‘Neem, Heer, mijn beide handen…’ (JdH 925)

ds. Johan M. Zijlstra • 84 - 2008 • Uitgave: 24
Voet zetten op Groenlands bodem,
je geliefde verwachten te ontmoeten,
tot in het diepst van je ziel teleurgesteld worden,
Gods macht niet zien, niet ervaren,
desondanks geloven in een veilige aankomst, aan eeuw´ge stranden!

‘Neem, Heer, mijn beide handen…’ (JdH 925)


Julie von Hausmann, de dichteres van dit lied, leefde van 1826 tot 1901. Zij werd geboren in Riga, de hoofdstad van Letland (weet u het nog, van Estland, Letland en Litouwen?). De eerste vertaling in het Nederlands dateert uit 1892, deze vertaling is in de dertiger jaren enigszins gewijzigd. Hendrik Pierson, wij kennen hem van het lied ‘God is getrouw’ (u leest z’n naam onder 248 uit de Opwekkingsbundel, JdH nam dit lied op onder nummer 513) vertaalde dit lied en gaf het eerst uit in zijn eigen bundel ‘Vluchtheuvelgezangen’.
In diverse bundels is dit lied net weer iets anders vertaald of opnieuw bewerkt. Zo is bijvoorbeeld soms het archaïsche ‘Gij’ omgezet in ‘U’.
Julie von Hausmann was een bescheiden vrouw. Zij had niet de bedoeling haar gedichten aan de openbaarheid prijs te geven. Ze dichtte eigenlijk alleen maar voor een uiterst kleine familiekring en - bij uitzondering - voor wat goede vrienden. Alleen, haar liederen werden ontdekt door een predikant in Berlijn, een man met een groot hart voor de zending. Hij publiceerde een deel van haar liederen in de bundel die hij uitgaf voor een tehuis in Hongkong, een huis dat speciaal werd opgezet voor weeskinderen. Julie noemde haar eigen bundel ‘Meibloemen, liederen van een stille in den lande’ haar naam vermeldde ze daar niet eens in. Wie zou bij de titel die zij haar bundel meegaf niet denken aan psalm 149?

Hij kent de stillen in den lande
het heil is nu ophanden.


‘Neem, Heer, mijn beide handen’ is een interkerkelijk lied geworden, vaak te beluisteren in radio- en tv-programma’s met gewijde muziek. Nee, geen lied om uitbundig te lofprijzen, om uitvoerig te aanbidden. Wel een lied om door getroost en bemoedigd te worden. Is daar, bij alle eigentijdse praise- en lofprijzingsliederen, vandaag aan de dag nog plaats voor? Hebben we, al of niet op zondagmorgen, aandacht en oog voor allen ‘voor wie het leven tegenzit’?
Overigens, dat zat het Julie van Hausmann wel, het leven zat haar ernstig tegen. Aanvankelijk verpleegden de twee dochters Hausmann hun zieke ouders, later werd Julie zelf ziek. Haar trouwplannen konden maar ternauwernood doorgaan, de trouwplechtigheid vond plaats aan haar ziekbed. Haar man vertrok naar Groenland om daar het Evangelie te gaan prediken, Julie zou hem - als ze nog mocht herstellen - nareizen. Tegen alle verwachting in herstelde ze en scheepte zich in voor de reis naar Groenland. Alleen, haar spanningsvol uitkijken naar hem die haar op zou wachten, werd niet beloond. Eenmaal aan wal vertelde een Eskimo in een paar amper verstaanbare woorden Duits dat haar man de dag tevoren was gestorven. Een besmettelijk ziekte had een einde gemaakt aan zijn leven. Hij was het slachtoffer geworden van eigen inspanningen om de ziekte bij anderen te bestrijden. Compleet terneergeslagen en ontredderd voelde zij zich, ver weg in een vreemd land en stuk van verdriet, moederziel alleen. Al haar verlangens en idealen waren de bodem ingeslagen. Staande bij het graf van haar man, door verdriet compleet overmand, ontstond in haar bedroefde hart, de eerste gedachte dit lied te maken. Leest u, zingt u, proeft u de diepbedroefde taal in haar woorden? Het pad kan smal zijn, elke schrede, elke stap kan zwaar vallen, je vast geleide moet van elders, van Hem, komen, de baren van de levenszee kunnen ongewis zijn, de nacht is wel eens erg duister en Zijn grote macht soms verborgen.
Vergeet niet, voordat u het lied gaat zingen, 1 Petrus 1 te lezen, de verzen zes tot en met tien. Ook voor ons lezers, gelovigen uit de eenentwintigste eeuw, zijn de verzoekingen slechts voor korte tijd, het einddoel van het geloof bereiken, ontvangen we. Daar zingen we van:

‘tot ik aan eeuw’ge stranden, de ruste vind’

Ds. Johan M. Zijlstra