Natsal

Gieneke van Veen-Vrolijk • 87 - 2011 • Uitgave: 16
Ditmaal staan we stil bij het Hebreeuwse werkwoord ‘natsal’. Dit werkwoord vraagt niet alleen onze aandacht omdat het veelvuldig in de Hebreeuwse Bijbel voorkomt, maar ook omdat het ons veel te zeggen heeft wat betreft Gods handelen met de mens.
De basisbetekenis van de stam ‘natsal’ is: afscheiden, ontrukken. Maar afgeleid van deze grondbetekenis en afhankelijk van woordcombinaties en context in de zin betekent ‘natsal’ ook: (uit)redden, verlossen, sparen, (uit)nemen, wegnemen, weghouden, ontkomen, uitrukken.
Het gaat dan in veel gevallen om het sparen voor ellende, ontrukken aan gevaar, uitrukken uit nood. Veelzeggend hierbij dat in zeer veel van de voorkomende gevallen in de Oudtestamentische tekst de Here God het onderwerp van ‘natsal’/uitredden is. Hij maakt zich zo aan de mens bekend als een God van uitredding en bijstand. Hierbij gaat het in veel gevallen om een passieve vorm van ‘natsal’ - uitgered worden - zoals Jakob dat ondervond na zijn worsteling op de plaats die hij ‘Pniël’ noemde: “…ik heb God gezien… en mijn leven werd gered” (Genesis 32:30).1

Hizkia en Jeruzalem in nood
Het werkwoord ‘natsal’/uitredden heeft een opvallende plaats in de geschiedenis van de belegering van Jeruzalem door Sanherib, ten tijde van koning Hizkia (2 Koningen 18-19; 2 Kronieken 32; Jesaja 36, 37). Sanheribs representant, de hooggeplaatste ‘rabsake’2 zegt dat Hizkia niet moet menen dat zijn God hem zou kunnen redden uit het gevaar van de machtige oprukkende koning van Assyrië. Hij blijkt zeer wel op de hoogte van Hizkia’s geloofsvertrouwen op de Here - een bijzonder getuigenis! - en hitst het volk op niet op God te vertrouwen zoals Hizkia hen voorhoudt: “Laat Hizkia u niet bedriegen, want hij zal u niet kunnen ‘natsal’/redden… Laat Hizkia u ook niet doen vertrouwen op de Here door te zeggen: de Here zal ons zeker ‘natsal’/verlossen…” (2 Koningen 18:29,30; Jesaja 36:14-15). Deze rabsake houdt hen leugenbeloften voor en maakt Hizkia’s geloofsuiting tot leugen: “…luister niet naar Hizkia, want hij misleidt u door te zeggen: de Here zal ons ‘natsal’/uitredden” (2 Koningen 18:32).
Hoe wist deze hoge functionaris van Hizkia’s rotsvaste vertrouwen op de Here? Opmerkelijk is het dat hij juist Hizkia’s geloofszekerheid onderuit tracht te halen en hiermee dat van alle Judeeërs. Honend lastert hij God, Hem vergelijkend met vele andere machteloze afgoden die hun volgelingen ook niet konden ‘natsal’/uitredden: “Hebben de goden van de volken… ooit ‘natsal’/doen ontkomen…?” Zijn Godtergende hoonrede sluit hij af met de minachtende vraag: “Zou de Here dan wél Jeruzalem uit mijn hand ‘natsal’/ontrukken?” (2 Koningen 18:33-35; Jesaja 36:19-20). Koning Hizkia zoekt in deze benarde situatie de weg van verootmoediging en gebed en stuurt gedelegeerden naar de profeet Jesaja met het verzoek om geestelijke steun en raad. De Here belooft uitredding en antwoordt: “Zo zegt de Here: Wees niet bevreesd voor de woorden waarmee (ze)… Mij gelasterd hebben” (2 Koningen 19:6-7). Hijzelf zal de godslasteringen beantwoorden. Wanneer de rabsake terugkeert met een vervolg op zijn hoonprovocatie gaat hij in opdracht van Sanherib nóg verder door tegen Hizkia te zeggen: “Laat uw God op wie u vertrouwt u niet bedriegen…” (2 Koningen 19:10). Nu maakt hij de Here God tot leugenaar! Immers, goden stellen niets voor, dus Hizkia’s God evenmin. “Hebben de goden van de volken ‘natsal’/laten ontkomen…?” Hij eindigt zijn godslasterlijke betoog met de uitdagende vraag: “…zou u worden ‘natsal’/uitgered?” (2 Koningen 19:11-12; Jesaja 37:11).
God zelf zou deze spotvraag beantwoorden: “Ik zal deze stad beschermen… omwille van Mijzelf…” (2 Koningen 19:34). Zo streed de engel van de Here voor Juda en versloeg het Assyrische leger (2 Koningen 19:35-37). De Here liet en laat Jeruzalem niet los!

Geloofsvertrouwen
Hizkia’s sterke vertrouwen op de Here was bekend. “Hij vertrouwde op de Here, de God van Israël…” (2 Koningen 18:5). En in dat vertrouwen handelde hij. Zijn geloofsvertrouwen was velen in zijn tijd en omgeving tot voorbeeld, bemoediging en navolging. Maar de Here houdt ook ons nú, in onze situatie en tijd dit geloofsvoorbeeld voor in zijn Woord. Onveranderd is de Here, de almachtige Verlosser, nabij om ‘natsal’/te redden.

Een belangrijke, actuele les is te zien hoe de vijand het, onder meer, op ons geloofsvertrouwen gemunt heeft en daarop zijn pijlen richt (Efeziërs 5:16). Wie echter vasthoudt aan het vertrouwen op de Here ondervindt - zoals Hizkia en de Judeeërs - dat dit geloofsvertrouwen niet beschaamd wordt. De Here biedt uitredding!3

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

Eindnoten
1 Hier en in het vervolg wordt slechts de stam ‘natsal’ benoemd; de verschillende werkwoordsvormen, zoals deze in de Hebreeuwse tekst voorkomen worden hierbij niet vermeld.
2 De term ‘rabsake’ betekent: ‘hoofd bekerdrager’; deze aanduiding doelt hoogstwaarschijnlijk op een hoge militaire functie. Vgl. HSV: ‘commandant’.
3 In een vervolg zal - DV - verder op ‘natsal’ worden ingegaan.