgeleverd, zonder enige vorm van schriftelijke notatie. Daardoor weten wij niet veel over de aard van deze muziek, noch over uitvoering ervan. Dit geldt ook voor de muziek uit de Bijbelse tijd. Enig inzicht in oude muzikale tradities is gedeeltelijk mogelijk door (een poging tot) reconstructie van muziekinstrumenten uit die tijd. Dit laatste behoort wel tot de mogelijkheden, daar wij beschikken over informatie voortkomend uit schriftelijke en archeologische bronnen bestaande uit beschrijvingen van instrumenten, materiaal, vormen en gebruik ervan en gevonden afbeeldingen van instrumenten. Gegevens voortkomend uit deze bronnen vertellen ons iets over muziekinstrumenten waarvan de klanken reeds lang verloren zijn gegaan.

Wat betreft het voorkomen van muziek en muziekinstrumenten in de Bijbelse tijd, vinden wij in de Schrift gegevens die ons in staat stellen hierover een indruk te krijgen, die kunnen worden aangevuld met gegevens uit de archeologie. Van instrumenten, gemaakt van organisch materiaal - trommels, snaren - komen geen overblijfselen voor, echter wel van instrumenten van metaal of ivoor, zoals ratels, bellen, cimbalen en dergelijke. Aanvulling hierop vormen afbeeldingen van musici en muziekinstrumenten, die voorkomen op bijvoorbeeld ivoren, mozaïeken, aardewerk of reliëfs.1 Zo vertonen decoraties in vroege synagogen vaak de afbeelding van de 'shofar' (ramshoorn). Helaas blijven wij ons afvragen hoe de muziek van deze instrumenten toen zal hebben geklonken…



Israël en muziek

Veel gegevens uit het Oude Testament leren ons dat het gebruiken van muziek allerlei aspecten van het seculiere leven betrof, maar in het bijzonder het godsdienstige leven. Muziek was belangrijk in het sociale leven. Welkom heten en afscheid nemen ging veelal met muziek en zang gepaard. Daarom verweet Laban zijn schoonzoon Jakob, die stiekem wilde vertrekken met alles wat hij had: “Waarom bent u in het geheim gevlucht en hebt u het mij niet meegedeeld, zodat ik u had uitgeleid met vreugde, met liederen, met trommel en met harp?” (Gen. 31:27). Overwinningen en andere vreugdevolle gebeurtenissen werden ook muzikaal gevierd. Dit zien wij al aan de oevers van de Rode Zee, wanneer het volk Israël uitbundig de verlossing uit Egypte bezingt in Mozes’ Lied van de zee (Ex. 15:1-21), dat bij beurtzang (vers 21a) en met begeleiding van trommels werd gezongen. Het ging hier om een klein soort handtrommel - Hebreeuws tof - dat een typisch vrouweninstrument was. Centraal staat hier musiceren als dankuiting voor Gods wonderlijke uitredding: “Ik zal de HERE zingen…”

Bij feesten en maaltijden hoorde ook musiceren. Aan het koninklijke hof kwamen professionele zangers en musici voor (Pred. 2:8; 2Sam. 19:35). Muziek hoorde/hoort echt thuis in de Israëlische cultuur, vanaf de oudtestamentische tijd tot op heden.

Dat herders konden musiceren blijkt uit het begin van Davids geschiedenis (1Sam. 16:18), waar wij ook lezen dat men wist van de invloed van muziek op het gemoed van de mens (vers 16). Muziek kwam voor in tijden van vreugde, zoals huwelijk, oogst, overwinning, maar ook bij verdriet. Zo lezen we dat David een klaaglied (qina) schreef en zong na het overlijden van Saul en Jonathan (2Sam. 1:18-27). Jeremia schreef na de val van Jeruzalem een aantal treurliederen, bekend als het boek Klaagliederen. Dat musiceren in de Bijbelse tijd al bij de jongeren hoorde blijkt hier eveneens uit (Klaagl. 5:14). In latere tijd was het gebruikelijk dat bij het rouwen over een overledene ‘professionele klagers’ werden ingehuurd, waaronder ook fluitisten werden aangetroffen (Matt. 9:23).



Wat de Schrift ons bovenal leert inzake muziek en zang is dat deze gaven dienen om de Here God te loven, erkennen, verkondigen, danken voor Zijn Heil in Jezus. Daarom: “Psalmzingt de HERE met de harp, gezang, trompetten en bazuinen…” (Ps. 98:4-6).



Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk



1 In dit verband kan ook de afbeelding van de trompetten genoemd worden, voorkomend op de triomfboog van Titus, waarvan ook Josephus melding maakt.