Na Pinksteren

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 6
Een week na Pinksteren is het goed nog eens even terug te kijken naar de eerste Pinksterdag in Jeruzalem. Wat gebeurde daar eigenlijk en wat werd daar gezegd. Wat maakt Pinksteren relevant voor de gelovige van vandaag? Of zijn we het kwijtgeraakt? Een terugblik.



Als het goed is, hebben we allemaal
een mooie Pinksterpreek gehoord. Want wat was dat een bijzondere dag daar en toen in Jeruzalem.
De Geest van God, dat is God, de Heilige Geest, daalde neer op de mensen. En vorige week vierden we die gebeurtenis, maar niet alleen als mooie herinnering
van toen, maar als werkelijkheid
voor vandaag. Voor heel de kerk, de gemeente van Jezus Christus en voor iedere gelovige afzonderlijk. Het is waar: de Geest maakt de gemeenschap der heiligen,
maar die kan pas bestaan als elke ‘heilige’ persoonlijk ook deel gekregen heeft aan die Geest en het leven dat Hij geeft. Het is een steeds weerkerende drogreden, dat we niet mogen streven naar een persoonlijke belevenis van en met de Geest, maar dat het ons moet gaan om héél de Gemeente en de Gemeenschap. Natuurlijk is dat van eminent belang, maar dat kan niet als we niet eerst zelf, heel persoonlijk, deel hebben gekregen
aan de Geest. Niet voor niets legt Petrus in zijn antwoord op de vraag: “Mannenbroeders, wát moeten we doen?”, de nadruk op het persoonlijke van de bekering – niet het collectieve van de groep, maar ieder afzonderlijk. “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen
en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen…” Drie persóónlijke dingen: bekering, doop en het ontvangen van de Heilige Geest. Die drie horen ook bij elkaar.
Ze kunnen niet lós verkregen worden. Na de bekering volgt de doop en bij de doop volgt het ontvangen
van de Heilige Geest. Niet per se in die volgorde. Het is bijzonder
dat de Heilige Geest ‘viel’ op de heidense toehoorders van Petrus’ preek in het huis van Cornelius
(Hand. 10:44 e.v.) en pas daarná werden zij gedoopt in water.
Eerst gedoopt in, vervuld met, de Geest en dan gedoopt in water.
Alles ‘op het geloof van deze mensen’ (11:17). Zoals het toen was zo mag het ook vandaag zijn. Gods Woord is ook voor vandaag, God is Dezelfde, de Here Jezus is Dezelfde en de Heilige Geest is Dezelfde als toen. Voor een ieder die daar weet van heeft, weet dat dit méér is dan in dogmatische verwoordingen kan worden vastgelegd.
Het stijgt boven al ons bevattingsvermogen
uit. Zoals de Joden
verbaasd waren over het werk van de Geest toen (Hand. 10:45), zo staan wij steeds weer verbaasd over het werk van de Geest nu, als mensen tot een levend geloof in de Here Jezus komen.



De Pinksterpreek van Petrus echter omvat meer dan het persoonlijke
geloofsleven. Hij grijpt direct aan het begin al terug naar de profeet Joël die – nota bene (!) – spreekt over de gebeurtenissen in het laatst der dagen, als het Koninkrijk
Gods aanbreekt, nadat de oordelen over de wereld zijn gegaan. Hij spreekt over die oordelen
– over de Grote Verdrukking,
de Dag des Heren (Hand. 2:20) – waarbij tegelijkertijd God naar zijn volk Israël zal omzien en Zijn Geest op hen zal uitstorten. Die belofte moet nog vervuld worden,
maar toch staat juist die belofte
centraal in Petrus’ preek. Een wonderlijk preek, die geen prijs gewonnen
zou hebben vanwege haar ‘homiletische’ logica en schoonheid,
noch om haar dogmatische juistheid. Ze zou subiet worden afgekeurd met een dikke onvoldoende
zo het een examenpreek zou zijn geweest. Dat maakt het geheel eigenlijk bizar. Zijn wij dan zó ver afgeweken van wat de Geest beoogt in het Woord. Hebben we alle dingen zó sterk onderworpen aan eigen regels dat de Geest er zich niet meer in kan vinden?



