Noach, de prediker der gerechtigheid (2)

ds. Jac. Schouten • 84 - 2008 • Uitgave: 7
Als er één zaak is die in deze tijd tegenspraak ontvangt, dan is dat de prediking over het oordeel. Toch hoort het bij de verkondiging van het evangelie. Er zijn twee wegen, één ten oordeel, één ter redding. De prediker die hierin niet getrouw is, faalt in zijn arbeid. Men zegt vandaag dat de liefde gepredikt moet worden. En dat is juist, want God is liefde. En omdat God liefde is, heeft Hij Zijn eigen Zoon naar deze aarde gezonden, om voor allen die geloven het oordeel te dragen. Tegelijk was Hij daarmee de weg tot redding.
Noach stond met een zware last in de wereld van zijn tijd. Een wereld waarin de boosheid van de mensen zeer groot was. Zo groot dat God besluit het oordeel van de zondvloed over deze aarde te brengen. Maar nooit is er een oordeel zonder een genadeweg. Het oordeel komt, maar God kiest Noach uit om de ark, de enige plaats tot redding, te gaan bouwen en om daarnaast de boodschap van redding door te geven.
Nu kunnen we veel schrijven over de boosheid van de mensen, de zonde, maar eerst ligt daar de vraag waarom God Noach uitkiest. In Genesis 6:8 vinden we het antwoord, Noach vond genade in de ogen des Heren. Het waarom lezen we later in de Bijbel. De Heilige Geest maakt ons duidelijk dat Noach in zijn gerechtigheid op één lijn staat met Daniël en Job (Ez. 14:14). Daarnaast lezen we in 2 Petrus 2:5 dat Noach de prediker der gerechtigheid wordt genoemd. En in Hebreeën 11:7 zien we hoe zijn naam voorkomt bij de geloofshelden van de oude tijd. Bovendien wordt hier ook zijn eerbied genoemd.
Hiermede wordt duidelijk dat Noach anders is dan de mensen van zijn tijd. Ergens in de Bijbel horen we de klacht dat er niemand is die God ernstig zoekt, maar temidden van het ongeloof van die dagen hoort Noach bij hen die de naam des Heren aanroepen (Gen. 4:26).
Deze Noach werd door God geroepen tot twee zaken. Hij mocht de reddingsark bouwen, tot redding van heel de schepping, mens en dier. En hij mocht de reddende boodschap laten horen. We lezen het niet, maar zal Noach bij dit werk ook zijn knieën niet gebogen hebben, tot God geroepen hebben tot behoud van zijn familie, vrienden en buren? We denken dat Noach niet alleen het werk gedaan heeft, maar ook de priesterdienst heeft verricht om de mensheid voor Gods aangezicht te brengen. Honderdtwintig jaar heeft het geduurd. Voor Noach honderdtwintig jaar van bouwen, prediken en bidden. De mensheid kon het weten.
Vandaag staat Gods gemeente in deze boze wereld. Wat doen wij tot redding van de mensen? Want wij leven wel in een wereld die het oordeel tegemoet gaat. De Bijbel is daar niet onduidelijk over. Als wij niet oordeel en redding bekend maken, wie moet het dan doen? Zoals Noach een zware last op zich kreeg, zo hebben ook wij deze last gekregen om het evangelie te verkondigen en te waarschuwen voor het komend oordeel.
Wat heeft de wereld met de boodschap van Noach gedaan? Het wordt ons duidelijk wanneer wij maar acht mensen de ark zien binnengaan. We horen het Petrus zeggen: “Noach en zeven anderen”, dat is alles. De Here Jezus zegt daarvan: “dat zij niets bemerkten, totdat de zondvloed kwam.” Toen was het te laat, want God had zelf de deur van de ark dicht gedaan.
Het is een tragisch woord: “Zij bemerkten het niet.” Er wordt op de boodschap van redding en genade geen acht geslagen. Het is de trieste balans van honderdtwintig jaar werken, prediken en uitnodigen. Wat zal de balans zijn voor onze tijd? Hoeveel mensen gaan vandaag aan de boodschap van oordeel en genade voorbij? Soms met koude onverschilligheid, soms met ongeloof. Dikwijls met spot.
In het geloofsboek van God staat Noach ons ten voorbeeld. We zien Noach gaan, niet meedoend aan de boosheden en goddeloosheden van zijn tijdgenoten. We zien Noach alleen staan bij de ark, terwijl allen er aan voorbijgaan. De goddeloosheid en de spot zal hem wel pijn hebben gedaan, maar hij bleef staande. Evenals Lot zal ook Noach zijn rechtvaardige ziel geweend hebben bij alles wat hij zag en hoorde. Hoe staat het met ons, Gods gemeente in deze laatste tijd, de eindtijd?
Noach wandelde met God, zo lezen we in Genesis 6:9. Hoe is onze levenswandel? Is dat wandel met God? We lezen het zo duidelijk in Gods woord: “Dit wil God, uw heiliging.”
We zien nog eenmaal naar Noach. Als de zondvloed de aarde geteisterd heeft en niemand is overgebleven dan de acht die de ark waren binnengegaan, vinden we Noach voor het aangezicht des Heren. Hij bouwt de Here een altaar.
Het valt telkens weer op dat de geloofshelden uit oude tijd overal een altaar bouwden waar zij kwamen, waar de weg van de Here hen heenvoerde. Een altaar, een plaats van toewijding en aanbidding. Een plaats van dankbaarheid. In onze tijd bouwen wij geen altaar meer, maar wij hebben de plaats van gebed, waarbij we mogen zingen: “Hier, in uw heiligdom, dicht bij de troon.” Het is de genadetroon waarbij we mogen danken voor de redding, waarbij we mogen bidden voor een verloren wereld, waar we ons aan de Here mogen toewijden in de dienst van het getuigenis. Zijn wij trouw aan dat getuigenis?

Ds. Jac. Schouten