Nog zevenduizend overgelaten...!

Feike ter Velde • 87 - 2011 • Uitgave: 23
Hoewel de christen in deze wereld veelal alleen wandelt (zie vorige Tijdspiegel), is het vandaag ook van belang te zien dat de Here God nog zevenduizend geloofsgenoten heeft bewaard, die hun knieën niet voor de Baäl hebben gebogen en zijn mond niet hebben gekust. De Kerk kent nog een krachtige kern die staat voor de waarheid van God en de Belijdenis van de Schrift hooghoudt. Bij alle verval moeten we de feiten zien zoals ze zijn.
De ervaring van Elia kan ons veel leren voor vandaag. Hij was een mens als wij!


De geschiedenis van de profeet Elia, opgetekend in het Bijbelboek Koningen, is indrukwekkend en vooral leerzaam. Het laat ons de zwakte van de mens zien in barre omstandigheden, maar ook de grote macht van God die Hij juist in die zwakheid wil manifesteren. Het was met Elia gegaan van de diepte van beek Krith naar de hoogte van de berg Karmel. De profeet moest immers vluchten voor de macht van een door de duivel bezeten vrouw, Izébel, de vrouw van de koning van Israël, Achab. Zij had zelf de leiding gehad in het doden van de priesters en profeten van God in het land. Zij kwam uit Sidon en was de dochter van een koning, Ethbaäl en Achab ging haar goden dienen, tempels voor die goden bouwen en krenkte de God van Israël meer dan al zijn voorgangers.
Dit was voor Elia, in een samenleving waarin de dood heerste, geen leven meer. Achab was natuurlijk niet de enige koning die deze zonde beging om een occult bezeten vrouw te huwen. Salomo deed dat ook al. Zijn vrouwen voerden Salomo’s geest mee naar de andere goden (1 Koningen 11:4). Hij ging Astarte, de godin van de Sidoniërs aanbidden. Hij bouwde zelfs offerplaatsen voor de goden van de Ammonieten en van de Moabieten. En voor de god Moloch, die kinderoffers eiste. Achab had zelfs aan de machtige koning Salomo een slecht voorbeeld. Van Astarte zijn in de archeologie veel beeldjes gevonden, de naakte vrouw. Zij staat symbool voor de versekste maatschappij, waaraan ook Salomo en zijn onderdanen zich meer en meer hadden overgeven.

Onder de regering van Achab werden door Izébel en de soldaten die tot haar beschikking stonden de priesters in Israël vermoord. Die moesten weg. Dat waren sta-in-de-weg mensen, waardoor men niet helemaal los kon gaan in de smerigste perversiteiten. Alle herinnering aan God en Zijn geboden moesten worden uitgewist. Izébel, vol van haat tegen de God van Israël, kon dankzij koning Achab haar zin doordrijven en haar doelen bereiken. Toen stond Elia op, met gevaar voor eigen leven en richtte zich tot Achab: ‘Zo waar de Here, de God van Israël, leeft, in Wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord’ (1 Koningen 17:1).
Elia deed niets anders dan gehoor geven aan Gods Woord! Immers, als Israël andere goden zou gaan nalopen, met alle praktische gevolgen van dien, zoals seksuele perversiteit, kindermoord en huwelijksontrouw, dan zou de hemel geen regen meer geven. De hemel zal tot koper worden en de aarde tot ijzer (Deuteronomium 28:23). Elia heeft deze dingen over Israël zien komen en heeft misschien wel gebeden: ‘Here, het is tijd voor U om op te treden, want zij hebben Uw wet verbroken’ (Psalm 119:126). En dan gaat Elia spreken, met groot gezag… rechtstreeks tot de koning! Dit zou hem duur komen te staan, zo’n brutaliteit. Daarom zei de Here: ‘Ga van hier, Elia en verberg je bij de beek Krith. Ik heb het water gekeurd en je kunt uit de beek drinken en Ik heb de raven geboden je elke dag voedsel te brengen. En zo begon de droogte in Israël, drieënhalf jaar. Ook de beek Krith droogde op.’

Wel, we kennen de geschiedenis verder. Elia handelt naar het Woord van de Here en komt zo tegenover de Baälpriesters op de berg Karmel te staan. Op Elia’s bevel waren ze daar samengeroepen. Hij had de koning bevel(!) gegeven (1 Koningen 18:19) om de Baälpriesters en de priesters van Asjéra – die bij Izébel aan de tafel aten – te verzamelen op de Karmel. Deze god Asjéra was de god van de vruchtbaarheid, van de seksuele perversiteit en van homoseksualiteit. Ook wel de gruwel der Sidoniërs genoemd. Dit was de geest waardoor Izébel werd geleid. Ook in de gemeente van Thyatira komen we Izébel tegen (Openbaring 2:20), die de knechten van God leert en verleidt tot zonde! Maar de God van Israël komt haar tegen en rekent met haar af. Maar eerst de confrontatie met deze priesters.