Geen bijbelgetrouwe christen zou willen ontkennen dat Petrus hier door de Geest heeft gesproken. Dus moeten we er ook vandaag bijzonder acht op slaan. Petrus verwijst naar de tijd van het einde.
De eindtijd is van belang, er staan grote dingen te gebeuren. De woorden van de profeten, hoe schokkend ook voor wie ze hoort en leest, zullen uitkomen in de wereld waarin we leven. De uitstorting
van de Heilige Geest is daarvan het teken en het bewijs, zegt Petrus door de Geest. Daarom
herinnert de Pinksterdag ons ook aan de profetie over het einde der tijden. Het Nederlands Dagblad
vroeg mij onlangs wat het voor je geloofsleven uitmaakt als je gelooft in de vervulling van profetie,
als je let op de tekenen der tijden en leeft in de verwachting van Jezus’ wederkomst. Wat maakt het nu uit, of je het nu gelooft of niet? Zo’n vraag is bijna een aanslag
op heel Gods Woord. Immers, de Bijbel is er vol van: de profeten spraken erover, Jezus spreekt een lange rede erover uit en de apostelen
herinneren ons eraan. Pinksteren
en profetie horen bij elkaar. De Geest van God, die met de Pinksterdag kwam, stelt het zelf centraal, in de preek van Petrus en ook daarna. In zijn toespraak in Handelingen wijst Petrus op de wederkomst van Jezus als Israël zich zou bekeren (Hand. 3:19-21). Bekering, geloof en wederkomst hangen nauw met elkaar samen. Hoe kan men zeggen in het Woord van God te geloven en tegelijkertijd
de profetie verachten en negeren
en dan net doen alsof het alles okay is in het geloofsleven.



Vandaag worden we overspoeld met allerlei vormen van aanvallen op de Schrift. De boeken van Dan Brown, zoals De Da Vinci Code, de misleidende presentatie
van het zogenaamde Judasevangelie en soortgelijke
dingen brengen gelovigen en zeker jonge mensen,
in verwarring. Men kan ook zeggen dat de tijd rijp is voor deze fundamentele aanvallen op God en zijn Woord, omdat de kerk van binnenuit steeds verder
verzwakt. Het geloof wil nog steeds ‘beleefd’ worden
door de jonge generatie en daar is niets mis mee. Maar het wordt door hen nauwelijks gevonden in ‘de gemeenschap der heiligen’. Daarom gaan jongeren op zoek naar dingen buiten de eigen gemeenschap en het gevaar dreigt dat sommigen op drift raken. Natuurlijk, ‘de oprechten zal het Licht opgaan’, en ‘wie zoekt vindt’. Maar in deze ‘geestloze’ toestand, waarin de moderne mens op zoek is naar ‘spiritualiteit’
moet juist de kerk het antwoord geven.


Het antwoord ligt in de Pinksterpreek van Petrus. Het is ‘het laatst der dagen’ en de tekenen vermenigvuldigen
zich op alle terreinen van het leven. De hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad verwees recent in zijn hoofdartikel naar het ‘eindtijdelijke’ karakter
van de massale aanhang van het occulte, esoterische
en de afgoderij. In één adem wijst hij gelukkig naar de troostvolle zekerheid van de spoedige komst van Christus. Het maakt dus wel degelijk uit voor je geloofsleven als je de tekenen van de tijd onderkent.
Allerlei vormen van pseudo-evangelie worden als zoete broodjes verkocht op de reli-markt, want religie
is in. Daarom moet het Bijbelse geluid helder en op deze tijd betrokken(!) worden verkondigd. De profeten, de Here Jezus zelf en de apostelen roepen ons op te letten op de tijd, de tijd te onderkennen en te leven in de verwachting van Jezus’ komst, juist nu het wereldgebeuren zo dreigend wordt.

Het is Pinksteren geweest!