Het enorme spektakel vangt aan. Maar het volk zweeg, de priesters schreeuwden naar hun goden, maar die deden niets. Dan spreekt Elia een machtswoord, bidt en dan komt er regen op het land! Ondanks alle zegen ziet Elia alleen maar dat Izébel de macht nog heeft behouden en dat ze nu ook zijn leven bedreigt. Maar op een dag wordt ze uit een raam gesmeten en vreten wilde honden haar grotendeels op (2 Koningen 9:33-37). Het Godsoordeel was toch gekomen.
In al die nood had de Here nog zevenduizend priesters in het land bewaard. “Elia”, was de boodschap van God, “je bent niet alleen. Zoals ik voor je gezorgd heb bij de beek Krith, zoals ik Mijn macht toonde op de berg Karmel, zo zal ik er ook vandaag voor je zijn. Vrees niet man, maar vat moed”, krijgt hij te horen. Dat had de Here ook al gezegd toen hij onder de bremstruik lag en om euthanasie had gevraagd (1 Koningen 19:4). Maar de levende God had nog een pagina geschiedenis aan het leven Elia toe te voegen, voordat hij met vurige paarden en wagens in heerlijkheid zou worden opgenomen.

Voordat de Gemeente in heerlijkheid wordt opgenomen, gaat de Here nog wat doen op aarde. Laten we geloof hebben in Zijn Woord en ons verheugen in Zijn trouw. De dagen zijn duister, de vooruitzichten in kerk en samenleving somber, de economie brengt grote onzekerheid, zodat ook het werk van de Here op tal van plaatsen kan worden aangetast, omdat het geld op is. Maar laten we dán ook op de Here vertrouwen, want Hij is de God van Elia! Als Jakobus spreekt over lijden en moeite, als hij spreekt over de tijd van de wederkomst van de Here Jezus, spreekt hij ook over toebereiding, volharding in het gebed en wijst op de profeten. We zouden aan hen een voorbeeld moeten nemen (Jakobus 5:10).
Even later spreekt hij dan ook over Elia als voorbeeld voor ons. Hij was een mens als wij! En toch deed de Here grote dingen door Elia in zware tijden. Laten wij dus vooral niet onder de bremstruik gaan liggen om te wachten op het einde. Laten we opstaan, ouderen en jongeren en de handen uit de mouwen steken. Er is een groot werk te doen. In de eerste plaats is er de gebedsstrijd. Elia leefde te midden van goddeloosheid en heidendom. Maar hijzelf bleef trouw aan de God van Israël. Dat moeten wij ook doen, ondanks alle tegenslag, teleurstelling en onzekerheid. Bovendien geldt ook voor ons dat er nog zevenduizend zijn die de knieën niet voor Baäl hebben gebogen. Zoek betrouwbare mensen om je heen met wie je kunt bidden en de Bijbel kunt lezen, zodat je elkaar tot steun en bemoediging bent. Wees zelf vooral ook iemand die anderen bemoedigt. Leg je toe op de bemoediging! Dat is een grootse taak.

De gemeente van Christus moet met name de plaats zijn waar we ons bevinden in de grazige weiden van Gods liefde en aan de stille wateren van Zijn genade. Het is Gods bedoeling dat een ieder persoonlijk daaraan zijn bijdrage levert. Immers, de Gemeente van Christus is de Bruid die straks de hemelse Bruidegom gaat ontmoeten en begroeten. De Heilige Geest wil haar tooien met de gaven en de schatten van de Heilige Geest. Kijk zó naar de andere leden van de Gemeente en ga ontdekken wat de levende God ook in hen heeft geïnvesteerd aan rijkdommen, die we aan elkaar mogen uitdelen. Daar past geen zonde, geen jaloezie, geen geroddel of negatief gepraat meer bij. Dat ga je dan ervaren als zeer schadelijk voor de Bruid van Christus. Dat wil toch niemand? Als er wel roddel en achterklap in de Gemeente is, dan moet het roer óm! Dan moet er bekering komen en belijdenis van schuld, aan de Here en aan elkaar. Want het is de grote liefde van God, die ons die zevenduizend heeft overgelaten, opdat wij vandaag en in deze samenleving, de gemeenschap der heiligen zouden kunnen beleven en we zo ook zelf deel van de Bruidsgemeente zouden zijn.

Laten we ons leven reinigen en heiligen. Vraag een andere betrouwbare broeder of zuster wat er nog aan je veranderd moet worden, zodat je daaraan kunt gaan werken. Onze vriend en broeder, Joop Schotanus, die onlangs in heerlijkheid werd opgenomen, zei eens: “Door kritiek van anderen kun je veel over jezelf te weten komen.” Een wijze uitspraak, zoals hij veel vaker had! Laten we dus aan de slag gaan: hoe ziet uw persoonlijke Bijbelstudietijd eruit? Bezoekt u al een geregelde gebedsbijeenkomst? Wanneer hebt voor het laatst iemand bemoedigd? Enfin… kort gezegd: ‘Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen’ (Psalm 33:18).

Feike ter Velde